erfgoedobject

Geknotte zwarte populier in de Dijlevallei

landschappelijk element
ID
132052
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/132052

Juridische gevolgen

Beschrijving

Deze geknotte zwarte populier staat in de Dijlevallei, langs de benedenloop van de Dijle. De Dijlevallei wordt hier gekenmerkt door een kleinschalig landschap met extensieve graslanden, houtkanten en (knot)bomenrijen. De huidige vallei ontwikkelde zich vanaf het Midden-Pleistoceen en is geologisch vrij recent te noemen. Het meanderend rivierpatroon zoals we dat nu nog kennen ontstond pas tijdens het Laatglaciaal.

Na de ijstijden werd het landschap stelselmatig gekoloniseerd door boomsoorten die zich spontaan in onze streken vestigden. De Europese zwarte populier (Populus nigra L.) is een pionierssoort en vermoedelijk zelfs één van de eerste populierensoorten die deel uitmaakten van de oorspronkelijke vegetatie langs grote rivieren (S.N., s.d.). De soort ontwikkelt zich spontaan langs naakte vochtige rivieroevers en gedijt dus het best in dynamische riviersystemen (Vanden Broeck, 2004).

Aan het begin van het holoceen is het samenvloeiingsgebied van Demer en Dijle, toen gesitueerd in de regio Haacht-Rijmenam nog heel dynamisch, waarbij de rivier af en toe wisselt tussen een noordelijke en zuidelijke bedding, waardoor de zwarte populier zich vermoedelijk goed kon verspreiden in deze regio. Tijdens het warmere atlanticum bedekte het landschap zich snel en volledig met loofbossen, waardoor het rivierregime zich stabiliseerde en een diffuus karakter kreeg. Door de introductie van de landbouw, circa 4000 jaar geleden, ging de mens stelselmatig de hogere drogere gronden omzetten naar productiegrond waardoor het landschap geleidelijk aan een meer open karakter kreeg. In de regio vonden de ontbossingen vooral plaats op het vruchtbare Brabantse leemplateau langs de bovenloop van de Dijle. Hierdoor ontstonden piekdebieten, waardoor de rivier weer dynamischer werd. Tijdens de overgang van het subboreaal naar het subatlanticum verschoof de bedding een laatste keer en namen Demer en Dijle hun huidige loop, met samenvloeiing in Werchter, in. Door de ontbossingen namen zowel het debiet als de suspensielading van de rivier toe. Hierdoor vonden regelmatige (langdurige) overstromingen, vooral tijdens de wintermaanden, plaats, wat aanleiding gaf tot de vorming van het typisch valleilandschap van oeverwallen en komgronden (Smets & Moeykens, 2010). Dit overstromingsregime was voordelig voor de verspreiding van zachthoutooibossen, de climaxvegetatie van natuurlijke overstromingszones langs grote rivieren. Vermoedelijk kwam het dus ook de verspreiding van zwarte populier ten goede. Deze typische in zachthoutooibossen voorkomende soort is voor zijn generatieve voortplanting en vestiging immers sterk afhankelijk van een dynamisch riviersysteem.

In de valleien hielden de bossen langer stand maar ook hier moesten ze meer en meer plaats ruimen voor weilanden en hooilanden. Ten gevolge van de grote middeleeuwse bosontginningen in de 12de en 13de eeuw verdween het bosareaal grotendeels (Smets & Moeykens, 2010). Ook de zachthoutooibossen werden sterk teruggedrongen. De zwarte populier bleef wel bewaard in het agrarische cultuurlandschap van de riviervallei als knotboom langs de perceelsgrenzen. Het gebruik van zwarte populieren als knotbomen kent een lange traditie. De makkelijke vegetatieve voortplanting en de snelle groeicapaciteit maakten de soort immers uitermate geschikt voor de productie van klein agrarisch gebruikshout. Het knothout werd vooral gebruikt als brand- en rijs- en timmerhout voor kleine agrarische gebruiksvoorwerpen zoals klompen of fruitkistjes (Van Slycken, 2010).

De mens greep niet enkel in op het bosareaal maar ook op het natuurlijk regime van de rivier door meanders recht te trekken, de bedding te verbreden en uit te diepen en de oevers te bedijken. Deze acties waren erop gericht om de scheepvaart te vergemakkelijken en om overstromingen tegen te gaan. Vooral vanaf de tweede helft van de 18de eeuw begon men systematisch meanders langs de Dijle recht te trekken. Toch geraakten de problemen met de waterhuishouding niet opgelost en trad de Dijle nog regelmatig buiten haar oevers. Na een grote overstroming in 1850 werd de rivier pas volledig bedijkt en werden de laatste coupures uitgevoerd. Het aantal overstromingen verminderde, maar de rivier bleek moeilijk te temmen en er waren nog verschillende opeenvolgende waterbeheersingswerken nodig in de 19de en 20ste eeuw om de Dijlevallei ‘overstromingsvrij’ te maken (Smets & Moeykens, 2010).

Uit de kabinetskaart van graaf de Ferraris (1770-1778) blijkt dat er op het einde van de 18de eeuw geen enkel (natuurlijk) bos meer voorkwam langs de benedenloop van de Dijle. Ook was er op dat ogenblik al sterk ingegrepen in het natuurlijk overstromingsregime van de rivier, wat ongetwijfeld een negatieve impact had op de verspreiding en ontwikkeling van zachthoutooibossen. We kunnen dus aannemen dat op dat ogenblik alle zachthoutooibossen, en daarmee ook de natuurlijke populaties van zwarte populier, in de regio verdwenen waren. De knotpopulieren langs de perceelsranden bleven als relicten van deze populaties bewaard. Uit historisch onderzoek blijkt dat de knotbomen in de Dijlevallei grotendeels eiken en wilgen waren. Populieren in de regio werden in de 18de eeuw vooral omschreven als opgaande bomen. Geknotte populieren werden in veel mindere mate vermeld en kwamen hier waarschijnlijk dus op kleinere schaal voor. (Smets & Moeykens, 2010). Een geknotte zwarte populier kan honderden jaren oud worden, beduidend meer dan de gemiddelde leeftijd van zijn opgaande soortgenoot. Door het toepassen van deze traditionele beheersvorm hebben boeren dus generaties lang onbewust bijgedragen aan het behoud van de inheemse zwarte populier.

Ook de cultuurpopulier deed in de 18de eeuw zijn intrede in Vlaanderen: de kaarspopulier (Populus nigra cv. Italica), een hoge zuilvormige cultivar van de zwarte populier en de canadapopulier (Populus x canadensis), een kruising tussen de Europese en Amerikaanse zwarte populier (Populus deltoïdes). Deze bomen werden eerst vooral aangeplant als lijnaanplantingen maar de canadapopulier later ook op grote schaal als plantages in de valleien voor de productie van lucifers, papier en fineer. Deze sneller groeiende en rechter gevormde cultuurpopulier zorgde voor een hogere houtproductie. Aanvankelijk betrof het hier een kruising tussen de Europese en Amerikaanse zwarte populier. Recenter ontwikkelde, nog sneller groeiende, klonen zijn echter meestal interamerikaanse kruisingen tussen de Populus deltoïdes en de Populus trichocarpa en bevatten dus geen genetisch aandeel meer van de inheemse populier (Thomaes & De Keersmaeker, 2011).

Door de achteruitgang van het aantal zwarte populieren, trad er kruisbestuiving op met de canadapopulier wat leidde tot genetische pollutie van de inheemse zwarte populier (Vanden Broeck, 2004). De verdwijning van de rivierbossen, de natuurlijke habitat van de zwarte populier, ten gevolge van menselijke activiteiten en, in beperkte mate, ook de kruisbestuiving met de Canadapopulier, leidden tot een sterke achteruitgang van de autochtone zwarte populier in Vlaanderen (Vanden Broeck, 2012; Vanden Broeck et al., 2004; Vanden Broeck et al., 2003). Hierdoor is de raszuivere Europese zwarte populier ondertussen de meest zeldzame boomsoort in Vlaanderen geworden. De nog aanwezige zuivere exemplaren vertonen echter weinig genetische diversiteit. De aanplant van zwarte populier op erven of langs perceelsgrenzen gebeurde immers vaak door middel van ‘poten’, het planten van afgezaagde takken van een moederboom. Hierdoor zijn vele zwarte populieren genetisch identiek. Genetisch onderzoek uitgevoerd aan het INBO van circa 400 zwarte populieren wees uit dat er maar 26 genetisch verschillende exemplaren zijn, voornamelijk van het vrouwelijk geslacht. Mannelijke exemplaren zijn uiterst zeldzaam waardoor natuurlijke verspreiding van de zwarte populier quasi onmogelijk geworden is en deze soort dus met uitsterven bedreigd is. Het genetisch materiaal van deze mannelijke zwarte populier is uniek in vergelijking met alle circa 400 zwarte populieren die door het INBO genetisch geanalyseerd werden en is bijgevolg zeer waardevol (S.N., s.d.).

Tegenwoordig zijn er nog ongeveer 400 exemplaren van de inheemse zwarte populier gekend in België. Het zijn vaak verspreide, geïsoleerde en oude (knot)bomen. Veruit de meeste exemplaren zijn te vinden in de Ijzervallei en de Dendervallei (vooral in Wallonië), vooral in de buurt van boerderijen. Daarnaast komen er nog enkele exemplaren voor in de Scheldevallei, Maasvallei, Demervallei en Dijlevallei. Er zijn aanwijzingen dat er, ten gevolge van natuurlijke selectie, grote genetische verschillen bestaan tussen zwarte populieren van verschillende riviersystemen. De zwarte populier in Muizen is een van de twee gekende zwarte populieren in de Dijlevallei en zijn genetisch materiaal is bijgevolg waarschijnlijk het enige bewaarde relict van de natuurlijke populatie van zwarte populieren die ooit deze vallei bevolkte (S.N., s.d.).

Hoe oud deze zwarte populier is, kan niet worden vastgesteld. Op (oude) topografische kaarten is te zien dat de zwarte populier langs een voormalige Dijlemeander staat. Deze meander was al afgesneden op het einde van de 18de eeuw, zoals te zien is op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778). Mogelijk werden de perceelgrenzen, en dus ook de perceelsrandbeplantingen, gewijzigd tot de huidige situatie op het ogenblik dat de coupure uitgevoerd werd, vermoedelijk in de loop van de 18de eeuw. De huidige zwarte populier is vermoedelijk een kloon van de oorspronkelijke perceelsrandbeplanting en overleefde hier wellicht omdat zowel de perceelgrenzen als het landgebruik in dit gedeelte van de Dijlevallei historisch stabiel bleven. De boom werd bovendien aangeplant als hoekboom op een hoek van 4 percelen extensief grasland en vervulde dus een belangrijke functie, in geval van burenruzies en perceelsgrensbetwistingen.

Het knotbeheer werd vermoedelijk stopgezet in de tweede helft van de 20ste eeuw, toen het knothout zijn functie verloor. Hierdoor zijn de gesteltakken zwaar uitgegroeid waardoor de stam het risico loopt op inscheuren. In 2012 werd daarom gestart met een herstelbeheer waarbij de gesteltakken gefaseerd teruggebracht worden tot op de knot (Van Bouwel, 2011).

Door zijn hoge ouderdom is de zwarte populier nu een veteraanboom, die gekenmerkt wordt door een knoestig uiterlijk, een holle stam en een rijke ecologie. Door de vele holtes en spleten ontstaan er immers microhabitats waarin een aantal (soms zeldzame) organismen zeer goed gedijen. Naarmate de leeftijd van een boom vordert, evolueert hij naar een meer gedrongen vorm met een brede basis. In 2012 bedroeg de stamomtrek al 401 cm, eveneens een indicator voor zijn hoge ouderdom (Vanderlinden, 2012).

  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven in 1846-1854, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Eerste editie, Krijgsdepot, uitgegeven in 1865-1880, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Tweede editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1880-1884, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1889-1900, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Herziening derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1900-1930, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1928-1950, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Geografisch Instituut, uitgegeven in 1949-1970, schaal 1:25.000.
  • Topografische basiskaart numerieke reeks, Nationaal Geografisch Instituut, uitgegeven in 2009, schaal 1:10.000.

  • SMETS K. & MOEYKENS S. 2010: Historisch landschapsonderzoek Sigma-cluster Bovendijle, onuitgegeven rapport Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed i.o.v. Waterwegen en Zeekanaal NV.
  • THOMAES A. & DE KEERSMAEKER L. 2011: Onder een tentje van populier. Populier als pionier in de natuurontwikkeling, Natuur.focus 2011-4, 166-170, Antwerpen.
  • VAN BOUWEL J. 2011: Autochtone zwarte populier Muizen Onderhoudsplan, onuitgegeven rapport Treexpert in opdracht van het Regionaal Landschap Rivierenland.
  • VANDEN BROECK A. 2004: Potential gene flow from cultivated poplar to native European Black Poplar (Populus nigra L.) in Belgium, onuitgegeven doctoraatsthesis van de faculteit landbouwkundige en toegepaste biologische wetenschappen Universiteit Gent.
  • VANDEN BROECK A. 2012: Canadapopulier verliest steriliteit met behulp van zwarte populier, De Bosrevue 41 8-10.
  • VAN SLYCKEN J. 2010: Cultuurhistorische waarde van de zwarte populier, onuitgegeven presentatie op de studiedag van het INBO ‘Populier in het Vlaamse bos en landschap ‘ (16/11/2010)
  • S.N., s.d.: De populier – Inheemse soorten, op www.populierenland.com [online] (geraadpleegd op 22/09/2015).
  • S.N., s.d.: Behoud en herstel van de zwarte populier in Vlaanderen, op www.inbo.be [online] (geraadpleegd op 10/09/2015)

Auteurs: Kinnaer, Anse
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is gerelateerd aan
    Zwarte knotpopulier op perceelsgrens

  • Is deel van
    Muizen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Geknotte zwarte populier in de Dijlevallei [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/132052 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.