Kleine tuinwijk uit 1924 naar ontwerp van Oscar Van de Voorde, en eerste realisatie van de sociale huisvestingsmaatschappij Samenwerkende Maatschappij tot het bouwen van gezonde en goedkope werkmanswoningen te Ledeberg. Begin jaren dertig verdicht met appartementsgebouwtjes (gesloopt).
De wijk bestaat uit één beperkte centrale groenzone en 50 woningen gegroepeerd per vier, zes of acht. De hoekhuizen met vooruitspringende puntgevels, aanbouwen onder doorlopend zadeldak en steunberen verlenen het geheel een regionalistisch-pittoresk karakter. Dit karakter werd oorspronkelijk nog versterkt door wit schrijnwerk (met ruitmotief in de deuren) en vensterluiken.
In 1922 maakte de Gentse architect Oscar Van de Voorde een ontwerp van een tuinwijk met 50 woningen in opdracht van de pas opgerichte sociale huisvestingsmaatschappij Samenwerkende Maatschappij tot het bouwen van gezonde en goedkope werkmanswoningen te Ledeberg (later: Gezonde Huisvesting Ledeberg). De uitvoering gebeurde in 1923-1924 door aannemer Charles Vereecke (Korte Haardstraat 26, Gent). De wijk en in het bijzonder de huizen werden door de Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen en Woonvertrekken (NMGWW) naar voor geschoven als een modelvoorbeeld. Omwille van het feit dat hier heel wat gezinnen gehuisvest werden die in de privémarkt buitengezet waren, kreeg deze wijk de bijnaam "Kwartier der uitgezetten".
Tussen 1928 en 1932 werd de wijk verdicht met vijf appartementsgebouwen van drie bouwlagen onder een plat dak met telkens zes appartementen. Als architect hiervan wordt zowel Oscar Van de Voorde als Armand De Buck vermeld. Aannemer was Deschepper (Wetteren). In de jaren vijftig werd één hoekwoning in de Bellevuestraat, één huizenblok van vier woningen in de Vuurkruisersstraat en één appartementsblok (kant Gaston Crommenlaan) gesloopt voor de aanleg van de autoweg E17. De overige appartementsblokken sneuvelden in de periode 1980-1994 voor garageblokken en een groenpleintje. Vanaf midden jaren negentig werd gestart met renovatie van de woningen onder leiding van V.O.F. Buro voor Architectuur De Rocker – Paepen – De Geyter.
Typische, kleine tuinwijk uit de eerste helft van de jaren twintig, bestaande uit een vijftigtal eenvoudige bakstenen enkelhuizen van twee traveeën en twee bouwlagen opgetrokken in groepjes van vier, zes of acht, onder pannen zadeldaken. De openbare groenzone is beperkt tot één grasveld met monumentale treurwilg (aangeplant circa 1975). Mogelijk bevonden zich oorspronkelijk ook openbare groenzones waar in 1932 de appartementsgebouwen werden opgericht.
De hoekhuizen met vooruitspringende puntgevels, aanbouwen onder doorlopend zadeldak en steunberen verlenen het geheel een regionalistisch-pittoresk karakter. De gevels worden verder gekenmerkt door rechthoekige ruime vensters onder baksteenlijsten en deuren in vlakke baksteenomlijsting. Boven de voordeuren bevindt zich een ruitvormig baksteenmotief, typisch voor architect Oscar Van de Voorde. In het modelalbum van de NMGWW worden de woningen afgebeeld met witgekalkte gevels en zwarte plint maar dit werd waarschijnlijk niet uitgevoerd. De vensterluiken en het oorspronkelijke, witte schrijnwerk (met ruitmotief in de deuren) bleven nergens bewaard. Het interieur bevatte oorspronkelijk een spreekkamer en ruime woonkeuken op het gelijkvloers, en drie slaapkamers boven. WC, kolenkot, stal en schotelhuis bevonden zich in een annex.
Architecturale en stedenbouwkundige waarde als een representatief en relatief goed bewaard voorbeeld van de kleine tuinwijken die in Vlaanderen gerealiseerd werden tijdens de eerste helft van de jaren twintig en meer specifiek van de sociale woningbouw die Oscar Van de Voorde tijdens het interbellum in Gent ontwierp. Het gevelbeeld bleef vrij goed bewaard, met uitzondering van het witte schrijnwerk en de vensterluiken. De afbraak van de appartementsgebouwen schaadt de architecturale en stedenbouwkundige waarde niet omdat deze gebouwen geen deel uitmaakten van het oorspronkelijke concept en te dicht op de bestaande woningen waren ingeplant. Bepalende erfgoedelementen zijn de aanleg (met open ruimtes) en de architecturale schaal (laagbouw), het silhouet (dakenlandschap en gevelvormen zoals puntgevels), de muuropeningen en de materialiteit (baksteen en dakpannen).
Auteurs: Verbeeck, Mieke; Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verbeeck M. & Vandeweghe E. 2015: Bellevuewijk [online], https://id.erfgoed.net/teksten/177238 (geraadpleegd op ).
Kleine doorsnee-tuinwijk van circa 1925 met regionalistische strekking, kenmerkend voor architect O. Van de Voorde. De Rodeleeuwstraat vertrekt in de Bellevuestraat en loopt na een bocht dood op een beplant pleintje. Eenvoudige bakstenen enkelhuizen van twee traveeën en twee bouwlagen opgetrokken in groepjes van vier of zes of acht, onder pannen zadeldaken. Hoekhuizen, met vooruitspringende puntgevels als ritmerend element. Rechthoekige ruime vensters onder baksteenlijsten, deuren in vlakke baksteenomlijsting.
Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. 1982: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, Fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4nd, Brussel - Gent.
Auteurs: Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verbeeck M. 1983: Bellevuewijk [online], https://id.erfgoed.net/teksten/156143 (geraadpleegd op ).