erfgoedobject

Domein Vroenhoven

bouwkundig / landschappelijk element
ID
134193
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134193

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Domein Vroenhoven
    Deze vaststelling is geldig sinds

Beschrijving

Omstreeks 1862 werd het historische Vroenhovencomplex vervangen door nieuwe gebouwen. Het koetshuis en de kasteelhoeve dateren van omstreeks 1862. Rond 1876 liet ridder Adolf de Wouters de Vroenhoven het woonhuis heropbouwen; in 1903 kreeg het een neogotische heraankleding door de Brusselse architect Alphonse Gellé. De gebouwen zijn omgeven door een park van bijna 20 hectare met 'jardin anglais'.

Het Hof van Troyen, Vroenhoven en de 'jardin anglais'

De 'Cense Van Troy' op de Ferrariskaart (1771-1778) herinnert aan de vooraanstaande Keulse familie van Troyen, die rond 1400 het hof van Kortenaken, tot dan toe een leen van de abt van Vlierbeek, in bezit had gekregen. In een goederenregister van 1455 worden de vijvers vermeld – wellicht de rist van vijf vijvers in de vallei die vanuit het zandleemplateau tussen Geetbets en Kortenaken (de Zandrodenberg) naar de Walsbeek, een bijbeek van de Velpe, afdaalt. Het oorspronkelijke 'Vroenhoven' of vroonhof (dit is het herenhof, landgoed van de heer), een omwald kasteel, lag een kilometer meer naar het westen, op de rechteroever van de Velpe. Het was omgracht en toegankelijk via een ophaalbrug en een poortgebouw van witte steen. De wapensteen boven de poort vermeldde de naam van één van de vroegere eigenaars, Jan van der Vorst, heer van (onder meer) Loonbeek en in 1504 kanselier van Brabant. Dit kasteel werd in 1748 aangekocht door Jeanne Putteau, echtgenote van Willem-Jozef Wouters, luitenant-meier van de stad en het kwartier van Tienen, en verkeerde toen in een erbarmelijke staat. Het werd tussen 1753 en 1762 afgebroken, maar op de Ferrariskaart wordt de motte met nog één gebouw afgebeeld. De naam 'Vroenhoven' werd aan het einde van de 18de eeuw overgedragen op het Hof van Troyen.

Toen in 1822 de Primitieve kadasterkaart werd opgemaakt, bood het nieuwe Vroenhoven (voormalig Hof van Troyen) nog een bescheiden aanblik: een semi-gesloten pachthoeve (perceel nr. 210), de afdalende serie van vijvers, weilanden, een boomgaard en een substantiële moestuin van bijna 80 are met middenin een schuurtje of tuiniershuisje. Een zuidwest georiënteerde aanbouw vormde de residentiële vleugel van het complex. Dit 'huis van plaisantie' keek uit over een perceel 'hof ' (nr. 208) met daarin een sikkelvormige vijver (nr. 207), waarin de oude ringgracht – afgebeeld op de Ferrariskaart – nog herkenbaar is. De ligging en de vorm van de vijver laten vermoeden dat het niet om een moestuin ging, maar om een landschappelijke lusttuin, een 'jardin anglais' van nagenoeg één hectare. De moestuin, 18 are groot, lag aan de andere zijde van het woonhuis. Naast de hoeve lag nog een grotere moestuin (nr. 213; 23,5 are ) en aan de overzijde van het kanaaltje, dat de verbinding vormde tussen de laagste vijver van de vijf en de sikkelvormige vijver in de lusttuin, bevond zich een boomgaard van 47 are (nr. 206).

Het landschappelijk park

Omstreeks 1862 werd het grootste gedeelte van het Vroenhovencomplex met de grond gelijk gemaakt. De woonvleugel – voor het kadaster voortaan 'kasteel' – bleef echter gespaard en, los ervan, werd een nieuw koetshuis gebouwd. Aan de overzijde van de openbare Zandstraat – de oude verbindingsweg tussen Kortenaken en Budingen – werd de huidige kasteelhoeve opgetrokken, een semi-gesloten, bakstenen complex. Rond 1876 liet ridder Adolf de Wouters de Vroenhoven het woonhuis van de grond af heropbouwen en substantieel vergroten tot het huidige volume van veertien traveeën en twee bouwlagen. Deze heropbouw was ongetwijfeld ook het uitgangspunt voor de aanleg van het landschappelijk park, dat wordt afgebeeld op de stafkaart van 1871. Hiertoe werd het 5 hectare grote weiland (deel van perceel nr. 204) ten noorden van de vijverrist aangepakt volgens een in de loop van de 19de eeuw beproefd recept: het werd beplant met boomgroepjes en struikmassieven en omringd door hoogstammig plantsoen. Aan de golvende rand van deze bomengordel liep een rondpad, dat nu en dan tussen de bomen verdween. Het bosperceel ten oosten daarvan (3 hectare 7 are) vormde een volgende module met een eigen rondpad, dat verder naar het zuiden vertakte, doorheen een akkerperceel liep, en met een lus eindigde in een bosje. Ten slotte werden de rijen van oude zomereiken (Quercus robur) op de weilanden (5 hectare) tussen de 'jardin anglais' bij het kasteel en het dorpscentrum aangedikt met zomerlinde (Tilia platyphyllos) en plataan (Platanus x hispanica) en omgevormd tot landschappelijke 'clumps'.

In de kadastrale bescheiden wordt nergens gewag gemaakt van lusttuin, lustbos of lustgrond – behalve met betrekking tot de oude 'jardin anglais' (en dan nog pas vanaf 1863, zie de kadastrale legger) – maar de opeenvolgende stafkaarten (1871, 1886, 1904, 1932) tonen een landschappelijke aanleg die de ruimte tussen het dorp en het kasteel omvat en een weidse boog beschrijft rond de vijverrist en de kouter ten zuidoosten van het kasteelcomplex, in totaal circa 20 hectare. De heuveltjes in de vroeg-19de-eeuwse 'jardin anglais' bestonden mogelijk al, maar het gros van de beplanting rond de sikkelvormige vijver en het kasteel – uiteraard bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea'), maar ook enkele merkwaardige exoten als moseik (Quercus cerris), doodsbeenderenboom (Gymnocladus dioicus) en de monumentale tulpenboom (Liriodendron tulipifera) – dateert uit de periode van het nieuwe kasteel en het landschappelijk park. Aan de vijverrist en het omringende rechtlijnige wegenpatroon werd niet geraakt. Ook de oude zomereiken in de dreef ten zuiden van deze vijvers werden ongemoeid gelaten en aangevuld met andere eikensoorten (Quercus petraea, Q. rubra).

Historiserende facelift en rechtlijnigheid

In 1903 liet de toenmalige eigenaar, Fernand de Wouters d'Oplinter, volksvertegenwoordiger en ooit minister van Economische Zaken, het kasteel heraankleden naar ontwerp van de Brusselse architect Alphonse Gellé. Gellé was een eclecticus pur sang, architect van onder meer het neoromaanse Sint-Michielscollege te Etterbeek (samen met Joseph Prémont) en – in beaux-artsstijl – het 'palais de l'agriculture' op de wereldtentoonstelling te Brussel van 1910. In Kortenaken ging hij de neogotische toer op: het landhuis kreeg gekanteelde uitsprongen en erkers, midden- en hoekrisalieten en dakvensters met trapgevels. Vooral in de zuidoostgevel – met zijn accoladeboogjes boven de vensters van de verdieping en een enkel tudorboogvenster – is de Engelse inspiratie zichtbaar.

Deze facelift ging gepaard met nieuwe beplantingen en aanleg. De openbare Zandstraat werd een privéoprijlaan en 100 m zuidwestwaarts werd de huidige Zandrodestraat aangelegd (zie de stafkaart van 1904). De nieuwe oprijlaan kreeg een dubbel tracé: een baan van 9 m breed, bedoeld voor rijtuigen, en ernaast een weg van 6 m breed, overschaduwd door haagbeuken (Carpinus betulus), waarschijnlijk bedoeld als loofgang of palissades. De gemengde eikendreef ten zuiden van de vijverrist werd in oostelijke richting verlengd tot aan de pas aangelegde, rechtstreekse verbindingsweg tussen Kortenaken en Geetbets (de huidige Schansstraat). De eerste 200 m van deze verlenging werd eveneens opgevat als een lijnrechte 'charmille', een door palissades van haagbeuken afgezoomde weg, ditmaal 10 m breed. Deze oostelijke toegangsweg was niet alleen boeiend uit landschappelijk oogpunt, maar had ook een praktisch belang als kortste verbinding met het station van Geetbets bij de in 1878 aangelegde spoorweg Tienen-Diest. De akkerpercelen ten zuiden hiervan werden bebost – vreemd genoeg vooral met moeraseik (Quercus palustris) – en bijna evenwijdig met het haagbeukgedeelte van de nieuwe oprijlaan werd een tweede, rechte dreef van dicht (50 cm) bij elkaar geplante haagbeuken aangelegd, ditmaal 6 m breed. Aan deze haagbeuken is nog duidelijk te zien dat ze ooit op 7 m hoogte werden afgetopt. Het trapgeveltje boven de deur van het jachtpaviljoen bij het begin van deze laan is een echo van de stijl van het kasteel.

De kasteelheer had een uitgesproken voorkeur voor rechtlijnige, geometrische structuren; de "faillieten boedel van den Romantischen tuin", de natuurnabootsingen in "vermicellistijl" – zoals Louis Van der Swalmen junior ze enkele jaren later zou omschrijven – viel bij hem niet meer in de smaak. Het duidelijkste signaal is wel de architectonische omkadering van het kasteel, vergelijkbaar met wat enkele jaren later bij het kasteel van Meldert zou worden uitgedacht, maar hier op nog op een meer traditionele leest geschoeid. De huidige hagen en snoeivormen van taxus (Taxus baccata) ten zuiden van het kasteel zijn relicten van de parterretuin, die in het zog van de Gellé-verbouwing werd aangelegd. Op oude postkaarten is deze tuin nog in prille vorm zichtbaar en een postkaart uit het interbellum toont het kasteel en de onmiddellijke omgeving in vogelperspectief. Voorbeelden uit Victo­riaans Engeland zijn tot op zekere hoogte ook hier inspirerend geweest. Minder in het oog springend is de 'exedra', een halve cirkel met vijf witmarmeren bustes – twee vrouwenfiguren en drie mannen, Nero in het midden – op bakstenen pijlers tegen een achtergrond van taxus op het uiteinde van de laan die aan de noordzijde van de vijverrist loopt. De bestaande landschappelijke beplantingen werden aangerijkt met platanen, bruine beuken, kleinbladige en Hollandse linden, zilverlinden en zomer­ linden (Tilia cordata, T. x europaea, T. tomentosa, T. platyphyllos), paardenkastanje (Aesculus hippocastanum), grauwe abeel (Populus canescens), bontbladige gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus 'Leopoldii'), cipresachtigen zoals hinokischijncipres (Chamaecyparis obtusa), goudbonte reuzenlevensboom (Thuja plicata 'Zebrina'), massieven van Oostenrijkse den (Pinus nigra subsp. nigra) en pluimhortensia (Hydrangea paniculata)...

Het door Fernand de Wouters of zijn (vooralsnog onbekende) landschapsarchitect uitgedachte concept bepaalde tot voor kort de structuur en het uitzicht van het domein, maar de grote open ruimten – zowel het in 1863 landschappelijk opgesmukte weiland ten noorden van de vijvers als de kouter ten zuidoosten van het kasteel – werden opgeplant met laagstamfruit. In de loop van 2005-2006 werd, gelijktijdig met een grondige renovatie van het kasteel, ook de parterretuin bij het kasteel heraangelegd.

Merkwaardige bomen (opname 17 september 1999)
Het cijfer in vet geeft de stamomtrek in centimeters weer. De omtrek wordt standaard gemeten op 150cm hoogte.

  • 6. gewone haagbeuk (Carpinus betulus) 224
  • 21. fijnspar (Picea abies) 224
  • 23. zomereik (Quercus robur) 354
  • 26. moseik (Quercus cerris) 417
  • 34. Italiaanse populier (Populus nigra 'Italica') 402
  • 35. goudbonte reuzenlevensboom (Thuja plicata 'Zebrina') 230
  • 36. zomereik (Quercus robur) 395
  • 40. wintereik (Quercus petraea) 294
  • 42. wintereik (Quercus petraea) 295
  • 52. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 374
  • 53. watercipres (Metasequoia glyptostroboides) 174
  • 56. doodsbeenderenboom (Gymnocladus dioicus) 256 – in 2004 omgevallen
  • 69. Oostenrijkse den (Pinus nigra subsp. nigra) 271
  • 72. Amerikaanse eik (Quercus rubra) 391
  • 74. Amerikaanse tulpenboom (Liriodendron tulipifera) 525
  • 82. treures (Fraxinus excelsior 'Pendula') 237
  • 89. zomereik (Quercus robur) 358
  • 92. gewone haagbeuk (Carpinus betulus) 226
  • 94. zomerlinde (Tilia platyphyllos), vierstammig, 333/217/104/85
  • 101. zomereik (Quercus robur) 374
  • 127. zomereik (Quercus robur) 435
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Oudste kadastrale legger 212 Kortenaken, art. 113 nr. 146 en nr. 147 ("reconstruction totale").
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Kadastrale opmetingsschets Kortenaken 1863/17, 1877/8 en 1903/9.
  • BAS W., Geschiedenis van Kortenaken, Kortenaken, 1990, p. 119-120.
  • DOMSTA H.J., Het goederenbezit der Prinsen van Merode in de 15de eeuw in Brabant, in Bijdragen tot de Geschiedenis, 53 (3-4), 1970, p. 126-156.
  • DOUXCHAMPS H. e.a., La famille de Wouters d'Oplinter-Bouchout, (I en II), Bruxelles, Association familiale de Wouters, 1994, p. 129 (I), p. 448 (II).
  • VAN DER SWAELMEN L., Twee voordrachten over moderne tuinkunst. Nieuwe vooruitzichten en toekomstige richting, in Architectura, jg. 24, 1916, nr. 14.
  • VAN LOO A. e.a., Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Antwerpen, Mercatorfonds, 2003, p. 465-466.

Bron: DENEEF, R., 2008. Historische tuinen en parken van Vlaanderen - Zuidoostelijk Brabant - Haspengouw: Geetbets, Hoegaarden, Kortenaken, Landen, Linter, Tienen, Zoutleeuw, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Domein Vroenhoven [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134193 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.