omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteel van Bever
Deze vaststelling is geldig sinds
Neoclassicistisch landhuis met aanhorigheden van omstreeks 1845-1850 ter vervanging van 'huis van plaisantie' uit de 17de eeuw, met toevoeging van oranjerie en duiventoren in 1885, omgeven door park in landschappelijke stijl met vijver en eilandje, aangelegd rond 1850; kasteelpark van oorspronkelijk 5,5 hectare, rond 1970 uitgebreid tot bijna 14 hectare met twee bijkomende vijvers; belangwekkende dendrologische collectie.
Zes vijvers en een speelhuis
Het kasteeldomein van Bever, soms ook 'het Nekkerke' genoemd, omvat het brongebied van een zijarm van de Maalbeek, aan de noordrand van het Brabants leemplateau. De vijver spreekt tot de verbeelding. Vermoedelijk door zijn vorm – een negen of een zes in spiegelbeeld met een rond eilandje – beschouwden sommigen hem als een relict van een dubbele feodale motte met opper- en neerhof, vergelijkbaar met onder meer het nabijgelegen kasteel van Boechout. Deze vijver is echter niet ouder dan 1845-1846, toen het oude 'speelhuis', dat vermoedelijk uit het begin 17de eeuw dateerde, werd afgebroken en vervangen door het huidige classicistische landhuis. De opdrachtgever was graaf Jean-François de Villegas de Clercamps, burgemeester van Strombeek-Bever en kleinzoon van de laatste heer van Bever. De Ferrariskaart (1771-1775), de 'Carte topographique de Bruxelles et de ses environs' van circa 1810 (maar bijgewerkt tot 1821) door Guillaume De Wautier en de Primitieve kadasterkaart van 1821 tonen min of meer in detail de oude situatie. Voordien waren er zes vijvers, onregelmatige vierhoeken in twee rijen van drie. In de vijver tegenover het landhuis lag een eilandje dat door een landtong met het 'vasteland' verbonden was, mogelijk een relict van een feodale motte maar misschien ook een eilandtuin, wat in de 17de en 18de eeuw vaak voorkwam.
Het kasteelcomplex, sinds 1748 eigendom van de familie de Villegas, bestond uit twee aparte gebouwen: het eigenlijke 'huis van plaisantie' en, ten oosten en ongeveer in het verlengde daarvan, een dienstgebouw (koetshuis en stallen). De oevers van de vijvers waren volgens de Ferrariskaart met bomen afgelijnd. Op beide kaarten wordt ten zuiden van de kasteelgebouwen een bijna rechthoekige, in bedden verdeelde tuin getoond – in de 18de eeuw mogelijk een siertuin met loofwerkparterres. De percelen ten noorden van het kasteel (nrs. 189, 191 en 196, samen 73 are) waren in 1831 volgens de Primitieve kadastrale legger 'tuin', ongetwijfeld de moestuin, en het 'landgebouw' (nr. 190) was een schuurtje. In het huis (nr. 188) op de hoek van de Drijpikkelstraat en de kasteeldreef woonde de tuinier of de huisbewaarder.
Neoclassicistisch kasteel in een park in landschappelijke stijl
Het nieuwe kasteel werd 80 m meer naar het zuidoosten opgetrokken. Het beantwoordt min of meer aan het sobere, neoclassicistische model van landhuizen en kasteeltjes die tussen 1840 en 1860 als paddenstoelen uit de grond rezen: een rechthoekige plattegrond, symmetrisch uitgebouwd, met twee bouwlagen en zeven traveeën onder een leien schilddak. Meestal hadden deze huizen een mezzanine, maar die werd in het nieuwe kasteel van Bever misschien bij een latere verbouwing weggewerkt en vervangen door de huidige dakkapellen. De versiering van de bepleisterde en witgeschilderde lijstgevels bleef beperkt tot de arduinen omlijstingen van de (nog steeds) beluikte, rechthoekige vensters, de omlopende kordons, de lekdrempelconsoles van de vensters op de begane grond en de doorgetrokken lekdrempels van de vensters van de verdieping. De rondboogdeur die de hoofdingang vormt, maakt deel uit van een drie traveeën breed middenrisaliet, voorafgegaan door een bordestrap en bekroond door een deurvenster in een entablementomlijsting met balkon. Het risaliet in de (naar het zuiden gekeerde) achtergevel werd op een vergelijkbare manier uitgewerkt. In de jaren 1920 werden aan de westzijde een achtste travee en een lage aanbouw met plat dak toegevoegd, waardoor de oorspronkelijke symmetrie verdween.
Een rechte, 250 m lange oprijlaan verbond het nieuwe kasteel met de weg Brussel-Merchtem (de huidige Boechoutlaan). Ze kruiste de dreef die vanouds de oostgrens van het domein vormde en mondde uit tussen het kasteel en het nieuwe koetshuis. De diverse tuinpercelen werden verenigd tot één perceel 'lustgrond' en de zes vijvers tot één grote 'lustvijver' met de reeds vermelde, misleidende vorm. Dit park in landschappelijke stijl van 3 hectare 83 centiare wordt voor het eerst afgebeeld op de stafkaart van 1864. Volgens diezelfde kaart omvatte het ook de door het kadaster als hooiland en akker geregistreerde percelen (nrs. 201, 202 en 203) in het zuidoosten van het landgoed, in het versmallende dalhoofd met het eigenlijke brongebied. Het park van graaf de Villegas besloeg dus minstens 5,5 hectare. Door de langgerekte stroken beplanting, min of meer evenwijdig met de hoogtelijnen, werd het dalreliëf van het zuidoostelijke gedeelte geaccentueerd. De nieuwe vijver werd omkaderd door hoogstammige beplanting.
De omheiningsmuur van de moestuin, die zich zoals voorheen in de noordoostelijke hoek van het domein bevond, wordt kadastraal opgetekend in 1865. Aan de westzijde wordt deze bakstenen muur geritmeerd door gekoppelde bakstenen bogen, aan de binnenzijde geflankeerd door deels vervallen, deels tot woning verbouwde dienstgebouwen. De oranjerie en duiventoren, die de moestuin langs de zuidzijde begrenzen, werden geregistreerd in 1885, maar de stafkaart van 1864 doet vermoeden dat dit minstens twintig jaar na datum is. Beide werden naar verluidt opgetrokken met afbraakmateriaal van het oude kasteel en van panden uit de omgeving van de Sint-Hubertusgalerij te Brussel. Het gaat hoe dan ook om recuperatiemateriaal: in twee van de rondbogen van de oranjerie zijn steenhouwersmerken terug te vinden uit de tweede helft van de 17de – begin 18de eeuw en het steenhouwersmerk op de linker deurstijl van de barokke korfboogdeur van de duiventoren, die ook de ingang is tot de moestuin, is van Pierre Wincqz (1635-1728). De witgeschilderde bakstenen oranjerie omvat zeven traveeën en één bouwlaag onder een leien schilddak. De middelste vijf traveeën worden gevormd door hardstenen, beglaasde rondboogarcaden van licht gebombeerde zuilen met basement en dekplaat met geringde rondbogen erop. De middelste arcade, tevens de deur, wordt bekroond door een driehoekig fronton met een oculus. De halve serre die de duiventoren met de oranjerie verbond is verdwenen, evenals de volière voor de toren.
Arboretum en kantoren
Geen enkele boom is ouder dan het midden van de 19de eeuw en van de oorspronkelijke beplanting van het landschappelijk park zijn slechts enkele bomen overgebleven: groene en bruine beuken (Fagus sylvatica, F.s. 'Atropunicea'), een es (Fraxinus excelsior), een haagbeuk (Carpinus betulus), een canadapopulier (Populus x canadensis) en vermoedelijk ook de dreef van zomereiken (Quercus robur) op de oostgrens van het oude park in landschappelijke stijl. De rest werd aangeplant na 1900, ook de dubbele dreef van bruine beuken die de oprijlaan vormt. Rond 1970 werden in het valleihoofd in het zuidoostelijk gedeelte van het domein twee bijkomende vijvers aangelegd. De percelen ten westen daarvan (nrs. 204 en 205) – volgens de stafkaarten van 1864 en 1892 door Jean-François de Villegas ooit met fruitbomen beplant – en de ruimte tussen het kasteel en de Boechoutlaan werden bij het landschappelijk park ingelijfd. De totale oppervlakte van het park bedroeg voortaan bijna 14 hectare. Deze uitbreiding omvatte ook enkele formele elementen, onder meer het dreefje met zilveresdoorns (Acer saccharinum 'Laciniatum') dat aftakt van de dubbele beukendreef en via een bocht doorheen het nieuwe gedeelte bij het oude landschapspark ten zuiden van het kasteel uitmondt.
De uitbreiding ging gepaard met intensieve aanplantingen, waardoor het kasteeldomein van Bever uitgroeide tot een belangrijke dendrologische collectie met zeldzaamheden als Oregon-es (Fraxinus latifolia), gele paardenkastanje (Aesculus flava), mispelbladige wintereik (Quercus petraea 'Mespilifolia'), cephalotaxus (Cephalotaxus harringtonia), Brewers treurspar (Picea brewerana), gele den (Pinus ponderosa), Amerikaanse kransmagnolia (Magnolia tripetala), vaantjesboom (Davidia involucrata), papierschorsesdoorn (Acer griseum), tupeloboom (Nyssa sylvatica). In tegenstelling tot vele verzamelaarstuinen – bij gebrek aan ruimte vaak niet meer dan een encyclopedische uitstalling – werd grote aandacht besteed aan het landschappelijk aspect. De twee nieuwe vijvers vormen een interessante 'etalage' en soorten of cultivars werden meestal in groepjes aangeplant, waardoor de specifieke kleur, textuur en habitus nog beter tot hun recht komen.
In 2003, na 250 jaar in het bezit geweest te zijn van de familie de Villegas de Clercamps, werd het kasteeldomein van Bever verkocht. Het kasteel en het koetshuis werden verbouwd tot kantoorruimten; zowel het buiten- als het binnenschrijnwerk werden vernieuwd en van het oorspronkelijke kasteelinterieur resten enkel de marmeren vloertegels en de houten trap met ijzeren leuning in de hal. Een gedeelte van de voormalige moestuin – na 1960 omgevormd tot een siertuin – werd als parkeerterrein ingericht en de muur met de bogen werd grotendeels gesloopt.
Merkwaardige bomen (opname 22 juli 2004)
Het cijfer in vet geeft de stamomtrek in centimeters weer. De omtrek wordt standaard gemeten op 150cm hoogte.
Bron: DENEEF, R., 2011. Historische tuinen en parken van Vlaanderen - Noordwestelijk Vlaams-Brabant: Affligem, Asse, Grimbergen, Kapelle-op-den-Bos, Londerzeel, Meise, Merchtem, Opwijk, Wemmel, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo; Van Damme, Marjolijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Kasteel van Bever
Is deel van
Bever
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Park van het Kasteel van Bever [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134051 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.