erfgoedobject

Park van het kasteel De Coninck de Merckem

landschappelijk element
ID
134009
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134009

Beschrijving

Kasteeldomein met park en parkbos uit het interbellum waarvan de constellatie voor een groot deel teruggrijpt op een vroeg landschappelijke aanleg van het parkbos op het einde van de 18de eeuw en een park in landschappelijke stijl uit de tweede helft van de 19de eeuw.

Op de plaats van het huidige kasteelpark van Merkem stond reeds in de 12de eeuw een castrale motte. Verschillende voorname families waren achtereenvolgens eigenaar van het goed: de geslachten Grammene (tot 1351), Moerkerke (tot 1419), Villain (tot 1460), Halewijn (tot 1609), de Mérode (tot 1764) en Van Outryve (1797).

In 1764 koopt ridder Jean Jacques van Outryve de heerlijkheid Merkem samen met het kasteel. Onder impuls van de nieuwe eigenaar wordt het bestaande kasteel verbouwd tot een classicistisch hoofdvolume onder mansardedak met bepleisterde en door pilasters gelede gevels. Een muurschildering in het kasteel van graaf Beauffort te Heestert (Zwevegem) geeft een eerste indicatie van de aanleg rondom het kasteel in de tweede helft van de 18de eeuw. Vanop een imaginaire hoogte in een “natuurlijk ” landschap wordt de blik van de toeschouwer naar het lagergelegen kasteeldomein getrokken. Binnen een grachtensysteem en ten zuiden en westen van het kasteel liggen twee kwalitatief hoogstaande tuinen met ten zuidoosten van het kasteel een parterre d’eau met water als belangrijkste component en ten zuiden een fraai geproportioneerd rechthoekig parterre de gazon, een grasparterre met een waterbekken in het schouderstuk. Twee bosquets découverts, open bosquets met een centraal waterbekken tussen gekwartierde, omhaagde perken, bevinden zich ten noord- en zuidwesten van het kasteel. Deze bosquets worden van elkaar gescheiden door een lange oost-west georiënteerde hoofdas die vanaf de Westbroekstraat in het dorp vertrekt en in de achterliggende weilanden en broeken als dubbele dreef doorloopt tot aan de Martjesvaart. Een secundaire noord-zuid as kruist deze hoofdas in de weilanden. Dit assenkruis is nog zichtbaar op de topografische kaart van 1966.

Ten noorden van het kasteel, op het perceel waar zich vandaag de moestuin bevindt, staat een hoogstamboomgaard. Deze boomgaard verschijnt ook nog op de kaart van het gereduceerd kadaster, maar verdwijnt definitief op de topografische kaart van 1884. De voorstelling op de muurschildering komt niet geheel overeen met de weergave op de Ferrariskaart (1770-1777) waar de dreef naar de Martjesvaart ontbreekt en de zuidoostelijke parterre d’eau ingenomen lijkt door dorpsbebouwing. Van dit laatste is op de kaart van het gereduceerd kadaster echter geen spoor terug te vinden.

Een aanleg in landschappelijke stijl

In 1797 huwt de enige dochter van Jean Jacques Van Outryve, Francine-Augustine, met ridder Patrice-Charles de Coninck die in 1815 het domein erft. Tot op vandaag is de familie de Coninck, later de Coninck de Merckem, eigenaar van het kasteel van Merkem. Het park wordt op het einde van de 18de eeuw heraangelegd in landschappelijke stijl. Zo wordt het rechte tracé van de gracht veranderd in een sinuerende “rivier” met uitstulpingen en verbredingen en een doodlopende aftakking op de zuidelijke grens van het domein. Deze aanpassingen zijn duidelijk zichtbaar op de kadastrale mutatieschets van 1842. De aanleg in vroeg landschappelijke stijl beperkt zich vermoedelijk niet enkel tot de gracht. Waarschijnlijk worden in deze periode de achterliggende weidepercelen omgevormd tot een parkbos. Het gebouwenbestand wordt uitgebreid met een oranjerie tegen de gracht, op de noordgrens van het noordwestelijk open bosquet. Een mutatieschets registreert de vergroting van dit gebouw in 1888. Op de kaart van het gereduceerd kadaster uit omstreeks 1850 blijft de waterpartij uit de voormalige zuidelijke grasparterre duidelijk behouden.

Op de topografische kaart van 1870 verschijnt de nieuwe aanleg in “bloemperkjesstijl” rondom het kasteel: een zevental bomenperken binnen een druk en kronkelend padentracé. Het parkbos verandert, volgens de topografische kaart van 1884, licht van vorm. Een klein perceel ten noorden wordt opnieuw naar weiland omgezet. Zowel langs de zuidzijde van de hoofddreef als langs de zuidwest kant van de ontwateringsgracht Koevaardeken tussen de dreef en de 19e-Liniestraat is een houtwal aangeplant. Het parkbos wordt in deze periode verder ontsloten door de aanleg van een gebogen rondweg die vanaf de noordelijke gracht een halve cirkel beschrijft, de dubbele dreef kruist , langs de ontwateringsgracht tot aan de 19e-Liniestraat loopt en vervolgens parallel met de straat tot aan de ingang van het domein loopt. Een tweede kortere weg beschrijft een halve cirkel vertrekkend vanop de kruising van de twee assen in het parkbos en sluit vervolgens aan bij de eerste rondweg.

Een niet gedateerd schilderij dat in de Annales de Merckem van Charles de Coninck uit 1878 gepubliceerd werd, geeft een beeld van deze parkaanleg waarin de blik van de kijker naar de meanderende rivier geloodst wordt. Een boogbrug waarvan vooral de brugleuning in het oog springt overspant de rivier. De sierlijke lijnen van de leuning vertonen een vegetaal motief, zwemend naar art nouveau. Op een door een Duitse soldaat genomen foto uit de Eerste Wereldoorlog is duidelijk zichtbaar dat het om een ijzeren met klinknagels verstevigde constructie gaat. De gevarieerde beplanting bestaat uit hoge loofbomen, coniferen en aan de waterzijde naast het brugje een treurvorm.

Circa 35 jaar later is op de topografische kaart van 1911 de open strook in de zuidwestzijde van het parkbos volledig verbost en uitgebreid tot aan de ontwateringsgracht, parallel met de Martjesvaart. In het zuidwestelijke kwadrant van het parkbos verschijnt de zogenaamde “konijnenberg” en in het noordwestelijke kwadrant een niervormige vijver. Ook het eerder beschreven tracé van rondwegen lijkt deels gewijzigd. Op het voormalig boomgaardperceel ten noorden van het kasteel wordt in deze periode een omhaagde moestuin aangelegd. Op een postkaart uit deze periode staat nog het hoge smeedijzeren hekwerk op een baksteen plint aan de Westbroekstraat afgebeeld. In tegenstelling tot de huidige bomengordel die het park afsluit voor de blikken van voorbijgangers, had het park langs die zijde een meer open karakter. In het park bevond zich ook een ijskelder.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef nog tot midden 1917 herkenbaar als dorp. Duitse soldaten gebruikten het park tijdens de oorlog als tijdelijke begraafplaats, richten er een bunker in en door de dreef liep een smalspoorlijn. Nadien werden zowel het kasteel als het park volledig vernield.

Na de oorlog

Architect Jules Coomans tekent het ontwerp van het naoorlogse landhuis met aparte L-vormige garage- en dienstgebouw. Ook de nieuwe aanleg van het park dateert uit het interbellum. Volgens de huidige eigenaar startte baron Pierre de Conick de Merckem al in 1920 met nieuwe aanplantingen van eiken, beuken, iepen, abelen, robinia’s, essen en kastanjes. Later wordt aan tuinarchitect Louis Julien Breydel (1868-1941) de opdracht gegeven om een ontwerp te tekenen. Op de bewaarde ontwerptekening uit 1929 voorzag Breydel ondermeer een tweede dreef waarvan de aanleg vermoedelijk omwille van financiële redenen slechts ten dele uitgevoerd is.

Het huidige ontwerp van het kasteelpark van circa 24 ha. grijpt enerzijds terug naar de vooroorlogse situatie met het behoud van het parkbos, de dreef en de moestuin op dezelfde locatie, anderzijds wordt de vooroorlogse aanleg rondom het kasteel niet hernomen. In de plaats van de vroegere bomengroepen verschijnt een uitgestrekt gazon dat van het dorp en de 19de-Liniestraat door een greenbelt wordt afgeschermd. De gemengde beplanting in deze zone bestaat uit een meer dan gemiddeld aantal bruine beuken aangevuld met haagbeuk, hazelaar, linde, Noorse esdoorn, plataan, treurwilg, zoete kers en zomereik met in de kruidlaag onder meer bosanemoon, klimop, sneeuwklokje, geel nagelkruid, speenkruid en fluitenkruid.

Rondom het landhuis situeert zich een geometrische aanleg waar een rechthoekige verharding rondom het gebouw aan de westzijde overgaat in een trapeziumvormig verdiept gazon, waarvan de licht gebogen brede basis van het kasteel af ligt en die geaccentueerd wordt door drie ronde perken, één centraal op de oost-west as en beplant met roodbloeiende hortensia’s, en twee rododendronperken op de hoeken. Ten oosten van het kasteel ligt aansluitend op de verharding op de oost-westas een smal gebogen bloemenperk. In het grasveld zijn rozenperken uitgespaard. De afbuigende oprijlaan volgt het tracé op het plan van Breydel van de zuidoostelijke hoek van het kasteeldomein naar de zuidoostelijke hoek van de verharding rond het kasteel. In het park is ook een veelhoekig paviljoentje in pseudovakwerk met tentdak bewaard.

Het parkbos bestaat voornamelijk uit eiken met een onderbegroeiing van braam. Na de oorlog wordt ongeveer tien procent niet meer aangeplant. De zuidelijke zone is opnieuw naar weidegrond omgezet waardoor een zicht naar de Martjesvaart ontstaat. In het parkbos krijgt de niervormige vijver een meer natuurlijke contour. De dubbele dreef naar de Martjesvaart met alternerend aangeplante beuken (Fagus sylvatica) is ook verkort heraangeplant. Het verhoogde tracé van het niet meer aangelegde deel is in het huidige landschap nog duidelijk zichtbaar. Op het einde van de dreef bleef een schietstand bewaard, langs de zijden met linden beplant die als hakhout beheerd worden. Op de rand van het park is nog een gedegradeerde haagbeukenloofgang uit circa 1930 met een onderbergoeiing van bosanemoon aanwezig. De uitgestrekte, deels ommuurde moestuin die opnieuw ten noorden van het kasteel is ingeplant bestaat uit vier gelijke met buxus omzoomde bedden rond een assenkruis. Tegen de noordmuur bevinden zich serres en tuingebouwen, waaronder een druivenserre. In de momenteel deels braak liggende moestuin zijn nog koude bakken bewaard en de muren deels nog met leifruit begroeid.

Achteraan het parkbos staat tegen de Engelendelft aan een grote concentratie van katwilg (Cornus sericea), die gebruikt werd als vlechtmateriaal voor de eendenkooi die zicht ten zuidwesten van het opvallende waterproductiecentrum in de IJzerbroeken bevindt. Deze eendenkooi waarvan de oudste vermelding tot 1591 teruggaat, werd tijdens WOI verwoest. Nadien werden kooibos en eendenkooi opnieuw heraangelegd.

  • Archief agentschap Onroerend Erfgoed, Reeks plannen van Louis J. Breydel, ontwerp van het park van Merkem uit 1929.
  • PRIEM V, 1998: Kastelen en landhuizen in de Westhoek, Ieper, 72-77.
  • VERSTRAETEN A., KARELSE D. en ZWANEPOEL A. 2008: Eendenkooien in Vlaanderen: verborgen, meestal verdwenen en bijna vergeten, M&L 27.5, 55-58.
  • ZWANEPOEL A. e.a. 2009:TWOL - Onderzoek naar historische wijzigingen in milieu-omstandigheden en beheer van de overstromingsgraslanden in Ijzer- en Handzamevallei ten behoeve van het natuurbeheer en de natuurontwikkeling, 2, Brugge, 682-710.
  • ZWAENEPOEL A. e.a. 2011:De broeken van de Ijzer-en Handzamevallei, Brussel, 317-324.

Auteurs: van den Bossche, Herman
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

Omheiningsmuur en toegangshek

Het park is deels omhaagd en deels ommuurd. De hoofdtoegang bevindt zich in de zuidelijke punt van het domein aan de Westbroekstraat. Een tweede toegang aan de Oostpoeselstraat wordt afgesloten door een smeedijzeren hek waarvan de spijlen eindigen op lanspunten, gevat tussen vierkante bakstenen hekpijlers.

Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties

  • Is deel van
    Kasteeldomein de Coninck de Merckem

  • Is deel van
    Westbroekstraat


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Park van het kasteel De Coninck de Merckem [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134009 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.