Het gaat om een domein, circa twintig hectare groot, met een ommuurde moestuin en een vrij goed bewaard vroeg-landschappelijk park met monumentale moerascipressen. In 1811 werd het aangelegd in een bronnenrijke beekvallei rond een neoclassicistisch verbouwd 'huis van plaisantie' uit de tweede helft van de 16de eeuw, in 1902 traditionalistisch gerestaureerd.
De oorsprong van het kasteel van Wezembeek gaat terug tot de 12de-eeuwse ‘borcht’. Naar alle waarschijnlijkheid is het huidige kasteel een ‘speelhuys’ uit de tweede helft van de 16de eeuw. Bij het kasteel hoorde een grote pachthoeve met bijhorende domeinen, het Hof ten Bisdomme of Hof van Heystfort genoemd, samen 50 hectare groot. De watermolen van Heystfort, opgericht bij de samenvloeiing van de Vuilbeek en de Kleine Maalbeek, maakte eveneens deel uit van het landgoed.
Het kasteel wordt afgebeeld als waterkasteel op een door Harrewijn vervaardigde gravure in ‘Castella et praetoria nobilium brabantiae’ van J. Leroy (1694), die vermoedelijk de toestand rond 1650 weergeeft. Het 17de-eeuwse kasteel vormde een gesloten blok dat vermoedelijk samenviel met het oude neerhof. Waar precies de oorspronkelijke ‘borcht’ lag en wanneer ze verdween is niet bekend. Het goed omvatte daarenboven een watermolen, de Heisvoordemolen, op het grondgebied Sterrebeek. De gravure toont ook een glimp van de omgeving, die er erg natuurlijk, weinig gesofisticeerd uitziet: een verlandende vijver met afgekalfde oevers, verspreide beplantingen die geen duidelijk patroon vertonen – maar waarin links op de achtergrond toch een zuilvormige boom voorkomt -, een stronk van een ontwortelde boom op de voorgrond etc.
Het kasteel werd grondig verbouwd, waarschijnlijk rond 1700, want in het kaartboek van de goederen van de abdij van Ter Kameren uit 1716-1720 wordt aan de rand van een figuratieve kaart ‘Wesen-beke derde deel van de thiende’ een nieuw kasteel met een stuk van de tuin afgebeeld. Deze verbouwing valt waarschijnlijk samen met het aantreden in 1695 van een nieuwe, pas geadelde eigenaar, ridder Gaspard de Burbure, commissaris-generaal van de poeders en salpeters (“des poudres et salpètres”) van de koning van Spanje en kruitfabrikant te Zaventem. Het gesloten, vierkante grondplan van het kasteel werd vermoedelijk behouden. De verbouwing betrof vooral de naar het dorpscentrum gekeerde zuidvleugel met dienstvertrekken, die van grote ramen werd voorzien. Het poortgebouw, met poortomlijsting in renaissance-architectuur, werd opgetrokken tot een echte toren.
Meer radicaal is de verandering van de onmiddellijke omgeving, die niet alleen op de kaart van Ter Kameren wordt weergegeven, maar ook op de latere kaarten van Everaert (1772) en op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778). Het kasteel lag van toen af aan het zuidelijke uiteinde van een nieuwe regelmatige, klassieke, door brede grachten omringde, rechthoekige ‘eilandtuin’, die zich in het verlengde van zijn zijmuren naar het noorden uitstrekte en in rechthoekige parterres was onderverdeeld. Aan de zuidzijde werd de kasteelpoort door een rechtlijnige dreef verbonden met de kerk op het dorpsplein. De eilandtuin bestond in feite uit twee eilanden, door een brug of een landengte met elkaar verbonden. Aan de overzijde van de Vuilbeek-Wezenbeek, op de westflank van de Warandeberg – op de kaart van Ter Kameren “Bauwenbergh” genoemd -, lag de “warande van den h[ee]r van Wesenbeke”, te begrijpen als productiebos, misschien gecombineerd met wildreserve of ‘lustbos’. Daarnaast lag een groot perceel boomgaard, waarin zowel op de kaart van Ter Kameren als op die van Everaert een staande wip wordt afgebeeld. Op laatstgenoemde kaarten wordt aan de overzijde van de beek, tegenover het kasteel, ook een hoevegebouw weergegeven, langgestrekt volgens Everaert, een bijna gesloten vierkant volgens Ferraris. De Ferrariskaart geeft ook details omtrent het zuidelijke, aan het dorpsplein palende gedeelte van het domein. In de zuidoostelijke hoek, die momenteel bij het kasteeldomein hoort, was “de warande van de pastoor” gevestigd, min of meer kruisvormig ingedeeld. Aan de rand van het kasteeldomein bevond zich de pastorie en een bron en tussen de pastoorswarande en de kasteeldreef lag een klein sterrenbos, typisch voor de 18de eeuw.
Op de Primitieve kadasterkaart, opgemaakt in 1829, heeft het domein een grondige transformatie ondergaan. Door de afbraak van de zuidelijke vleugel met de poorttoren in 1780-1782 werd het kasteelcomplex naar het zuiden opengebroken en in een neoclassicistisch kleedje gestoken, symmetrisch, met een driehoekig fronton boven het middenrisaliet, de twee lagere – duidelijk ondergeschikte - zijvleugels met dakkapellen en schilddaken. De witbepleisterde gevels zijn strak geritmeerd met een evenwicht tussen horizontale en verticale lijnen. Zo verschijnt het ten minste op een litho van M. Vasseur uit de jaren 1870.
Het patroon van de grachten die het kasteel en de eilandtuin omringden is volledig vergraven. Op het nieuwe, door de beek omspoelde eiland neemt het kasteel een centrale positie in. Het eiland heeft een onregelmatige, min of meer ovale vorm gekregen en stroomafwaarts hiervan verbreedt de beek tot een langgerekte vijver met golvende oevers, een brede ‘stroom’ met bochten en uitstulpingen, die ook als reservoir dient voor de watermolen. De kleine cascades tussen de verschillende niveaus werden versierd met rotswerk om de ‘natuurlijkheid’ te accentueren. De bedoeling van deze veranderingen is duidelijk: de creatie van een tuin naar de nieuwe mode, een ‘jardin à l’anglaise’, waarin ook de “warande van de pastoor” en de vijvers voor de watermolen werden opgenomen. Dit is geen geïsoleerd geval; tussen 1800 en 1820 (zwaartepunt rond 1810) ondergaan een hele reeks tuinen en parken - beperkt in oppervlakte en formeel, klassiek-geometrisch of ‘Frans’ genoemd - een dergelijke vroeg-romantische of vroeg-landschappelijke mutatie. Vaak ging het om imitaties van rivierlandschappen. Te oordelen naar de afmetingen van de bomen op een litho uit 1829 van Paul Vitzhumb, werd deze Engelse tuin aangelegd door ridder Jacques de Pret de Calesberg uit Schoten bij Antwerpen, die in 1811 het domein van Wezembeek had overgekocht van de laatste heer van Wezembeek, Guillaume de Burbure de Wesembeek.
Opvallend in het kadasterbeeld is een pijpvormige uitstulping ongeveer 300 meter stroomopwaarts van het kasteel, in de helling naar het kerkplein. Het verbrede uiteinde hiervan is een bron, die in de loop van de 19de eeuw in een cirkelvormig, met stenen omrand bekken werd gevat en ‘Elvirabron’ genoemd werd.
Een beeld van dit vroeg-landschappelijk park, gezien vanuit de omgeving van het kasteel in de richting van de kerk, wordt weergegeven door een litho uit 1829. De kerk staat op de achtergrond rechts in beeld; de brede oprijlaan beschrijft een weidse bocht naar het kerkplein. Een tiental bomen torent boven de rest van de beplanting uit. Deze behoren ongetwijfeld tot een oudere generatie. De vlakte tussen het kerkplein en het kasteel wordt gestoffeerd door alleenstaande bomen - een wilg (Salix alba ‘Tristis’) en een jonge conifeer, misschien een Europese lariks (Larix decidua), maar mogelijk ook een moerascipres (Taxodium distichum) - en kleine groepjes van bomen. De treurwilg tekent zich af tegen het donkere massief – mogelijk eveneens moerascipressen - waaronder zich de bron bevindt. Het park wordt van de buitenwereld afgeschermd door een dichte struikbeplanting en ook op de voorgrond is een struikmassief zichtbaar. Een tiental bomen torent boven de rest van de beplanting uit en behoort ongetwijfeld tot een oudere generatie van aanplantingen, onder meer de bomen langs de oprit. Het nutsgedeelte van het domein – een ommuurde moestuin en een boomgaard – bevond zich naast de kasteelhoeve.
In dit beeld komt in de loop van de 19de eeuw nagenoeg geen verandering. Op de Primitieve kadasterkaart wordt de dreef naar de kerk nog als een rechte lijn weergegeven volgens het 18de-eeuwse tracé, maar op de oudste stafkaarten (1877, 1893) is een duidelijke slingering te zien. In 1869 werd het kasteeldomein van Wezembeek door Xavier de Pret openbaar te koop gesteld. Het werd gekocht door de kleinzoon van Guillaume de Burbure, Léon de Burbure de Wesembeek, die het vanaf 1870 verhuurde aan zijn neef Oscar. Oscar de Burbure vestigde zich in 1890 definitief op het kasteel, werd burgemeester van Wezembeek en hield zich intensief bezig met de uitbating van het domein. De watermolen werd omgebouwd tot melkerij, waar ook melk- en cacaopoeder werden geproduceerd. De diverse bronnen in het domein werden eveneens commercieel uitgebaat: via tinnen buizen werd het water naar de 'laiterie' geleid en gebotteld. Het kasteel zelf werd gemoderniseerd en tegen de zuidgevel werd een veranda gebouwd.
Na een gedeeltelijke verwoesting door brand werd het kasteel in 1902 hersteld; daaraan herinnert een ingemetselde gedenksteen: “Château de Wesembeek construit au XVIème siècle, restauré en 1902 par le chevalier Oscar de Burbure de Wesembeek, architecte F. Symons”. De voornaamste wijzigingen bleven beperkt tot het verwijderen van de bepleistering, waardoor de traditionele bak- en zandsteenbouw werd blootgelegd en het homogene classicistische karakter teloorging. Het traditionalistische aspect werd nog verder versterkt door het verdwijnen van het driehoekig fronton boven het middenrisaliet, dat vervangen werd door getrapte dakkapellen. Tegen de zuidgevel werd ook een metalen loggia gebouwd. De aanhorigheden, vooral het watermolencomplex, werden op analoge manier bewerkt.
In de voormalige pastoorswarande ten oosten van de bron was van 1943 tot 1972 een kampeerterrein gevestigd (dat nadien naar de vroegere boomgaard op de Warandeberg verhuisde), de kouters van de Warandeberg werden in de jaren 1960 verkaveld voor villabouw, aan de noordrand van de kasteelvijver werden eveneens villa’s gebouwd en het kasteeldomein werd opgesplitst in twee grote eigendommen: één bij het kasteel en één bij de watermolen. Het parkgedeelte rond de bron werd een tijdlang gebruikt voor het kweken van waterkers en werd nadien aan verwildering prijsgegeven, samen met het voormalige kampeerterrein.
Opvallend, ook nu nog, is de rechtstreekse, visuele band tussen de dorpskerk op de heuvel en het kasteel in het beekdal, via een 500 meter lange en 50 meter brede open ruimte die aan beide zijden door bomen wordt afgezoomd. Aan de westzijde van deze ‘vista’ loopt de oprit naar het kasteel. Het perspectief vanaf het dorpsplein naar het kasteel, beheerst door een reusachtige maar gehavende bruine beuk (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’), heeft een bijzondere charme.
Ondanks de opeenvolgende verbouwingen bleef de vroeg-landschappelijke aanleg van het park tot op de dag van vandaag behouden. In het kasteelpark komen bovendien nog heel wat bomen voor die vermoedelijk werden aangeplant in de vroege 19de eeuw, naar aanleiding van de aanleg van het landschappelijk park, onder meer de reeds genoemde bruine beuk (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’), dicht bij het dorpsplein rechts van de oprit. Het meest in het oog springend zijn echter de moerascipressen (Taxodium distichum) aan de oostzijde van het kasteel, waarvan één een stamomtrek heeft van meer dan zeven meter, de tweede dikste van België. Er staat ook een moerascipres met opgaande twijgen (Taxodium ascendens) naast het kasteel, uiterst zeldzaam, met twee meter stamomtrek eveneens bij de ‘kampioenen’ van België. De oude, kwijnende robinia nabij de garage is vermoedelijk een zeldzame siervariëteit, namelijk Robinia pseudacacia 'Tortuosa'. In het domein komen nog andere zeldzame bomen voor, bijvoorbeeld de gele paardenkastanje (Aesculus flava) nabij de watermolen.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2013: Kasteeldomein de Burbure [online], https://id.erfgoed.net/teksten/184330 (geraadpleegd op ).
Domein, circa 20 hectare, met ommuurde moestuin en vrij goed bewaard vroeglandschappelijk park, in 1811 aangelegd in een bronnenrijke beekvallei rond een neoclassicistisch verbouwd 'huis van plaisantie' uit de tweede helft van de 16de eeuw, in 1902 traditionalistisch gerestaureerd; monumentale moerascipressen.
Speelhuis
Het huidige kasteel van Wezembeek is naar alle waarschijnlijkheid een 'speelhuys' uit de tweede helft van de 16de eeuw, gebouwd door de toenmalige heer van Wezembeek Jeroom Boote, 'noblesse de robe', 'secretaris ordinaris' van keizer Karel. Het wordt voor het eerst summier beschreven in 1588 in het huwelijkscontract van zijn gelijknamige zoon, schepen van de stad Brussel, en, meer in detail, in een verkoopakte van 1635: "een schoon speelhuys omwatert ende opgebouwt van witten arduin, met eenen stalle opde plaetse ende een savoir [vijver] daer achter met een weyde voor t'selve huys". Hierbij hoorde een grote pachthoeve, het Hof ten Bisdomme of van Heystfort genoemd, "met verscheyden huysingen, schueren ende stallen, eenene grooten schoonen bogaert, met een prieel van opgaende eyckenboomen, met verscheyden parcheelen van winnende lande ende weyde", samen circa 50 hectare, verdeeld over Sterrebeek, Wezembeek, Zaventem en Kraainem. De watermolen van Heystfort op de samenvloeiing van de Vuilbeek en de Kleine Maalbeek, maakte eveneens deel uit van het landgoed.
Een gravure van Hendrik Causé naar een tekening van Jacques Van Croes geeft de toestand weer aan het einde van de 17de eeuw: een waterburcht met een rechthoekige plattegrond, de vier vleugels rond een binnenplaats, te betreden via een ophaalbrug en een poort met een renaissanceomlijsting in een massieve toren met een in een ajuinspits uitlopende dakruiter. De horizontale strepen in de muurvlakken laten vermoeden dat het gebouw niet alleen uit "witten arduin" bestond, maar dat het ging om traditioneel baksteenmetselwerk met speklagen van witte zandsteen. Het lagere, bijna vensterloze dienstgedeelte omvatte de poortvleugel, de oostelijke vleugel en de helft van de westelijke vleugel; het woongedeelte omvatte twee bouwlagen. De gravure toont een glimp van de omgeving, die er erg natuurlijk, weinig gesofisticeerd, een beetje verwaarloosd uitziet: een brede, verlandende ringgracht, afgekalfde oevers met lisdodde of gele lis. De scheefgezakte, rafelige boomstronk op de voorgrond onderlijnt het desolate karakter. De verspreide beplantingen vertonen geen duidelijk patroon, maar de zuilvormige boom links op de achtergrond – mogelijk Italiaanse populier (Populus nigra 'Italica') – zou op een bescheiden sierbeplanting kunnen duiden.
In de marge van een figuratieve kaart van 1718 uit het kaartboek van de goederen van de abdij van Ter Kameren wordt het kasteel vanuit vogelperspectief afgebeeld. Deze margetekeningen dienden in de eerste plaats als ruimtelijk referentiepunt en hun waarheidsgehalte is moeilijk te achterhalen. Het kasteel ziet er grosso modo nog hetzelfde uit, maar de toren lijkt bijna tweemaal zo hoog en het dienstgedeelte werd aan de grachtzijde van ramen voorzien. De oostelijke vleugel van het complex lijkt verdwenen, maar vermoedelijk heeft de cartograaf daarmee de weg ten oosten van (op de afbeelding achter) het kasteel zichtbaar willen houden. Noch op de ets van Van Croes, noch op de kaart van ter Kameren wordt de kasteelhoeve getoond die aan de overzijde van deze weg stond.
Achter het kasteel wordt een met brede grachten omringde, rechthoekige eilandtuin afgebeeld, die zich in het verlengde van zijn zijmuren naar het noorden uitstrekte en in rechthoekige parterres met barok loofwerk ('parterre de broderie') was onderverdeeld. Aan de zuidzijde werd het kasteel door een rechtlijnige, met bomen afgezoomde dreef verbonden met de kerk op het dorpsplein. De fontein op de binnenplaats geeft aan dat de eigenaar niet onbemiddeld was. Deze verbeteringen, waarvan de tekening uit het kaartboek getuigt, werden waarschijnlijk uitgevoerd door ridder Gaspard de Burbur[e] (1640-1708), kruitfabrikant te Zaventem en commissaris-generaal van de poeders en salpeters van de koning van Spanje, die in 1695 het domein van Wezembeek had aangekocht.
Het waarheidsgehalte van de kaart van ter Kameren wordt bevestigd door een figuratieve kaart uit 1772 van C.J. Everaert en door de Ferrariskaart (1771-1775). De eilandtuin bestond in feite uit twee eilandjes, door een brug of een landengte met elkaar verbonden. Aan de overzijde van de Vuilbeek, op de westflank van de Warandeberg – op de kaart van Ter Kameren "Bauwenbergh" – lag de "warande van den h[ee]r van Wesenbeke", te begrijpen als productiebos, misschien gecombineerd met wildreserve of lustbos. Daarnaast lag een groot perceel boomgaard, waarin zowel op de kaart van Ter Kameren als op die van Everaert een schietstand of 'staande wip' wordt afgebeeld. De kaarten van Everaert en Ferraris geven aan de overzijde van de beek, tegenover het kasteel, ook een hoevegebouw weer, langgestrekt volgens Everaert, een bijna gesloten vierkant volgens Ferraris. De Ferrariskaart geeft ook details over het zuidelijke gedeelte van het domein. dat aan het dorpsplein paalt. In de zuidoostelijke hoek, die momenteel bij het kasteeldomein hoort, lag "de warande van de pastoor", op de Ferrariskaart gedetailleerd als sterrenbos, typisch voor de 18de eeuw. De bron in het zuidoostelijke gedeelte van het domein wordt duidelijk als een driehoekje afgebeeld. Aan de rand van het kasteeldomein stond de pastorie.
De Engelse tuin
De manuscriptversie van de 'Carte topographique de Bruxelles et de ses environs', rond 1810 opgemaakt (en bijgewerkt tot 1821) door Guillaume De Wautier, geeft een laatste beeld van de eilandtuinen, die door Gaspard de Burbure aan het einde van de 17de eeuw werden aangelegd. Op de Primitieve kadasterkaart opgemaakt in 1829 heeft het domein een grondige transformatie ondergaan. Door de afbraak van de zuidelijke vleugel met de poorttoren in 1780-1782 was het kasteel naar het zuiden opengelegd. Het werd naar de heersende mode in een neoclassicistisch kleedje gestoken, symmetrisch, met een driehoekig fronton met een oculus boven het middenrisaliet, de twee lagere zijvleugels met dakkapellen en schilddaken, de witgepleisterde gevels strak geritmeerd. Zo verschijnt het tenminste op een litho van M. Vasseur uit de jaren 1870. Het patroon van de grachten die het kasteel en de eilandtuin omringden, was volledig vergraven. Op het nieuwe, door de beek omspoelde eiland neemt het kasteel een centrale positie in. Het kasteeleiland heeft een onregelmatige, min of meer ovale vorm gekregen en stroomafwaarts hiervan verbreedt de beek tot een langgerekte vijver met golvende oevers, een brede 'stroom' met bochten en uitstulpingen, die ook als reservoir dient voor de watermolen. De kleine cascades tussen de verschillende niveaus werden versierd met rotswerk om de 'natuurlijkheid' te accentueren. De bedoeling van deze veranderingen is duidelijk: de creatie van een tuin naar de nieuwe mode, een 'jardin à l'anglaise' van circa 20 hectare, waarin ook de "warande van de pastoor" en de vijvers voor de watermolen werden opgenomen.
Dit is geen geïsoleerd geval; tussen 1800 en 1820 (zwaartepunt rond 1810) ondergingen heel wat tuinen en parken – beperkt in oppervlakte en formeel, klassiek-geometrisch, 'Frans' of hoe ook genoemd – een dergelijke romantische of vroeglandschappelijke mutatie. Vaak ging het om imitaties van rivierlandschappen. Te oordelen naar de afmetingen van de bomen op een litho uit 1829 van Paul Vitzhumb, werd deze Engelse tuin aangelegd door ridder Jacques de Pret de Calesberg uit Schoten bij Antwerpen, die in 1811 het domein van Wezembeek had overgekocht van de laatste heer van Wezembeek, Guillaume de Burbure de Wesembeek.
Opvallend in het kadasterbeeld is een pijpvormige uitstulping ongeveer 300 m stroomopwaarts van het kasteel, in de helling naar het kerkplein. Het verbrede uiteinde hiervan is een bron (het driehoekje op de Ferrarsikaart), die aan het einde van de 19de eeuw in een cirkelvormig, met steen omrand bekken werd gevat en 'Elvivabron' gedoopt werd. Dit vroeglandschappelijke park, gezien vanuit de omgeving van het kasteel in de richting van de kerk, wordt afgebeeld op de voormelde litho van Vitzhumb. De kerk staat op de achtergrond rechts in beeld. De vlakte tussen het kerkplein en het kasteel is gestoffeerd met bomen – een treurwilg (Salix alba 'Tristis') en een jonge conifeer, misschien een lork (Larix decidua) maar mogelijk ook een moerascipres (Taxodium distichum) – alleenstaand of in kleine groepjes. De treurwilg tekent zich af tegen het donkere massief – mogelijk eveneens moerascipressen – waaronder zich de 'Elvivabron' bevindt. Het park wordt van de buitenwereld afgeschermd door een dichte struikbeplanting en ook op de voorgrond is een struikmassief zichtbaar. Een tiental bomen torent boven de rest van de beplanting uit en behoort ongetwijfeld tot een oudere generatie van aanplantingen, onder meer de bomen (abelen, linden, eiken?) langs de oprit. Het nutsgedeelte van het domein – een ommuurde moestuin en een boomgaard – bevond zich naast de kasteelhoeve.
Melk, Elvivawater en waterkers
In dit beeld komt in de loop van de 19de eeuw nagenoeg geen verandering. Op de Primitieve kadasterkaart wordt de dreef naar de kerk nog als een rechte lijn weergegeven volgens het 18deeeuwse tracé, maar op de oudste stafkaarten (1877, 1893) is een duidelijke slingering te zien. Op de stafkaarten wordt ook het eilandje afgebeeld in de noordelijke lob van de vijver, ter hoogte van de watermolen. In 1869 werd het kasteeldomein van Wezembeek door Xavier de Pret openbaar te koop gesteld. Het werd gekocht door de kleinzoon van Guillaume de Burbure, Léon de Burbure de Wesembeek – advocaat, musicus en musicoloog, archeoloog en paleograaf, die het vanaf 1870 verhuurde aan zijn neef Oscar. Oscar de Burbure vestigde zich in 1890 definitief op het kasteel, werd burgemeester van Wezembeek en hield zich intensief bezig met de uitbating van het domein. De watermolen werd omgebouwd tot melkerij, waar ook melk- en cacaopoeder werden geproduceerd. De diverse bronnen in het domein – ook Elvivabron – werden eveneens commercieel uitgebaat: via tinnen buizen werd het water naar de 'laiterie' geleid en gebotteld. Het kasteel zelf werd gemoderniseerd (badkamer, verwarming met warme lucht, waterleiding) en tegen de zuidgevel werd een veranda gebouwd. Na een gedeeltelijke verwoesting door brand werd het kasteel in 1902 hersteld; een ingemetselde gedenksteen vermeldt ook de architect: Fernand Symons. De wijzigingen bleven grotendeels beperkt tot het verwijderen van de bepleistering, waardoor de traditionele bak- en zandsteenbouw werd blootgelegd en het homogene classicistische karakter teloorging. Het traditionalistische aspect werd nog verder versterkt toen het driehoekige fronton boven het middenrisaliet vervangen werd door getrapte dakkapellen.
In de voormalige pastoorswarande ten oosten van de bron was van 1943 tot 1972 een kampeerterrein gevestigd (dat nadien naar de vroegere boomgaard op de Warandeberg verhuisde), de kouters van de Warandeberg werden in de jaren 1960 verkaveld voor villabouw, aan de noordrand van de kasteelvijver werden eveneens villa's gebouwd en het kasteeldomein werd opgesplitst in twee grote eigendommen: een bij het kasteel en een bij de watermolen. Het parkgedeelte rond de bron werd een tijdlang gebruikt voor het kweken van waterkers en werd nadien aan verwildering prijsgegeven, samen met het voormalige kampeerterrein. Maar ondanks dit alles is de vroeglandschappelijke aanleg ook vandaag nog herkenbaar. In het kasteelpark komen bovendien nog heel wat bomen voor die vermoedelijk werden aangeplant in de vroege 19de eeuw, bij de aanleg van het landschappelijke park, onder meer de zwaar gehavende bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea'), dichtbij het dorpsplein rechts van de oprit, en enkele dikke zomereiken (Quercus robur) en zomerlinden (Tilia platyphyllos) in het bosplantsoen op de helling ten oosten van de vijver. Het meest in het oog springend zijn echter de moerascipressen (Taxodium distichum) aan de oostzijde van het kasteel, waarvan één een stamomtrek heeft van meer dan 7 m, de tweede dikste van België (maar niet vermeld in de lijst van 'kampioenbomen' van België in: Bomen in België. Dendrologische inventaris 1987‐1992, onder redactie van J.C. Baudouin). Er staat ook een moerascipres met opgaande twijgen (Taxodium ascendens) naast het kasteel, zeldzaam, met zijn stamomtrek van 2 m eveneens een kampioenboom.
Bron: DENEEF, R., 2009. Historische tuinen en parken van Vlaanderen - Ten noordoosten van Brussel: Kampenhout, Kraainem, Machelen, Steenokkerzeel, Vilvoorde, Wezembeek-Oppem, Zaventem, Zemst, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Deneef R. & Wijnant J. 2009: Kasteeldomein de Burbure [online], https://id.erfgoed.net/teksten/146492 (geraadpleegd op ).