Teksten van Kasteeldomein Hemiksemhof

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/13107

Kasteeldomein Hemiksemhof ()

Historiek

Het domein gaat vermoedelijk terug op een 14de-eeuwse kern. Het hof zou als landbouwuitbating voor 1380 opgericht zijn door de familie Sanders. Pas in 1408 werd voor het eerst melding gemaakt van het “Jan Sandershoff” te Hemiksem. Het hof was een afzonderlijke grondheerlijkheid en laathof in leen gehouden door de abt van de Sint-Bernardusabdij. In 1459 kwam het hof in handen van Anton van Brabant, de bastaardzoon van de hertog van Bourgondië. Omstreeks 1480 was het goed in handen van Costen van Berchem, om in 1489 opnieuw bij Antoon van Brabant terecht te komen. Bij diens dood in 1498 ging het hof over op zijn erfgenamen om in 1512 verkocht te worden aan Rombout van Wachtendonck.

Het leenverhef voor het Hemiksemhof gebeurde in 1514. Door Rombout van Wachtendonck werd het vervallen kasteel herbouwd. In deze toestand bleef het grotendeels bewaard tot in het derde kwart van de 18de eeuw. Het was een waterslot met binnenhof, toegankelijk via een vaste brug en een ophaalbrug. Op de hoeken van de toegangszijde bevonden zich een poorttoren en een donjon. Door een huwelijk kwam het goed in 1519 in het bezit van de familie de Tassis, een familie van postmeesters, vandaar de benaming Postmeestershof. Later werden de leden van deze familie benoemd tot graven en prinsen. De familie de Tassis behield het domein 150 jaar.

Eind 16de eeuw raakte het kasteel fel beschadigd door diefstal van ijzerwerk en lood en werd het tevens gedeeltelijk afgebrand. In 1701 werd het goed samen met het cijnsgoed Vaerlaereycke aangekocht door Jan J. de Coninck, opgevolgd door Anna Maria Leerse (1722), Peter Gerardi (1739), Frans Schilder (1740) en Paul Schilder (1750). Omstreeks 1760-1770 liet deze laatste het huidige sober classicistisch kasteel optrekken met U-vormige plattegrond. Er werd geen rekening gehouden met het oorspronkelijke grondplan, hoewel bepaalde muren van het oude kasteel toch werden bewaard.

In 1774 kwam het domein in bezit van de familie de Pret die de hovingen en landerijen wijzigde, dreven en nieuwe parken liet aanleggen en vijvers liet graven. Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) wordt nog een formele aanleg weergegeven: het goed is gelegen aan de dries van Hemiksem ten zuidoosten van de kerk. Binnen een grote vijver bevinden zich drie eilanden. Via het poortgebouw aan de dries betreedt men een eerste eiland met dienstgebouwen en schematisch weergegeven tuinen, vermoedelijk een combinatie van nuts- en siertuinen. Het U-vormig rond een binnenplaats geschikt kasteel is via een tweede brug bereikbaar. Daarachter bevindt zich een derde, niet gespecifieerde eilandtuin. De vijver eindigt oostwaarts in een spiegelboogvorm. Het kasteel wordt zowel in het noorden als in het westen begrensd door een dreef. Ten zuiden van de omgrachting is ook de winterloop opgestuwd om een kleine vijver te creëren. In 1792 werd het goed opnieuw door brand geteisterd.

Vermoedelijk wordt het goed in het laatste kwart van de 18de of begin 19de eeuw aangepast aan de nieuwe mode, waarbij het park heraangelegd wordt in landschappelijk stijl. De datering van de ijskelder in het laatste kwart van de 18de eeuw is een aanwijzing dat de transformatie van het park in dit tijdsgewricht te situeren valt. Deze wijziging vond alleszins voor 1825-1830 plaats, vermits een afbeelding met gewijzigde aanleg verscheen in “Châteaux et monuments des Pays-Bas. Faisant suite au Voyage pittoresque” van Jean-Joseph de Cloet. De formele vijver is hier getransformeerd tot een “natuurlijke” vijver met zacht golvende oevers. Een spelevarend koppel en treurwilg langs de oever onderstrepen het nieuwe romantische karakter van de plek. Deze wijzigingen aan de vijver worden ook in de Atlas der Buurtwegen afgebeeld. Ook is er langs de noordzijde een complex van serres en kweekbakken afgebeeld. Het domein wordt ook westwaarts uitgebreid. Daarbij wordt de oorspronkelijke dries mee in de parkaanleg opgenomen en van het openbaar terrein afgescheiden door een nieuwe gracht. Bovendien wordt de oude toegang afgesloten en verschijnen er een nieuwe toegang ten noorden bij de kasteelhoeve en een nieuwe toegang met dreef ten zuiden. Buiten het park, aansluitend ten noordoosten, staat ook reeds de vermoedelijke hovenierswoning afgebeeld. Een halve kilometer lange dreef, vertrekkend vanaf de oostelijke omgrachting, verbeeldt de reikwijdte van het landgoed.

Vanaf de 19de eeuw kwam het kasteel in handen van de families Diert van Kerkwerve, de Pret-Roose de Calesberg. Ook in de tweede helft van de 19de eeuw onderging de parkaanleg nog enkele wijzigingen. Op de topografische kaart van 1903 is, naast de zacht golvende wandelpaden in het park, ook een duidelijke uitbreiding ten zuiden zichtbaar met bijkomende paden rond een ovalen gazon met centrale bomengroep en afsluitende bosgordel langs de straatzijde. Deze aanleg, die nog zichtbar is op de luchtfoto van 1971, verdween toen dit deel van het domein in de jaren 1980 mee werd opgenomen in de golf van Cleydael.

In 1880 vonden er herstellingen aan het interieur plaats. In de 20ste eeuw liet een zekere Sheid aan de oostgevel een terras met trappen aanleggen, alsook aan de westgevel een vestibule bouwen waardoor muuropeningen en dakvensters gewijzigd werden. Sinds 1955 is het goed in bezit van de familie Magniette.

Beschrijving

Het U-vormig kasteel dateert uit het derde kwart van de 18de eeuw en het eerste kwart van de 20ste eeuw. De hoofdvleugel telt twee bouwlagen onder een leien schilddak en heeft zijvleugels van één bouwlaag onder afgewolfde, leien daken. Het dak van de hoofdvleugel biedt plaats aan steekboogvormige dakvensters onder gebogen waterlijsten en rechthoekige dakkapellen onder afgewolfde daken of driezijdige frontons. In de daken van de zijvleugels zitten dakkapellen en steekboogvormige dakvensters onder gebogen of driezijdige frontons of gebogen lijsten.

Het is een bepleisterd en beschilderd, verankerd bakstenen gebouw. De westgevel van de hoofdvleugel telt negen traveeën. Het middenrisaliet dateert uit het eerste kwart van de 20ste eeuw en telt drie traveeën, bekroond door een attiek met balustrade. De oostgevel van de hoofdvleugel telt elf traveeën en heeft een driezijdig middenrisaliet van drie traveeën en een door gebogen frontons geaccentueerde hoektravee. De daklijst rust op houten consoles. Aan deze gevel grenst het groot halfrond terras met trappen, afgezet door een balustrade.

De noord- en zuidgevels tellen twee traveeën en zijn voorzien van een daklijst op houten consoles. Aan de zuidgevel is een kapel gebouwd. Dit gebouwtje wordt gemarkeerd door een uitspringend muurvlak met rondboognis, een steekboogvenster in een vlakke omlijsting met neuten, oren en sluitsteen, onder een kroonlijst met gebogen fronton. De kapel wordt bekroond door een polygonale erker onder een halve, leien koepel.

De zijvleugels met langszijden van vijf traveeën en korte zijden van drie traveeën zijn voorzien van daklijsten op houten consoles. De beluikte rechthoekige vensters hebben lekdrempels. In de hoektravee gaat het om beluikte rondboogvensters. In de zijvleugels zitten rechthoekige deuren.

Het interieur van het gebouw omvat onder andere een vestibule met een eiken eretrap uit de 18de eeuw, enkele salons met empireschouwen en een Lodewijk XV-schouw. Op het gelijkvloers zijn er eenvoudige zolderingen, terwijl op de verdieping in meerdere kamers de 18de-eeuwse zolderingen bewaard bleven. Deze laatsten werden circa 1880 voorzien van stucwerk. De kapel met barokke koepel uit de 17de eeuw is voorzien van beeldhouwwerk en loofwerk.

Aan de westzijde van het kasteel bevinden zich de stallingen, twee in elkaars verlengde gelegen, rechthoekige, bakstenen gebouwen uit het laatste kwart van de 19de eeuw, opgetrokken in neorenaissancestijl. De westelijke en oostelijke lijstgevels tellen negen traveeën en één bouwlaag onder een leien schilddak. In de getrapte gevels zitten verschillende dakvensters. De drie middentraveeën bestaan uit een doorgang van drie geriemde schouderbogen met sluitstenen op zuilen met vierkante sokkels en geprofileerde kapitelen. De gemarkeerde middentravee met trapgevel is versierd met overhoekse pinakels en een wapenschild aan de oostgevel. De stallingen zijn voorzien van beluikte kruiskozijnen en rechthoekige deuren en poorten met bovenlichten in een omlijsting van zandsteen met negblokken.

In het verlengde van de noordelijke zijgevel van de stallingen, staan het koetshuis (met nok loodrecht op de straat) en de conciërgewoning (met nok evenwijdig met de straat), eveneens uit het laatste kwart van de 19de eeuw. De lijst- en trapgevels van één bouwlaag zitten onder leien schilddaken met dakvensters in de getrapte gevels en dakkapellen. De plint en de speklagen zijn uitgevoerd in natuursteen. Deze gebouwen zijn voorzien van kruis- en bolkozijnen, een rechthoekige deur en korfboogpoorten.

Ten noorden van het kasteel, tegen de omgrachting, bevindt zich een rechthoekig ommuurde moestuin waarin zich de serres en de oranjerie bevinden. De serres dateren vermoedelijk van omstreeks 1900. Oorspronkelijk waren er acht serres, waarvan drie aanleunend tegen de omheiningsmuur. In 1980 waren er nog vier serres aanwezig, waarvan één voor bescherming werd voorgesteld. De rechthoekige serre heeft een bakstenen stoel waarop een hout- en glasconstructie is geplaatst. Deze hout- en glasconstructie heeft de vorm van een geknikt zadeldak. De nok is voorzien van sierlijke ijzeren steunen en de geveltop van een ijzeren acroterium. Niettegenstaande deze serre een louter functionele constructie was, bevat ze toch elementen uit de toen gangbare modestijl. Zo zijn er sierlijke ijzeren gevelbekroningen en steunelementen uitgewerkt in art nouveau aanwezig. Het is een in vergankelijk materiaal opgetrokken, maar gaaf bewaard en sierlijk uitgewerkt ijzeren mechanisme voor het openen en sluiten van de ramen.

De oranjerie bevindt zich eveneens ten oosten van het kasteel, aan de noordzijde van het domein, tegen de omgrachting. De oranjerie dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw. Ze telt zeven traveeën onder een schilddak van Vlaamse pannen en glas. Het is een bakstenen constructie op een arduinen plint. De hoeken zijn voorzien van pilasters. Op de penanten zitten eveneens eenvoudige pilasters met lijstkapitelen. Voornamelijk de zuidzijde is opengewerkt met in metaal gevatte glaspartijen. Het bepleisterd interieur heeft een eenvoudig gebint bestaande uit hanenbalken, steunend op korbelen, waarop de schoren en gordingen bevestigd zijn. De hanenbalken worden gestut door verticale balken. De oranjerie is opgetrokken in neoclassicistische stijl en bleef vrij gaaf bewaard. Enkel de verwarmingsinstallatie werd verwijderd en een aan de oostgevel opgetrokken aanbouwseltje uit het tweede kwart van de 20ste eeuw afgebroken.

De hoofdtoegang van het kasteeldomein wordt afgesloten door een monumentale ingangspoort tussen twee paviljoentjes uit het vierde kwart van de 19de eeuw of eerste kwart van de 20ste eeuw, opgetrokken in neo-Lodewijk XVI-stijl.

Het betreft twee vierkante paviljoentjes van één bouwlaag onder een bitumen koepeldak, bekroond met een smeedijzeren vaasmotief. In de koepeldaken zitten ovale dakvensters, omschreven in een omlijsting met voluten en gebogen kroonlijst. De baksteenbouwtjes rusten op arduinen plinten. Er is gebruik gemaakt van natuursteen voor de vlakke banden, de kordonlijsten en de hoekpilasters met verdiepte schacht en schachtringen eindigend op vazen. De steekboogvensters en deuren zijn gevat in een geriemde omlijsting met oren en sluitsteen. Hun lekdrempels worden ondersteund door klossen.

Het sierlijk verbindend smeedijzeren hek is gevat tussen pilasters van natuursteen op arduinen sokkels, met verdiepte panelen en schachtringen. De pilasters hebben een geprofileerd kapiteel bekroond door putti. Vanaf deze ingangspoort leidt een geplaveide weg naar een eenvoudige poort op de rechthoekige omgrachting en verder naar de geplaveide voorhof. In de zuidoostelijke hoek van het domein staat buiten de omgrachting eveneens een smeedijzeren toegangspoort tussen geblokte pilasters van blauwe hardsteen.

Langs de Assestraat wordt het park deels door een lage omheiningsmuur afgesloten. In 2016 stortte een deel van de muur in en werd niet heropgebouwd. In het park bleven de rechthoekige omgrachting uit minstens de 18de eeuw en de vijvers bewaard. Drie dreven, waarvan er twee langs de buitenzijde van de omgrachting lopen, zijn zuidwest-noordoost georiënteerd. Een nagenoeg noord-zuid lopende dreef vormt de oostelijke grens van het park. De op de topokaart van 1903 weergegeven wandelpaden zijn (grotendeels) bewaard.

De ijskelder bevindt zich ten noordoosten van het kasteel vlakbij de vijver. Het is een door bomen overschaduwde aarden heuvel met aan de oostzijde een gelijkvloerse, oorspronkelijk bepleisterde, bakstenen toegangsdeur met een driezijdig fronton in neoclassicistische stijl. De ijskelder zelf is een overwelfde bakstenen ruimte afgedekt met aarde, die toegang geeft tot een ondergrondse, bakstenen ruimte waarin het ijs bewaard werd. Deze ijskelder is een bijzonder monumentaal exemplaar en tevens één van de weinige gaaf bewaarde uit het eind van de 18de eeuw.

  • Onroerend Erfgoed Antwerpen, Beschermingsdossier DA000509, Kasteel van Hemiksem (met 18de-eeuws smeedijzeren hek en ingangspoort), inspectieverslag (BRENDERS F. s.d.).
  • Onroerend Erfgoed Antwerpen, Beschermingsdossier DA000509, Assestraat 21: serre, oranjerie en ijskelder bij kasteel Hemiksem-Hof (WYLLEMAN L. 1987).
  • Onroerend Erfgoed, beschermingsdossier DA000790, Assestraat 19: woonstalhuis van hoeve (WYLLEMAN L. 1986).
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Jozef Jean François de Ferraris, opgesteld tussen 1770-1778, schaal 1:11.520.
  • Atlas van de Buurtwegen, opgesteld naar aanleiding van de wet op de buurtwegen van 10 april
    1841, schaal 1:2.500 (overzichtsplannen schaal 1:10.000).
  • Topografische kaarten van België, Herziening derde editie, Militair Cartografisch Instituut,
    uitgegeven in 1900-1930, schaal 1:20.000.
  • DE GHEELINCK D'ELSEGHEM J. 1973: Het kasteel van Hemiksem, De woonstede door de eeuwen heen,18, 2-9.
  • JANSSEN J. 1977: Hemiksem in GENICOT L. (red.), Kastelen en buitenplaatsen, Brussel.
  • MORETUS PLANTIN DE BOUCHOUT R. 1950: Demeures familiales, Antwerpen, 210-221.
  • PELEMAN B. 1972: Flandria Illustrata. Kastelen in Vlaanderen, II, Antwerpen, 86
  • PLOMTEUX G., STEYAERT R. & WYLLEMAN L. 1985: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 10n1 (A-He), Brussel - Gent.
  • VAN OLMEN M., DE BORGHER M., MEESTERS L. & DE CLIPPEL J.-Y. 2001: Ankerplaats ‘Domeinen Klaverblad en Cleydael en kasteel van Hemiksem’. Landschapsatlas, A10028, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.

Auteurs:  Wylleman, Linda; Michiels, Marijke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Wylleman L. & Michiels M. 2025: Kasteeldomein Hemiksemhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/445135 (geraadpleegd op ).


Hemiksemhof ()

U-vormig kasteel (nok parallel aan de straat) omringd door grote ovale vijver met grotendeels geplaveide voorhof en omhaagde grasperken aan westzijde. Aanhorigheid (nok parallel aan de straat) aan westzijde tegenover de westgevel van het kasteel. Aantal serres (nok loodrecht op de straat) en oranjerie (nok loodrecht op de straat) aan noordzijde tegen omgrachting. IJskelder ten noordoosten. Geheel gelegen binnen rechthoekig omgracht landschapspark aansluitend bij het domein van "kasteel Cleydaal" (Aartselaar) aan zuidoostzijde en het "Monnikenhof" aan noordzijde.

HISTORIEK

Afzonderlijke grondheerlijkheid en laathof in leen gehouden van de abt van de Sint-Bernardsabdij. Behoorde samen met Vaerlaereycke (Aartselaar, afhankelijk van het leenhof van Brabant), onafgebroken aan dezelfde families tot 1739. Hof, namelijk landbouwuitbating, vóór 1380 opgericht door de familie Sanders. Pas in 1408 melding van "Jan Sandershoff te Hemiksem". Leenverhef voor Antoon van Brabant in 1459. Circa 1480 in handen van Costen van Berchem, doch in 1489 opnieuw bij Antoon van Brabant. Bij zijn dood in 1498 ging het over op zijn erfgenamen om in 1512 verkocht te worden aan Rombout van Wachtendonck. Het leenverhef voor Hemiksemhof en Vaerlaereycke gebeurde in 1514. Door hem werd het vervallen kasteel herbouwd. In deze toestand bleef het grotendeels bewaard tot in het derde kwart van de 18de eeuw. Het was een waterslot met binnenhof, toegankelijk via een vaste en ophaalbrug. Op hoeken van de toegangszijde poorttoren en donjon. Door huwelijk komt het in 1519 in het bezit van de familie de Tassis (postmeesters, vandaar benaming "Postmeestershof"; later benoemd tot graven en prinsen) die het domein 150 jaar behield. Eind 16de eeuw fel beschadigd door diefstal van ijzerwerk en lood en tevens gedeeltelijk afgebrand.

In 1701 aangekocht door Jan J. de Coninck. In 1722 opgevolgd door Anna Maria Leerse, Peter Gerardi (1739), Frans Schilder (1740) en Paul Schilder in 1750. Circa 1760-1770 liet deze laatste het huidige sober classicistisch kasteel optrekken met U-vormige plattegrond. Er werd geen rekening gehouden met het oorspronkelijke grondplan, alhoewel bepaalde muren van het oude kasteel werden bewaard. In 1774 in bezit van de familie de Pret die hovingen en landerijen wijzigde, dreven en nieuwe parken liet aanleggen en vijvers liet graven. Door brand geteisterd in 1792.

Vanaf de 19de eeuw in handen van de families Diert van Kerkwerve, de Pret-Roose de Calesberg. Herstellingen aan interieur in 1880. Sheid (20ste eeuw) liet aan de oostgevel een terras met trappen aanleggen, alsook aan de westgevel een vestibule bouwen waardoor muuropeningen en dakvensters gewijzigd werden. Sinds 1955 in bezit van Magniette.

BESCHRIJVING

Monumentale ingangspoort aan Assestraat uit het vierde kwart van de 19de eeuw of eerste kwart van de 20ste eeuw (?) in neo-Lodewijk XVI-stijl: twee vierkante paviljoentjes van één bouwlaag onder koepeldak (bitumen), bekroond met smeedijzeren vaasmotief; ovale dakvensters in omlijsting met voluten en gebogen kroonlijst. Baksteenbouw op arduinen plint met gebruik van natuursteen voor vlakke banden, kordonlijsten en hoekpilasters met verdiepte schacht en schachtringen eindigend op vazen. Steekboogvensters en deuren in geriemde omlijsting met oren en sluitsteen, lekdrempels op klossen. Sierlijk verbindend smeedijzeren hek gevat tussen pilasters van natuursteen op arduinen sokkels, met verdiepte panelen en schachtringen; geprofileerd kapiteel bekroond door putti. Vanaf deze ingangspoort leidt een geplaveide weg naar een eenvoudge poort op de rechthoekige omgrachting en verder naar de tegenover de west gevel van het kasteel gelegen aanhorigheid, en het kasteel.

U-vormig kasteel uit het derde kwart van de 18de eeuw en het eerste kwart van de 20ste eeuw, van twee bouwlagen onder schilddak (leien) en zijvleugels van één bouwlaag onder afgewolfde daken (leien), steekboogvormige dakvensters onder gebogen waterlijsten en rechthoekige dakkapellen onder afgewolfde daken of driezijdige frontons. Zijvleugels met steekboogvormige dakvensters onder gebogen of driezijdige frontons of gebogen lijst alsook dakkapellen. Bepleisterd en beschilderd, verankerd bakstenen gebouw. Hoofdvleugel met westgevel van negen traveeën, middenrisaliet uit het eerste kwart van de 20ste eeuw van drie traveeën bekroond door attiek met balustrade. Oostgevel van elf traveeën, driezijdig middenrisaliet van drie traveeën en door gebogen frontons geaccentueerde hoektravee, daklijst op houten consoles. Groot half-rond terras met trappen, afgezet door balustrade.

Noord- en zuidgevels van twee traveeën, daklijst op houten consoles; kapel aan zuidgevel gemarkeerd door uitspringend muurvlak met rondboognis, steekboogvenster in vlakke omlijsting met neuten, oren en sluitsteen, onder kroonlijst met gebogen fronton bekroond door polygonale erker onder halve koepel (leien). Zijvleugels met langszijden van vijf traveeën en korte zijden van drie traveeën. Daklijsten op houten consoles. Beluikte rechthoekige vensters op lekdrempels. Beluikte rondboogvensters bij hoektravee. Oostgevels, alsook beluikte rondboogdeuren bij middenrisalieten. Zijvleugels met rechthoekige deuren.

Interieur: vestibule met eiken eretrap uit de 18de eeuw. Enkele salons met empireschouwen en een Lodewijk XV-schouw. Op gelijkvloers eenvoudige zolderingen, terwijl op de verdieping meerdere kamers de 18de-eeuwse zolderingen behielden. Deze laatsten werden circa 1880 voorzien van stucwerk. Kapel met barokke koepel uit de 17de eeuw, voorzien van beeldhouwwerk en loofwerk.

Aanhorigheid aan westzijde van het kasteel bestaande uit twee in elkaars verlengde gelegen rechthoekige bakstenen gebouwen, uit het vierde kwart van de 19de eeuw in neorenaissancestijl. Stallingen met westelijke en oostelijke lijstgevels van negen traveeën en één bouwlaag onder schilddak (leien), met verscheidene dakvensters in getrapte gevels. Drie middentraveeën bestaande uit doorgang van drie geriemde schouderbogen met sluitsteen op zuilen met vierkante sokkels en geprofileerde kapitelen. Gemarkeerde middentravee met trapgevel versierd met overhoekse pinakels, en wapenschild aan oostgevel. Beluikte kruiskozijnen, rechthoekige deur en poort met bovenlicht, in omlijsting van zandsteen met negblokken. In verlengde aan noordzijde, koetshuis (nok loodrecht op de straat) en conciërgewoning (nok parallel aan de straat). Lijst- en trapgevels van één bouwlaag onder schilddaken (leien), met dakvensters in getrapte gevels en dakkapellen. Plint en speklagen van natuursteen. Kruis- en bolkozijnen; rechthoekige deur en korfboogpoorten.

Ten noorden van het kasteel, tegen de omgrachting, rechthoekig ommuurd gebied waarin serres en oranjerie. Oorspronkelijk acht serres waarvan drie aanleunend tegen de omheiningsmuur. Deze broeikassen met bakstenen stoel waren gesloten met schuin geplaatste houten ramen. De overige vijf serres, waarvan er heden nog vier bestaan, dateren vermoedelijk van circa 1900: bakstenen stoel waarop hout- en glasconstructie in de vorm van een geknikt zadeldak. Sierlijke ijzeren steunen aan wanden, hoeken, nok en acroteria.

Oranjerie ten oosten, van zeven traveeën onder schilddak (Vlaamse pannen en glas), uit de tweede helft van de 19de eeuw. Baksteenbouw op arduinen plint; hoekpilasters. Penanten met pilasters, arduinen lijstkapitelen. Voornamelijk zuidgevel opengewerkt met in metaal gevatte glaspartijen.

Ten noordoosten van het kasteel en tegen de vijver, ijskelder vermoedelijk uit het vierde kwart van de 18de eeuw. Door bomen overschaduwde aarden heuvel met aan oostzijde gelijkgrondse, oorspronkelijk bepleisterde, bakstenen toegangsdeur met driezijdig fronton in classicistische stijl. Overwelfde bakstenen ruimte afgedekt met aarde, en ondergrondse bakstenen ijskelder.

  • DE GHEELINCK D'ELSEGHEM ridder J., Het kasteel van Hemiksem, in De woonstede door de eeuwen heen, juni 1973, nummer 18, p. 2-9.
  • Flandria Illustrata. Kastelen in Vlaanderen, deel II, onder leiding van Peleman B., Antwerpen, 1972, p. 86
  • JANSSEN J., Hemiksem, in Kastelen en buitenplaatsen, onder leiding van Genicot L., Brussel. 1977.
  • MORETUS PLANTIN DE BOUCHOUT R., Demeures familiales, Antwerpen, 1950, p. 210-221.

Bron: PLOMTEUX G., STEYAERT R. & WYLLEMAN L. 1985: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 10n1 (A-He), Brussel - Gent.
Auteurs:  Wylleman, Linda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Wylleman L. 1985: Hemiksemhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/13107 (geraadpleegd op ).