Hoger Rijksinstituut voor Tuinbouw, opgericht in 1848 en stelselmatig uitgebreid in de tweede helft van de 19de eeuw en 20ste eeuw; huidig gebouwenpatrimonium met hoofdgebouw en conciërgewoning uit 1931 ligt in een landschappelijk park, van circa 2 hectare, deel van een complex van circa 50 hectare proef- en oefenvelden, serres, boomgaarden; mogelijke sporen van een door Louis Fuchs in 1898 ontworpen tuinaanleg.
In 1848 sloot Laurent de Bavay, boomkweker en eigenaar van de 'Pépinières Royales', een overeenkomst met de toenmalige eerste minister Charles Rogier voor de oprichting van een tuinbouwschool, voorloper van het 'Hoger Rijksinstituut voor Tuinbouw', nu 'Horteco', departement van de Erasmushogeschool Brussel, school voor tuinbouw, dierenzorg, biotechnieken en bosbouw. De officiële stichtingsakte voor de 'Middelbare Praktische Tuinbouwschool van de Staat' dateert van 30 april 1849. De opleiding was zeker niet bedoeld voor kinderen uit de gegoede burgerij, maar was "destinée plus particulièrement aux jeunes gens de la classe inférieure dans laquelle se recrutent habituellement les jardiniers", zoals te lezen valt in de publicatie van A. Wauters. De school bestond aanvankelijk uit een bescheiden lokaal aan de Leuvensesteenweg; het bijbehorende terrein lag deels in Vilvoorde, deels in het gehucht Houtem en het naburige Elewijt. Twaalf inwonende leerlingen, zestien tot zeventien jaar oud, werden in de school tewerkgesteld en kregen dagelijks twee tot drie uur onderricht; ze ontvingen geen vergoeding maar de lessen en het verblijf waren gratis. Laurent de Bavay werd na zijn overlijden in 1853 opgevolgd door zijn zoon Xavier. Hij kocht in 1860 het terrein van 3 ha langs de spoorweg Brussel-Mechelen op ongeveer een kilometer ten noordoosten van de stad, waarop de school nog steeds is gevestigd. De prille vestiging wordt afgebeeld op de stafkaart van 1864 en een kadastrale mutatieschets: een bescheiden hoofdgebouw met een bijna vierkant grondplan, dat het sluitstuk vormt van een ommuurde rechthoek van 80 are, op zijn beurt verdeeld in een boomgaard van 48 are en een tuin van 32 are, onderling gescheiden door een muur. Het tuingedeelte omvatte ook serres en koude kassen en het complex werd extra muros nog geflankeerd door stroken boomgaard en moestuin. De ruimte tussen het complex en de latere De Bavaylei, bijna 1,5 hectare, bestond uit een siertuin die vermoedelijk weinig verschilde van de erepleinen voor doorsnee landhuizen en kasteelvilla's: een landschappelijk ingeklede op- en afrit met bloemencorbeilles en -mozaïeken, die hier wellicht ook een didactische functie had, onder meer als arboretum.
In de loop van de jaren groeiden de schoolbevolking en het gebouwenpatrimonium gestaag aan. Rond 1870 werd ten zuiden van de school een villa voor de directeur gebouwd en tien jaar later – na de overname van het beheer door de Belgische staat in 1875 – kwam er een tweede directeursvilla, De Bavaylei 112 en 114. In 1890 werd de school uitgebreid met een landbouwafdeling en in 1899 met een afdeling voor 'koloniale studies'. In 1898 werd de voortuin hertekend door Louis Fuchs (1818-1904), die als leraar aan de school verbonden was. Fuchs behoort samen met Eduard Keilig (1827-1895), beiden van Duitse origine, tot de meest succesrijke Belgische landschapsarchitecten van de tweede helft van de 19de eeuw. De omheiningsmuren werden vermoedelijk bij die gelegenheid afgebroken en de landschappelijke aanleg werd uitgebreid en verrijkt met rozenperken en een vijvertje. In hoever de door Fuchs uitgetekende structuur nog aanwezig is, valt niet meer uit te maken, omdat de plannen voorlopig onvindbaar zijn. Uit de eerstvolgende stafkaart (1909) valt evenmin veel af te leiden en in de huidige beplantingen komen geen bomen meer voor die toen aangeplant zouden kunnen zijn.
Rond 1900 bereikten de faam en de uitstraling van de Vilvoordse tuinbouwschool een hoogtepunt, ook internationaal. Daarvan getuigt de stichting van een filiaal te Kopenhagen, waaraan het huidige 'Vilvorde KursusCenter' aan de Vilvordeveg nog herinnert! Door de voortdurende uitbreiding werd in 1902 gestart met de bouw van nieuwe klaslokalen. In de loop van de 20ste eeuw werden ook de terreinen meermaals uitgebreid en aan het einde van de jaren 1920 was het bestaande schoolgebouw te klein geworden. De 'eerste steen' van het huidige hoofdgebouw werd gelegd op 13 maart 1931.
Het huidige gebouwenpatrimonium bestaat – met uitzondering van de hoofdvleugel en een als portierswoning bedoelde villa – overwegend uit vrij eenvoudige, functionele constructies, opgetrokken uit baksteen en vaak meermaals aangepast en/of uitgebreid volgens de behoeften. Het volledig onderkelderde hoofdgebouw van twee bouwlagen werd opgetrokken uit baksteen en bestaat uit een langsvleugel met twee haakse aanbouwen vooraan en één centrale haakse aanbouw achteraan onder gecombineerde pannen zadeldaken met dakkapellen. Behoudens enkele art-deco-elementen in het centrale ingangsrisaliet – waaronder de consoles van de deurluifel – hebben de gevels een vrij eenvormig maar vooral eenvoudig uitzicht met grote rechthoekige vensters. Een gekleurde plattegrond gedateerd 10 april 1928 geeft de indeling van het schooldomein weer, toen 23 hectare groot: het landschappelijke park als voortuin, de als 'kruidtuin' bedoelde parterres die het nog op te trekken hoofdgebouw zullen flankeren, een bloementuin met serres, een groentetuin met serres, tegen de Houtemse steenweg aan een fruittuin met serres en een kwekerij voor fruiten sierbomen, en over de genoemde steenweg nog een groot perceel groentetuin. Voor een strook "nieuwe gronden" ten noordoosten van het domein moest blijkbaar nog een bestemming worden gezocht.
In 1961 werden ten zuiden van het complex nog sportvelden toegevoegd en rond 1980 een internaatsgebouw van vijf bouwlagen en een hoge bouw met klas- en seminarielokalen aan de noordzijde. Op twee dikke platanen (Platanus x hispanica) na – overblijfselen van het oorspronkelijke park – dateert de huidige beplanting van na 1930. Van de wandelpanden die op de stafkaart van 1932 worden afgebeeld bleef een gedeelte bewaard. Van een arboretum of systematische plantencollectie kan moeilijk gesproken worden. De nog jonge verzameling coniferen met onder meer cunninghamia (Cunninghamia lanceolata) in de zuidwesthoek van het park zou een aanzet daartoe kunnen zijn.
Merkwaardige bomen (opname 22 juli 2004)
Het cijfer in vet geeft de stamomtrek in centimeters weer. De omtrek wordt standaard gemeten op 150cm hoogte.
Bron: DENEEF, R., 2009. Historische tuinen en parken van Vlaanderen - Ten noordoosten van Brussel: Kampenhout, Kraainem, Machelen, Steenokkerzeel, Vilvoorde, Wezembeek-Oppem, Zaventem, Zemst, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is gerelateerd aan
Directeurswoning van de Tuinbouwschool
Is gerelateerd aan
Vrijstaande villa
Is deel van
de Bavaylei
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Park van het Hoger Rijksinstituut voor Tuinbouw [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134141 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.