De Parklaan werd aangelegd op het einde van de 19de eeuw. De Parklaan is gelegen op het zuidelijk glacis van de voormalige stadsversterking van Gent, een gebied dat om militair-tactische redenen eeuwenlang nagenoeg onbebouwd is gebleven. Het huidige Citadelpark ten noorden van de Parklaan, dankt haar naam aan de voormalige versterkte citadel die zich op deze plek bevond. Hoewel Gent een enorme demografische groei kende tijdens de 19de eeuw, zou de stad tot 1860 niet buiten de grenzen van haar 16de-eeuwse stadsomwalling uitgroeien. Met de afschaffing van de octrooirechten in 1860 werd de aanzet gegeven voor een stedenbouwkundig proces waarvan de gevolgen vandaag nog steeds bepalend zijn voor de stad. Op relatief korte termijn zou de stad Gent haar scherp omlijnde contouren verliezen. Het gebied ten zuiden van de citadel bleef echter een zone non aedificandi tot in het laatste kwart van de 19de eeuw. Hubert Van Hulle (1827-1900) zou de aanleg van Het Citadelpark in 1875 voor zijn rekening nemen. Het park in landschappelijke stijl omvat talrijke loofbomen, gras- en bloemperken, brede dreven, vijvers, kunstmatige grotten, watervallen, rozentuinen en een pergola. Hoewel het park in het westen, noorden en oosten duidelijk was afgelijnd door boulevards zoals de Citadellaan (heden Charles de Kerchovelaan) en Normaalschoolboulevard (heden Emile Clauslaan en Hofbouwlaan), behield het park in het zuiden een vrij onregelmatige aanleg. De zuidelijke stadsuitbreiding was dan wel aangezet in 1860, maar kwam pas echt op gang vanaf 1874. Het zou nog 15 jaar duren vooraleer de eerste bebouwing zou verrijzen in het gebied tussen de voormalige citadel en de spoorlijn Brussel-Oostende, met onder andere de aanleg van de Parklaan.
De aanleg van de Parklaan, en bij uitbreiding de urbanisatie van dit hele gebied, staat in nauw verband met de uitbouw van “la nouvelle gare de Gand-St-Pierre”. Hiermee wordt nog het ‘klein Sint-Pietersstation’ aan het Parkplein bedoeld, het kleine houten stationsgebouwtje dat in 1881 werd opgericht. Onder invloed van de wereldtentoonstelling van 1913 zou het kleine station omstreeks 1910 worden vervangen door het huidige Sint-Pietersstation.
Het stadsbestuur koos voor een strakke, nagenoeg symmetrische aflijning van het rechthoekige stationsplein dat aan alle zijden bebouwd zou zijn en van waaruit vier kaarsrechte boulevards zouden vertrekken. De Parklaan kreeg in dit ontwerp haar huidige tracé en zou dienen als een visuele en fysieke verbinding met het Citadelpark. In het ontwerp heeft de parkvijver aan grootte moeten inboeten voor de aanleg van de Parklaan en het huizenblok gevormd door deze laan, de Fortlaan en de Kortrijksesteenweg.
Dat de Parklaan een residentiële wijk moest worden is gebleken uit de bouwvoorschriften maar komt ook duidelijk naar voren in het eigenaarsprofiel. De 19de-eeuwse stedelijke elite van de gegoede burgerij, grootindustriëlen, zakenlui en beoefenaars van de vrije beroepen worden aangetrokken door de nieuwe boulevards buiten het overbevolkte stadscentrum.
De bouwgronden aan de Parklaan werden niet in één keer verkaveld. Men begon met de percelen aan de Fortlaan en het noordelijk deel van de Parklaan. Het eerste woonhuis in de Parklaan dateert van 1893. Op 25 april 1898 keurde het stadsbestuur het verkavelingsplan voor de zuidelijke zijde van de Parklaan goed. In slechtst vier jaar tijd verrees hier een indrukwekkende huizenrij met voorname burgerhuizen, de meeste voorzien van een met hekwerk omheinde voortuin.
Tussen 1904 en 1905, kort na de volledige bebouwing van de Parklaan, werd de tramlijn die langs de zuidzijde van deze straat liep geëlektrificeerd. Hiertoe plaatste men sierlijke metalen palen voor de bovenleiding in een art-nouveauvormgeving die aansloot bij het smeedijzeren hekwerk van de voortuinen. Het is niet duidelijk wanneer deze palen werden verwijderd.
De aanleg van de openbare ruimte bestond uit een verharding in kasseien en verhoogde voetpaden met hardstenen dorpels. Centraal in de straat was een langwerpig plantsoen, met afgeronde zijden ter hoogte van het Parkplein en het Citadelpark. Het plantsoen was gelegen op een licht verhoog, afgeboord met hardstenen dorpels. Hier werden twee rijen platanen aangeplant waartussen zich een verzorgd grasperk bevond, afgezoomd met een lage metalen afsluiting. Ongeveer halverwege het plantsoen bevond zich een grote lage struik. Aan de zijde van het Citadelpark was een klein rond punt, licht opgehoogd en voorzien van lage beplanting. Op de voetpaden zijn lantaarnpalen voor straatverlichting aanwezig. Postkaarten die gedateerd kunnen worden tussen 1898 en 1901 bewijzen dat de bomen ouder zijn dan de bebouwing en vermoedelijk dateren van bij de aanleg op het einde van de 19de eeuw, omstreeks 1892-1893.
Vanaf eind de 18de eeuw begon men platanen aan te planten in steden. Eerder die eeuw werd deze soort al aangeplant in landgoederen. Vanaf 1830 begonnen ze langzaam de typerende laanbeplantingen van linden en iepen te verdringen. Eind 19de eeuw waren platanen de meest aangeplante laanbomen. Hubert Van Hulle, inspecteur op de groendienst van Gent, beschouwde platanen als de meest geschikte bomen voor boulevards. De aanleg van het Citadelpark vanaf 1875 gebeurde volgens ontwerp van Van Hulle. De aanleg van de Parklaan omstreeks 1892-1893, als verbinding tussen het Citadelpark en voormalige station aan het Parkplein, kan bijgevolg mogelijk aan Van Hulle worden toegeschreven.
In de zomer van 1928 zal men het bloemenperk op het kleine rond punt heraanleggen omwille van het steeds drukker wordende verkeer. In plaats van dit element volledig te verwijderen kiest men ervoor om de vluchtheuvel af te vlakken en jaarlijks te beplanten met laag groeiende bloemen.
In 1934 verwijderden de stadsdiensten het centrale grasperk tussen de bomen omdat het geen licht meer krijgt door de volwassen geworden bomen. De Parklaan behield vrij lang haar oorspronkelijke aanleg.
In oktober 1952 overweegt men om de tramlijnen, die reeds 50 jaar over de straat lopen, te verplaatsen naar de middenberm. Dit plan werd nooit uitgevoerd. Eind 1966 ging men echter wel over tot het uitbreken van de tramsporen van lijnen 7 en 9. De kasseien bestrating werd vervangen door “een verharding in koolwaterstofbindmiddel”.
Uit archiefdocumenten kan de plantdatum van drie van de vier inboetingen worden achterhaald (meer bepaald bomen nummers 16, 31 en 32). In 1967, na de hierboven vermelde wegenwerken, zou men “de drie ontbrekende platanen” aanvullen. In dat zelfde jaar legde men een onverharde middenberm aan tussen de bomen van de Parklaan, samen met een vluchtheuvel als verkeersgeleider op het kruispunt met de Krijgslaan en Fortlaan. Men discussieert over het al dan niet beplanten van deze middenberm, uit vrees voor beschadiging door “de parkerende voertuigen of hun inzittende.” Voorts ging men in juli 1970 over tot de aanleg van twee ‘doorsteken’ voor voetgangers. Deze werden geplaatst op regelmatige afstand, ter vervanging van de bestaande doorsteek halverwege de middenberm.
Twee bomenrijen gekandelaarde bomen staan in het midden de Parklaan. Beide rijen tellen 16 bomen. De bomen staan op een plantafstand van 10 meter van elkaar. De afstand tussen de rijen bedraagt 10 meter, de afstand tussen de grens van het openbaar domein en de platanen is aan beide zijden 12 meter. De onverharde plantvakken hebben een afmeting van 2,5 meter op 3,5 meter. Tussen de plantvakken bevinden zich met kasseien verharde parkeerplekken. In de as van de laan loopt een pad in dolomiet met een betonnen opkanting. Er staan in deze omgeving enkele parkeermeters.
De bomen laanbeplanting is volledig, alle standplaatsen zijn ingevuld. Het betreffen gewone platanen (Platanus x hispanica), een kruising tussen de oosterse plataan en de westerse plataan. Op twee bomen na hebben alle platanen een zeer knoestige stam en een brede stamvoet. Deze bomen leunen vermoedelijk dichter aan bij de oosterse plataan. Boom nummers 3 en 7 hebben een egalere stam. Deze leunen genetisch dichter aan bij de westerse plataan. Genetisch onderzoek kan hierover uitsluitsel geven.
De meeste bomen zijn de originele bomen, aangeplant op het einde van de 19de eeuw. Nadien werden enkele bomen vervangen. Bomen nummer 14, 16, 31 en 32 zijn jongere inboetingen.
De vier inboetingen buiten beschouwing gelaten hebben de bomen een gemiddelde omtrek van 292 cm (gemeten op 150 cm). De knothoogte bedraagt ongeveer 15 meter. De hoogte van de takvrije stam is ongeveer 5,3 meter tot 6 meter.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/44021/119.1, Parklaan met omgeving, laan met tweeëndertig gekandelaarde platanen, in Gent (DECLERCQ D. & VANMAELE N. 2016).
Auteurs: Declercq, Daan; Van der Linden, Geert; Vanmaele, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Declercq D. & Van der Linden G. & Vanmaele N. 2016: Laan met tweeëndertig gekandelaarde platanen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/194616 (geraadpleegd op ).
Twee bomenrijen van gekandelaarde platanen sieren de middenberm van de Parklaan, een verbindingsweg tussen het Citadelpark en Burggravenlaan. Deze lijnaanplanting is nog intact en bezit nog zijn oorspronkelijke boomaanplanting bestaande uit tweeëndertig platanen. Op twee bomen na hebben alle platanen zéér knoestige stammen en een brede stamvoet. De gewone plataan (Platanus × hispanica, synoniem: Platanus × acerifolia of Platanus × hybrida) is hybride van de oosterse plataan (Plantanus orientalis) en de westerse plataan (Platanus occidentalis). Vermoedelijk zien we hier het verschil tussen hybriden waarvan de een dichter aanleunt bij oosterse (knoestige) en de andere bij de westerse plataan. Hierover kan genetisch onderzoek uitsluitsel geven.
Auteurs: Van der Linden, Geert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Van der Linden G. 2014: Laan met tweeëndertig gekandelaarde platanen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/165460 (geraadpleegd op ).