erfgoedobject

Restant van het domein van Borcht

bouwkundig / landschappelijk element
ID
134043
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134043

Beschrijving

Grotendeels moerassig overblijfsel (circa 15 hectare) van een park in landschappelijke stijl aangelegd, mogelijk vóór 1800, bij een neoclassicistisch landhuis (op de plaats van een middeleeuwse burcht) en rond een oude meander van de Zenne; rond 1880 verbouwing van het landhuis tot eclectisch kasteel en uitbreiding van het park tot 30 hectare; in 1962 afbraak van het 19de-eeuwse kasteel en verkaveling van het droge gedeelte van het park.

De Borcht

Het gehucht Borcht – ook Borght, Borgt, Senecaberg – dankt zijn oorsprong en naam aan de grote motte of burchtheuvel in het midden van het gehucht. Hij wordt voor het eerst vermeld in 1275 in de 'Keure van Grimbergen' maar is ongetwijfeld veel ouder. Opgravingen hebben aangetoond dat de bewoning van de kunstmatig opgeworpen heuvel teruggaat tot de 8ste eeuw en eindigde met een brand rond het midden van de 12de eeuw. De burcht op deze motte stond strategisch op het kruispunt van twee interregionale wegen, aan de rand van het territorium van de Berthouts, heren van Grimbergen. Ze was hun woonplaats van de 10de tot het midden van de 12de eeuw, toen ze werd ingenomen en vernield door hertog Godfried III tijdens de zogenaamde Grimbergse oorlog. De Berthouts bouwden een nieuwe burcht nabij de dorpskom van Grimbergen, het latere Prinsenkasteel. De burchtheuvel – een ellips van 55 tot 70 m diameter en circa 20 m hoog – was omgeven door een vanuit de Tangebeek gevoede gracht en een dubbele ring van straten. De beek voedde tot in de 20ste eeuw ook een watermolen met een eigen vijver (perceel nr. 198) aan de voet van de heuvel. De Primitieve kadasterkaart (1821) toont geen details over de heuvel, maar in de 'Atlas cadastral' van P.C. Popp (1860) wordt – zeer uitzonderlijk – een kluwen van paden afgebeeld, die op een sieraanleg wijzen. De heuvel, in de loop van de geschiedenis talloze malen vergraven, was toen uit drie trappen opgebouwd en de paden naar de top volgden gedeeltelijk de hoogtelijnen. Dit patroon vinden we terug op de eerste stafkaart (1864), maar het vervaagt op de latere stafkaartedities. In het huidige reliëf zijn deze paden nog duidelijk zichtbaar. De ruimtes tussen de paden worden door Popp bijna figuratief weergegeven (gras, bomen, struiken, bloemperken?), en tussen het kreupelhout op de hellingen duiken nog hier en daar diverse siersoorten op: gewone sering (Syringa vulgaris), ranonkelstruik (Kerria japonica), vederesdoorn (Acer negundo) en een massiefje buxus (Buxus sempervirens). De platte top van de heuvel is grazig met enkele appelbomen. Dit parkje op de Borchtheuvel, ongetwijfeld bedoeld als omkadering van een belvedère met een toen nog bijzonder aantrekkelijk panorama over de Zennevallei, was niet aangelegd voor de molenaar, maar voor de eigenaar van de molen: Louis-Marie-Joseph-Hubert Helman de Grimberghe (in 1799 in de 'emigratie' te Wurzburg geboren, gestorven in Hyères (F) in 1870). Helman was ook eigenaar en – nu en dan – bewoner van het nabijgelegen kasteel van Borcht, opvolger van het kasteel Ter Tommen, en bezat daarenboven nagenoeg één zevende (circa 300 hectare) van het grondgebied Grimbergen, waaronder het grootste gedeelte van het gehucht Borcht.

Het kasteel Ter Tommen

Om na de vernietiging van de burcht de bouw van een nieuwe vesting op deze strategisch belangrijke plaats te voorkomen, werd de Borchtheuvel met het omgevende gehucht een vrijheid met een eigen schepenbank. Desondanks werd er aan de noordwestelijke rand, net buiten de vrijheid en aan de voet van de valleiflank, een nieuw kasteel gebouwd, veel bescheidener dan het verwoeste. Het kasteel Ter Tommen of Tommenhof (aldus genoemd als verwijzing naar de Borchtheuvel), bedoeld als voorpost voor het kasteel van Grimbergen en bewoond door een kastelein of burggraaf, wordt voor het eerst afgebeeld rond 1600 op één van de kaarten van Mathieu Bollin: een vierkante donjon met overkragende top met machicoulis, spietorentjes onder een hoog leien tentdak en, aanleunend, een woonvleugel van zeven traveeën en twee of drie bouwlagen met een zadeldak. Donjon en woonvleugel vormden samen met de twee dienstvleugels een U-vormige plattegrond, die aan de zuidwestzijde door een muur met een rondboogpoort was afgesloten. Op het einde van de 17de eeuw wordt het kasteel schematisch afgebeeld op één van de figuratieve kaarten van Peeter Meysmans in het kaartboek van de abdij van Grimbergen, en met veel details op een ets uit de 'Castella et Praetoria nobilium Bra­bantiae' (1694) van Jacob Le Roy, die ook de tuinen in beeld brengt. Het feodale, defensieve karakter van het gebouw werd sinds Bollin door allerlei ingrepen zoveel mogelijk afgezwakt, zodat het meer op een 'huis van plaisantie' ging lijken. De dienstvleugels uit de tijd van Bollin werden gesloopt om plaats te maken voor een ruime 'cour d'honneur', langs drie zijden omgeven door een met pilasters en siervazen versierde muur en toegankelijk via een poort met een driehoekig fronton. De kasteelhoeve – twee lage, langgestrekte volumes – lag ten westen van het kasteel. Vanop het terras kon men de schitterende parterretuin bewonderen die zich uitstrekte in de voormalige beemden ten noordoosten het kasteel. Deze tuin, omgeven door een brede gracht en langs twee zijden door dubbele dreven afgezoomd, bestond uit omhaagde loofwerkparterres ('parterres de broderie'), de hoeken geaccentueerd door bomen (hier uitzonderlijk niet in vorm gesnoeid), gescheiden door een padenkruis met op het kruispunt een rond waterbekken met een hoog opspuitende fontein. Volgens de bijbehorende beschrijving: "Men klimt met een wenteltrap in het Woonhuis, waar uit men wederom neerwaarts klimt. Aldaar gaat men in een heerlyke Tuyn, ver­ciert met een Fontein en omringt met een, vol water zynde, sloot, welkers boorden van de andere zyde een wandelplaats oopenen, dewelke zeer lang en breed is, tusschen de Boomen van eener dikte en eener hoogte". Op de valleiflank, links, wordt aansluitend bij de kasteelhoeve niet alleen de in stroken verdeelde moestuin weergegeven, maar ook een 'bosquet' van vier omhaagde compartimenten met kleine bomen of struiken, eveneens verdeeld door een padenkruis met op het kruispunt een rotonde met een hoge, in etages gesnoeide boom. De onmiddellijke omgeving bestond voor de rest uit boomgaarden. De oprijlaan, een onregematig slingerende aardeweg, werd opgesplitst in een weg naar de kasteelpoort en een weg naar het neerhof. Een tweede weg vanuit het zuidoosten, rechts op de ets, eindigde voor de keermuur van het terras bij een imposante trap met balustrades en twee overlopen. De achtergrond van de ets is problematisch. De torens van Mechelen – inzonderheid het hoge, stompe silhouet van Sint-Rombouts – waren ongetwijfeld vanuit het kasteel zichtbaar, maar de hoge ronde heuvel, die niets anders dan de Borchtheuvel kan verbeelden, is door de tekenaar-graveur ten onrechte binnen hetzelfde gezichtsveld afgebeeld, waarschijnlijk ten documentaire titel.

De Brusselse tekenaar Ferdinand-Joseph Derons maakt van Hof ter Tommen bijna een halve eeuw later drie gezichten, waarvan twee in vogelvlucht. Een eerste tekening, gedateerd 1733, toont het kasteel eveneens vanuit het zuidwesten. De gebouwen worden gedetailleerd weergegeven, tot en met de hoekkettingen en de steigergaten, de textuur van de strodaken van de lemen neerhofgebouwen, de twee zonnewijzers op de toren, de 'spiegels' in de omheiningsmuur van de 'cour d'honneur'... Opmerkelijk is het 'hooihuis' links van het kasteel, een open constructie met een rieten schilddak. De belangrijkste veranderingen sinds 1694: 1° Langs de linkerflank van de 'cour d'honneur' werd een 'modern' koetshuis met twee korfboogpoorten toegevoegd. 2° De oprijlaan naar het kasteel werd geformaliseerd: geen slingerende modderwegel meer maar een brede, door latwerkhekken afgelijnde laan. De nieuwe oprijlaan vertrekt vanaf een lanspuntenhek tussen monumentale pijlers, bekroond door ingezwenkte en afgeknotte piramides met erbovenop een in een punt uitlopend ei. Een rond lichaam (bol of ei) op een kubus of op om het even welk horizontaal vlak was sinds het begin van de 17de eeuw symbool voor rust en ontspanning. Dit motief wordt herhaald op de afgeknotte punt van het poortfronton.

Twee gezichten in vogelvlucht van dezelfde tekenaar, gedateerd 1737, geven de ruime omgeving weer. Zoals in Le Roys ets toont één van de tekeningen de site vanuit het zuidwesten en ook hier worden de torens van Mechelen samen met de Borchtheuvel in één gezichtsveld gevat, wat zoals reeds opgemerkt onmogelijk is. De achtergrond van de tweede tekening is minder gefingeerd: een gezicht vanuit het oosten met het Prinsenkasteel en de abdij van Grimbergen aan de einder. De twee afbeeldingen van het kasteeldomein zelf zijn ongetwijfeld realistisch. Het koetshuis is ondertussen met een vorstkam uitgerust, maar voor de rest vinden we de situatie van 1733 tot in de details terug. De eilandtuin is enigszins van uitzicht veranderd. Een ondefinieerbaar gewas heeft de plaats van het loofwerk ingenomen in de parterres, die door sint-andrieskruisen worden onderverdeeld. Loofwerk komt nog wel voor in de barokke parterre in spiegelvorm met lunetachtige uitstulpingen op het kruispunt, waar zich in 1694 het bekken met de fontein bevond. De parterres worden omzoomd door in smalle kegels gesnoeide boompjes en op de meeste hoekpunten staan levensgrote beelden op sokkels. De eilandtuin wordt afgeschermd door een manshoge haag en de vier hoeken van het eiland worden door kabinetten in latwerk gemarkeerd. De terrassen tussen het kasteel en de eilandtuin worden op de tweede tekening duidelijk weergegeven. De taluds of keermuren zijn achter hagen verborgen. Op het terras voor het kasteel werden eveneens parterres aangelegd, mogelijk met loofwerk en in de schaduw van een rij hoge sparren. De afdaling naar de eilandtuin wordt gevormd door een brede, statige trap, die zich bij een eerste overloop opsplitst in twee gebogen trappen met een borstwering van kunstsmeedwerk. Deze borstwering omhelst als het ware iets wat op een afhellend bloembed lijkt met een motief dat aan de Griekse letter pi doet denken en is opgesmukt met drie beelden. Twee korte, rechte trappen tussen grote siervazen vormen het laatste stuk van de afdaling. Via een brede, platte, door zuilen geflankeerde brug belandt men tenslotte in de eilandtuin. De brede gracht rond de eilandtuin is verbonden met een grote vijver, vierkant met een afgeronde hoek, die aansluit bij een steile, beboste helling. Deze vijver is een relict van een oude meander van de Zenne. Op grond van geomorfologische en bodemkundige gegevens mag worden aangenomen dat vóór de aanleg van het kanaal Brussel-Willebroek in 1560-1561 de Zenne 1,5 km meer naar het westen liep en tegen de flank van het leemplateau ten oosten van Grimbergen een weidse meander vormde. Deze eigenaardige knik in de loop van de rivier ten noorden van Vilvoorde kan wellicht verklaard worden aan de hand van de hypothese van twee geologen uit het interbellum: een soort oerloop van de Demer-Dijle zou op die plaats in de Zenne hebben uitgemond; de steilrand in het Lediaan ter hoogte van Borcht ontstond ten gevolge van de eroderende werking van deze rivier. De strakke vorm van de vijver, die bij Derons te zien is, ontstond vermoedelijk gelijktijdig met de eilandtuin. De afgeronde hoek valt samen met het scherpste gedeelte van de meanderbocht. Op de beboste steilrand werden toen ook smalle terrassen aangelegd, die door trappen met elkaar verbonden waren. Op het gedeelte van de helling dat paalt aan de kasteelboederij werd een tweede, ditmaal hellende parterretuin aangelegd: een rechthoek verdeeld door een sint-andrieskruis met een centrale, door kegelboompjes omgeven rotonde en een hoogstammige boom in het middelpunt. Deze plek moet ongeveer samenvallen met de 'padenkruisbosquet' van 1694.

Van fossiele meander tot Engelse tuin

Het door Derons geschetste aanlegpatroon met eilandtuin en meandervijver is nog in grote lijnen herkenbaar op de Ferrariskaart (1771-1775), maar zal door baron Henri Helman – vanaf 1825 burggraaf Helman de Grimberghe – ergens tussen 1781 (toen hij het domein van zijn vader erfde) en 1821 (opstelling van de Primitieve kadasterkaart) worden opgedoekt. De meandervijver wordt het uitgangspunt voor een 'jardin à l'anglaise'. Hoewel de Primitieve kadastrale legger (1831) met geen woord rept over lusttuin of lustgrond en enkel bos, weide, vijver en bouwland vermeld, laten de sikkelvorm van de vijver met een brugje en een eilandje, en ook de golvende contouren van de twee bospercelen binnen de meander weinig twijfel bestaan over het sierkarakter van de aanleg. De twee bospercelen (nrs. 241 en 243) vormen vanuit het kasteel gezien als het ware een visuele trechter naar het valleilandschap in het noordoosten. Mogelijk was De Borcht, samen met het nabije landgoed De Drie Fonteinen te Vilvoorde, één van de oudste landschappelijke parken van België. Een vergelijking met het door bankier J.-J. Walckiers de Gammerages aangelegde Drie Fonteinen – ommuurd en bulkend van kunstmatige rotspartijen, beelden, 'fabriekjes' – is misschien onterecht. Het domein van Borcht was slechts één van Helmans verblijfplaatsen. De ambiance van het door Helman aangelegde landschapspark en van het nieuwe 'Château de Borcht' was wellicht nauwer verwant met de idee van de 'ferme ornée' (ontspannen boeren in een rustiek decor) dan met de uitstalling van kunstzin, eruditie en filosofische overtuiging, waarvoor parken zoals De Drie Fonteinen te Vilvoorde, Bouchout* en het kasteel van Meise* of dat van Wespelaar het kader vormden. Tot recent waren een boogbrug over de oostelijke uitloper van de vijver en een ijskelder met een als grot vermomde ingang in de steilrand boven de vijver het enige overgebleven 'tuinmeubilair'. De brug werd bij een recente kapping van canadapopulieren gereduceerd tot verwrongen metaal en de ijskelder verdween onder een nieuwbouwvilla.

Een middeleeuwse burcht zoals het oude kasteel Ter Tommen paste niet meer in dit rustieke concept; ze werd afgebroken en vervangen – mogelijk op de oude funderingen – door een 'moderne', witgepleisterde, neoclassicistische villa, geblokte lisenen en driehoeksfronton met oculus inbegrepen. Vastgebouwd aan de westgevel van het kasteel vormde de boerderij met stallen en koetshuis op L-vormige plattegrond en enkele losstaande gebouwtjes een soort van neerhof. In het begin van de jaren 1860, toen eigenaars van landgoederen de nabijheid van mesthopen en schonkig boerenvolk niet meer zo op prijs stelden, werd de boerderij afgebroken, op de koetshuisvleugel in het verlengde van het kasteel na, en 120 m zuidwaarts heropgebouwd, tegen de huidige Luypaertstraat aan. Toen werd ook de huidige Ter Tommendreef aangelegd, de dreef met paardenkastanjes die het domein verbond met de Vilvoordsesteenweg. Dit was waarschijnlijk de meest gebruikte maar niet de hoofdtoegang tot het domein, want hij kwam uit bij de nieuwe boerderij. De ceremoniële toegang, bedoeld om indruk te maken op bezoekers en gasten, vertrok aan de vaart, koerste in westzuidwestelijke richting linea recta tot aan de vijver, boog af ter hoogte van het boogbrugje en belandde ten slotte bij het kasteel, zonder dat de boerderij in zicht kwam. Door de aanleg van de Humbeeksesteenweg rond 1880 werd deze oprijlaan doorsneden; deze nieuwe weg, afgebeeld op de stafkaart van 1892, vormde voortaan de oostgrens van het park. Rond 1880 liet Roger Helman, diplomaat en op dat moment gevolmachtigd minister te Istanbul, tot slot ook de koetshuisvleugel slopen, zodat het kasteel alleen kwam te staan. Dit is de periode waarin talrijke sobere, neoclassicistische landhuizen van de vroege 19de eeuw tot eclectisch 'château' werden opgedirkt, wat ook hier gebeurde maar met opvallende rustieke en pittoreske toetsen. Toeristisch journalist Arthur Cosyn zal het 'Château de Borght' met zijn gefiguurzaagde daklijsten, houten balkons, modillons en dakruiters en andere sierschrijnwerk, niet helemaal onterecht omschrijven als "un vaste cha­let", maar dan met Cheverny-allures.

Villa's en verdronken land

De appreciatie voor het omgevende landschap blijkt uit de drie grote, met ijzeren hekken afgerasterde dakterrassen waarmee het 'Château de Borght' werd uitgerust. De vermelde visuele trechter vanuit het kasteel in noordoostelijke richting – al zichtbaar op de Primitieve kadasterkaart – wordt in de loop van de jaren verder vernauwd. Volgens de stafkaart van 1909 was hij aan de oostrand van het domein nog amper 40 m breed en dit had ongetwijfeld zijn reden, want minstens sinds 1890 was het visuele eindpunt een... gelatinefabriek. De fraaie kasteeldomeinen van Schiplaken en de Verbrande Brug, die het uitzicht vanuit Ter Tommen opvrolijkten, zouden tijdens het interbellum onder de fabrieksloodsen verdwijnen. Rond 1900, na de verkoop van het domein aan de industrieel Gustave Debbaudt, verwaardigde het kadaster zich eindelijk om 29 hectare 'lustgrond' in rekening te brengen. Debbaudt verkocht het landgoed in 1920 aan de maatschappij L'Industrielle de Vil­voorde en in 1961 belandde het tenslotte bij Immobilière Fédérale de la Construction, die het vervallen kasteel en de boerderij liet afbreken en in de daaropvolgende jaren het droge gedeelte van het domein, zowat de helft, verkavelde. Wat overbleef werd op het gewestplan als 'natuurgebied' ingekleurd, niet helemaal onterecht want dit gebied herbergt een zeer gevarieerde flora en vegetatie met onder meer bont kroonkruid (Coro­nilla varia), moerasstreepzaad (Crepis paludosa) en gele plomp (Nuphar lutea), die een groot gedeelte van de vijver bedekt. In het overblijvende gedeelte kwamen tot voor kort nog talrijke relicten van het 19de-eeuwse park voor: de boogbrug, de als grot vermomde ijskelder en enkele andere, niet te duiden artefacten op de westelijke steilrand. Het 'moerasbos' werd in de jaren 1980 nog bevolkt door een groot aantal sier- en cultuurvariëteiten, onder meer atlasceder (Cedrus atlantica), weymouthden (Pinus strobus), bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea'), plataan (Platanus x hispanica), zilveresdoorn met ingesneden blad (Acer saccharinum 'Laciniatum') en vooral, als hakhout, vederesdoorn (Acer negundo). Een groot gedeelte van de bebossing op de steilrand bestaat uit witte paardenkastanje (Aesculus hippocas­tanum), vermoedelijk aangeplant door Debbaudt (opname zomer 1986), maar hier en daar duiken ook veel oudere platanen en beuken op. Na 1990 is het waterpeil in het gebied merkbaar gestegen, waardoor grote delen bijna permanent blank staan en de vederesdoorn meer en meer het veld ruimde voor zwarte els (Al­nus glutinosa) en diverse soorten wilg (Salix spec.).

Merkwaardige bomen (opname 24 mei 2006)
Het cijfer in vet geeft de stamomtrek in centimeters weer. De omtrek wordt standaard gemeten op 150cm hoogte.

  • 1. zilveresdoorn met ingesneden blad (Acer saccha­rinum 'Laciniatum') 347
  • 3. gewone beuk (Fagus sylvatica) 396
  • 7. gewone plataan (Platanus x hispanica) 379
  • Kadaster Vlaams-Brabant, Oudste kadastrale legger 212 Grimbergen, art. 272 nrs. 118-124, 139-150,178-179,349-359; art. 2372 nrs. 1-29 en 33-48; art. 1106 nrs. 257-272 en 419-435.
  • Kadaster Vlaams-Brabant, Oude kadastrale legger 212A Grimbergen, art. 3846 en art. 5293 nr. 5.
  • Kadaster Vlaams-Brabant, Kadastrale opmetingsschetsen Grimbergen 1866 nr. 67, 1882, nr. 17 en 1963 nr. 19.
  • La noblesse belge, 1887, p. 129.
  • CLAES B., Castrale mottes in Vlaams-Bra­bant. Inventaris en vergelijking (I), Universiteit Gent, licenciaatsverhandeling, 2002, p. 89-105.
  • COSYN A., Grimberghen. Note descriptive, Bruxellles, Touring Club de Belgique, 1909, p. 60-61.
  • DE CANTILLON Ph., Vermakelykheden van Brabant en deszelfs onderhoorige landen, deel II (Amsterdam, David Weege, 1770), Anastatische herdruk, Amsterdam/Antwerpen, 1981, p. 32.
  • DE MAEGD C., Twee predkadastrale kaarten van Mathieu Bollin uit ca. 1600, in Het Tijdschrift van het Gemeentekrediet, 52(204), 1998/2, p. 70.
  • DENEEF R. e.a., Historische tuinen en parken van Vlaanderen – ten noordoosten van Brussel, in M&L Cahier, 14, Brussel, Onroerend Erfgoed, 2009, p. 101-108.
  • LOUIS A., Bodemkaart van België: kaartblad Vilvoorde 73W, Centrum voor Bodemkartering, 1961.
  • MARIËN, M.E. & BORREMANS R., Grimbergen, onderzoek van de burchtheuvel ("Senecaberg"), in Belgica Antiqua, 2, Opgravingen 1958-1969, overdruk uit het Bulletin der Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, 40e-42e jrg., Brussel, 1968-1970, p. 321-329.
  • STEVENS C., Le Démer transséquent, in Bulletin de la Société belge de Géologie, de Paléontologie et d'Hydrographie, jg. 44, 1934, p. 320-331.
  • VAN DEN BULCKE A., DEKNOP A. & DE JONG K., Van 't stadt en schoone buytens. Een kijk op Brussel in de 18e eeuw. Tekeningen en schilderijen van F.-J. Derons en A. Martin, Brussel, Musea van de Stad Brussel, 2007, p. 108-111.
  • VAN ESBROECK G., Mouvements techtoniques récentes le long de la Basse-Senne et de la Basse-Dyle, in Bulletin de la Société de Géologie, de Paléontologie et d' Hydrologie, 45, 1935, p. 166-180.
  • VERBESSELT J., Het Parochiewezen in Brabant tot het einde van de 31de eeuw (III), Brussel, Koninklijk Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant, 1964, p. 65-86 en 218-225.
  • WAUTERS A., Histoire des environs de Bruxelles, V (heruitgave van de editie van 1855), Bruxelles, Editions Culture et Civilisation, 1972, p. 81.

Bron: DENEEF, R., 2011. Historische tuinen en parken van Vlaanderen - Noordwestelijk Vlaams-Brabant: Affligem, Asse, Grimbergen, Kapelle-op-den-Bos, Londerzeel, Meise, Merchtem, Opwijk, Wemmel, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Van Damme, Marjolijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

IJskelder

De ijskelder verdween niet bij de bouw van een villa. De ijskelder is bewaard en bevindt zich in het park ongeveer tegenover Wielewaallaan 51.

  • Informatie verkregen van T. Ameye (13 september 2023).
Auteurs: de Haan, Aukje
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Sloop kasteel

Het kasteel werd niet in 1962 gesloopt. Vermoedelijk gebeurde dit pas ten vroegste in het najaar van 1963 of in de loop van 1964.

  • Informatie verkregen van R. Verheulpen (12 april 2020).
Auteurs: Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties

  • Is gerelateerd aan
    Opgaande plataan

  • Is gerelateerd aan
    Paardenkastanjedreef bij domein van Borcht

  • Is deel van
    Borgt


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Restant van het domein van Borcht [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134043 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.