is aangeduid als beschermd monument Groenlaan met gekandelaarde platanen
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Beboomde Groenlaan
Deze vaststelling was geldig van tot
De Groenlaan, een openbaar plein met een uniforme en symmetrische beplanting van gekandelaarde platanen, is een relictvoorbeeld van een pleindorp dat terug gaat tot het ontstaan van Herzele en refereert aan het vroegere gemene gebruik van een aanvankelijk veel omvangrijkere zone.
De plaatselijke toponiemen ‘Dries’ (in de buurt van de Groenlaan en vroeger hierbij aansluitend) en ‘Groenzaard’ (van Groenzwaarde=graaskant langs de wegen) en de naam Groenlaan verwijzen naar het gemene gebruik (vaak beweiding) van gronden, wat refereert aan de Frankische periode waarin Herzele vermoedelijk gesticht werd. Pleinen en bijgevolg ook de vroegere driesen werden naderhand vaak beplant met al dan niet opgaande bomen, zoals onder andere in Herzele het geval is. De bewaarde beplanting dateert naar schatting van het begin van de 20ste eeuw.
De Groenlaan is het centrale dorpsplein van de gemeente Herzele. Langs weerszijden van het langgerekte plein (circa 480 op 15 meter) bevindt zich lintbebouwing. In het midden staan twee rijen volwassen gekandelaarde platanen (Platanus x hispanica). Op het moment van inventarisatie (2009) betrof het 69 exemplaren. Onder de bomen wordt geparkeerd en eens per week markt gehouden. De onderlinge plantafstand van de bomen bedraagt 10 à 11 bij 15 à 16 meter. Hun totale hoogte bedraagt circa 11 meter. De grootste stamomtrek bedraagt 2,87 meter.
Auteurs: Van der Linden, Geert; De Haeck, A.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
De dries van Herzele (nu Groenlaan geheten) was zeker tot in de 19de eeuw een onverharde ruimte, bestaande uit een beboomd grasland en drinkpoelen. Traditioneel diende deze plek als verzamelplaats voor het vee van de dorpsbewoners. De grond was een gemene grond (dus niet in privébezit), die eind 18de eeuw gemeente-eigendom werd. Wekelijks ging er een veemarkt door. En dat verklaart waarom tussen 1770-1850 op de Ferrariskaart, de Atlas der Buurtwegen en de primitieve kadasterplannen opvallende poelen te zien zijn: een snoer van opeenvolgende rechthoekig uitgegraven waterplassen. Hadden de dieren dorst, dan konden ze zich gelijk laven aan het water. Rond 1854 – in volle cholera-epidemie- dempte men de putten, omdat het vermoeden bestond dat de plassen broeihaarden van ziektes vormden. Op de Poppkaart van 1862 bleef nog één poel over.