Het Patershol is een klein maar dichtbebouwd stadsgebied in de schaduw van het Gravensteen. De wijk wordt gekenmerkt door enkele grote, religieuze ensembles, luxueuze herenhuizen en voornamelijk veel middeleeuwse stadswoningen.
Historiek en beschrijving
Wat in Gent algemeen 'Het Patershol' wordt genoemd, is een klein maar dichtbebouwd stadsgebied van zowat 4,5 hectare groot, tussen de Lange Steenstraat in het noorden, het Sluizeken in het oosten, de Leie in het zuiden en de Geldmunt in het westen.
In het begin van de 10de eeuw werd langs de linkeroever van de Leie een omwalde grafelijke versterking of castrum in de vorm van een eiland opgericht. Het eiland was op dat moment een grafelijk gebied dat los stond van de rest van de stad. De site, waar de horigen van de graaf verbleven, werd in de 10de eeuw uitgebreid en versterkt en kreeg de naam 'vetus burgus' of Oudburg. Pas in de late 11de eeuw werd er door de graaf een stenen zaalgebouw opgericht dat onder graaf Filip van den Elzas werd omgebouwd tot een machtige burcht, gekend als het Gravensteen. In de schaduw van deze burcht ontstond de wijk het Patershol, in de lengte doorsneden door de in 1872 gedempte Plotersgracht.
De oudste bewoningssporen in het Patershol klimmen op tot de 12de eeuw. Maar de ambachtelijke activiteiten die we terugvinden in toponiemen als Corduwaniersstraat en Plotersgracht, met name verwijzend naar de lederbewerking, zouden nog ouder kunnen zijn. Het is inderdaad zo dat deze stadswijk vanaf haar ontstaan tot in de 18de eeuw werd gekenmerkt door de bedrijvigheid van de lederbewerking.
In het Patershol komen enkele grote ensembles voor. Het oudste en ook het grootste is het Caermersklooster of het klooster van de geschoeide karmelieten. De oorspronkelijke refuge van de abdij van Cambron, in 1287 overgenomen door de karmelieten, groeide uit tot twee grote vleugelensembles die rond twee binnentuinen werden opgericht. Eén van de vleugels wordt gevormd door de opvallende grote kerk. Aan het Caermersklooster paalt het Drongenhof. Hier groeide, in de 17de eeuw, uit een toevluchtshuis, een norbertijnenklooster. Van de gebouwen blijft hoofdzakelijk de kapel over. Een derde groot ensemble wordt gevormd door het Kinderen Alijnshospitaal, een godshuis dat in 1363 aan de Kraanlei ontstond en nu het museum 'Huis van Alijn' huisvest.
In de 17de en 18de eeuw genoot het Patershol veel belangstelling vanwege magistraten en advocaten die verbonden waren aan de bestuursorganen die toen in het naburige Gravensteen zetelden. Hiervan getuigen de talrijke luxueuze herenhuizen uit die periode. De meeste zijn opgericht in de typische traditionele bak- en zandsteenstijl, met toevoeging van eigentijdse decoratieve elementen.
Daarnaast omvat het Patershol hoofdzakelijk kleinschalige gebouwen waarvan een groot aantal apart als monument werd beschermd.
In de loop van de 19de eeuw veranderde de vervallen buurt totaal van karakter. De opkomst van de industrie trok veel mensen aan die een goedkoop onderkomen zochten in de verouderde huizen. Mede omdat in de onmiddellijke nabijheid, onder meer in het Gravensteen, fabrieken waren opgericht, werd het Patershol op korte tijd een arbeiderswijk. De tuinen werden dicht gebouwd en de grote gehelen werden in wooneenheden opgesplitst. Op het einde van de 19de eeuw ging de industrie zich echter elders vestigen. Met het verdwijnen van de werkplaatsen in de buurt, trokken ook de arbeiders weg.
Vooral na de Eerste Wereldoorlog werd de intussen uitgeleefde wijk een toevluchtsoord voor verpauperde bevolkingsgroepen en marginalen. Het Patershol was een slecht befaamde buurt geworden in het hart van de stad, met een groot aantal logementshuizen, kroegen en bordelen.
Sedert de Tweede Wereldoorlog werden diverse sanerings- en renovatieplannen opgesteld. De uitvoering ervan bleef echter zeer lang op zich wachten. In de jaren 1970 kwam daardoor op privé-initiatief een spontane heropleving op gang. Vooral horecabedrijven begonnen toen brood te zien in de kleinschalige wijk in het oude centrum van de stad. Door de verkrotting enerzijds en - paradoxaal genoeg - de speculatieve prijsstijging van gronden anderzijds, moesten de meeste armere bewoners uitwijken. Het doorzetten van deze tendens, die op een uitsluitende handelsactiviteit had kunnen uitmonden, dreigde de leefbaarheid in gevaar te brengen van een woonwijk die tot in de jaren 1960 een druk sociaal leven kende en toen voornamelijk op kunstenaars en studenten een grote aantrekkingskracht uitoefende.
Sedert het einde van de jaren 1970 kregen plannen om de oude wijk te conserveren en er de woonfunctie te herstellen, concreet vorm. Het stadsbestuur kocht en restaureerde een aantal verkrotte panden en de gemeenteraad keurde een actieplan goed dat voorzag in een coördinatie tussen privé- en overheidsinitiatief, de afbakening van zones voor huisvesting, het verkeersvrij maken van de zone, het verplicht onderhoud van de panden door de eigenaars en een subsidiereglement voor renovatie.
- DE KEGEL A. (e.a.) 1992: 'Beschermde monumenten in Oost-Vlaanderen. Arrondissement Gent.', Gent, 169-172.
- VAN BOCKSTAELE K. en DEBACKER J., s.d.: Het Patershol: een bijzondere Gentse wijk. Een historische wandeling.' [online] http://patershol.org/de-buurt/geschiedenis-patershol (geraadpleegd op 30 april 2015).