In de gewone omgangstaal aangeduid als Dierentuin modo Zoo, aan de westzijde begrensd door Koningin Astridplein-Pelikaansstraat, waar hij achter het Centraal Station doorloopt, aan de zuidzijde door de Ploegstraat, aan de oostzijde door de westelijke huizenrij van de Ommeganckstraat en aan de noordzijde door de zuidelijke bebouwing van de Carnotstraat.
De Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen (KMDA) werd gesticht op 21 juli 1843 door J. Kets en F. Loos. Buiten de stadswallen, nabij het toenmalige Ooststation, werd een hoveniersgrond gekocht van 1 hectare 59 are 40 centiare met toegang aan de Carnotstraat. In 1855 bedroeg de totale oppervlakte reeds circa 9 hectare en in 1904 werd de huidige oppervlakte van circa 10 hectare bereikt, waarvoor onder meer een aantal huizen aan de Ommeganckstraat werd opgeofferd (zie bouwaanvragen van 1898). Plannen werden voorzien voor een museum, waar ook dieren een onderkomen konden vinden, een directeurswoning en een verenigingslokaal voor abonnees; hiervoor werden de architecten A. Demarbaix en A. Lambeau aangesteld; de geplande gebouwen werden gerealiseerd alsook een apengalerij, een achthoekige kooi en twee rustieke kooien.
In 1851 werd K. Servais als architect aan de KMDA verbonden; in de periode 1847-61 werd een enorme activiteit in de nog jonge maatschappij ontwikkeld; op een plan van 1861 tellen we niet minder dan vierenveertig constructies, waarvan nu alleen nog de Egyptische tempel en de roofvogelkooien min of meer onbeschadigd zijn overgebleven.
K. Servais stierf in 1892 en werd opgevolgd door Emile Thielens. Onder zijn beleid kende de KMDA een zeer grote vernieuwingstrend, mede door de laatste gebiedsuitbreiding aan de Ploegstraat. Talloze gebouwen werden door hem ontworpen en opgetrokken en dit steeds aan de uiterste limieten van de tuin; belangrijk voor deze periode is ook de aanleg van het Panoramapark in samenwerking met L. Blockx.
Door de bouw van het Centraal Station vanaf 1895 moest van verdere uitbreiding in deze richting worden afgezien. Er werd nu ook een definitieve beslissing genomen in verband met de heraanleg van de inkompartij, die van de Carnotstraat naar het Koningin Astridplein werd verplaatst.
In de periode tussen 1910 en 1945, met haar twee wereldoorlogen en economische crisis, was alle aandacht gericht op het voortbestaan van de maatschappij; voor grote infrastructuurwerken was geen geld voorhanden. Vermeldenswaardig voor deze periode is de ontluikende tendens om de dieren niet langer achter tralies maar in ruime open perken tentoon te stellen. Na de Tweede Wereldoorlog is de zwaar getroffen Dierentuin dringend aan herstel toe; het is René Grosemans die deze taak op zich neemt en de tuin verrijkt met drie opmerkelijke constructies, met name het primatengebouw (1957), het roofdierencomplex met dolphinarium (1967) en het meer recente apengebouw (1976); het zalencomplex werd aangepast en vernieuwd onder leiding van Rie Haan (1958-60). Een volledig bevloeiingssysteem tot behoud van het bomenbestand werd ingevoerd in 1982.
Bij Koninklijk Besluit van 22 juni 1983 werd de de Dierentuin in zijn geheel als monument en als landschap beschermd.
Restauratiewerken van het Dierentuincomplex werden uitgevoerd onder leiding van G. Demoor en L. Fornoville, in 1985 en de daarop volgende jaren.
Het landschapspark naar ontwerp van E. Van Cuyck, 1845, bestaat uit een langs vijvers gegroepeerd samenhangend geheel van pleinen, gras- en bloemenperken en bomengroepen; het padenverloop is bochtig en weinig opvallend. Talloze beelden, waaronder verscheidene van bekende kunstenaars verfraaien de tuin. De gebouwen zijn overwegend ingeplant aan de rand van het terrein.
Vanaf de oprichting van de KMDA werd er ook muziek gemaakt in de tuin; de concerten, in de eerste plaats bedoeld als vermaak voor de leden, bereikten in de loop der jaren een hoog artistiek niveau. De kiosk speelt dan ook een belangrijke rol; ze werd verschillende malen vervangen, maar haar centrale plaats voor het museum bleef steeds behouden; de huidige kiosk werd ontworpen door René Grosemans in 1947.
- Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossiers D2, 1898, Modern Archief 20.331, dosssier 471; Modern Archief 20.337, dossier 1658.