Langs de Trappistenweg markeert een oude veekering van meidoorn de perceelsgrens tussen een akker- en een weiland. In de veekering staat een knotbomenrij van zwarte populier. Op het moment van de inventarisatie stonden er 4 exemplaren met stammen die met klimop waren begroeid. De bollaards, zoals ze in de Westhoek worden genoemd, zijn hier als geriefhout en als perceelrandbegroeiing aangeplant. De natuurlijke populaties van zwarte populier zijn volledig verdwenen. Deze zeldzame populierensoort wordt nog sporadisch aangetroffen meestal als oude geknotte bomen in houtkanten, knotbomenrijen bij poelen, beken, grachten, perceelsgrenzen, op erven of in de buurt van boerderijen. Het merendeel van de gevonden relicten is te vinden in de ruime omgeving van het cultuurlandschap aansluitend bij de IJzervallei en Leievallei (Poperinge, Diksmuide, Veurne en Heuvelland). Het zijn steeds bomen die ooit door menselijk toedoen uit hun natuurlijk biotoop zijn weggehaald en die door het genetisch materiaal voortdurend te klonen, onder de vorm van pootmateriaal, in het landschap zijn blijven bestaan.