is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Burgerhuis en distilleerderij met herenboerenpark
Deze vaststelling is geldig sinds
Distilleerderij en burgerhuis uit circa 1895 met landschappelijk herenboerenpark, aangelegd vanaf circa 1880, ooit 5 hectare, bezaaid met beplantingsheuveltjes, 'fabriekjes' en een spectaculaire folly; diverse zeldzame boomsoorten.
Het 'kasteel' van Neerwinden kan beschouwd worden als een bijzonder fraaie versie van een 'herenboerenpark', aangelegd langs de weg naar Overwinden, naast of achter één van de gesloten hoeven aan de oostrand van de dorpskern. Deze hoeve, rond 1830 eigendom van landbouwer Charles Falla, onderging in de loop van de 19de eeuw diverse ingrijpende verbouwingen. Het huidige complex is vooral het resultaat van een in 1895 geregistreerde heropbouw, waardoor het door een brand verwoeste hoevecomplex herrees als distilleerderij met een residentiële vleugel voor de eigenaar, burgemeester Jean-Victor Falla, die twee jaar later werd opgevolgd door zijn petekind, Arthur Vandeweyer, ingenieur bij de Belgische spoorwegen (Waarschijnlijk E.F.F.A. Vandeweyer (1868-1947), vermeld als ingenieur 2de klasse bij de afdeling Tractie en Materieel in de Annuaire van 1897, later als hoofdingenieur in de Annuaire van 1914. In de kadastrale legger vermeld als Eduard-Ferdinand-François-Arthur Vandeweyer). Het industriële gedeelte, toegankelijk vanaf de Keibergstraat via een poortgebouw met een hoog schilddak, is vooral uit het zuiden gezien van een imponerende monumentaliteit: een baksteenbouw met accenten van bleke natuursteen, het hoofdvolume met twee hoge bouwlagen onder schilddak, hoge vierkante schoorstenen, een met lisenen en tandlijst omlijnd middenrisaliet met puntgevel en blindboog. Samen met enkele lagere gebouwen en de achterzijde van het 'kasteel' omsluit het een ruime binnenplaats.
De westelijke, residentiële vleugel van het complex vormt het zogenaamde kasteel, een opeenvolging van volumes eindigend in een toren met een afgeknot tentdak – een belvedère omringd met een balustrade van smeedwerk. Het 'kasteel' kijkt uit over een voortuin, het perceel 436a (58 are groot), 'lusttuin' vanaf 1885. Deze voortuin is toegankelijk via een monumentaal toegangshek, momenteel witgeschilderd, tussen geblokte natuurstenen pijlers; in het siersmeedwerk van de hekbekroning is de 'F' van Falla verwerkt. De gevels langs de Kruiskensstraat en de naar de siertuin gekeerde zijde werden gecementeerd. De term 'distillerie' duikt pas op in 1890, maar waarschijnlijk werd er toen al twintig jaar gedistilleerd, want in 1873 stelde de inspectie van het kadaster de aanwezigheid van een stoommachine vast.
De aanleg van het landschappelijk park tussen het kasteelcomplex en de spoorweg Tienen-Luik werd vermoedelijk aangevat rond 1880. Op de stafkaart van 1871 bestaat deze zone nog uit landbouwgrond, maar op deze van 1885 wordt een padenstramien van lussen en ovalen afgebeeld. In 1885 werden diverse landbouwpercelen aangekocht en samengevoegd tot een perceel 'lusttuin' van meer dan 2,50 hectare, enkele jaren later uitgebreid tot 3 hectare 21 are. Het gebruik van de term 'jardin d'agrément' wijst op de intensiteit van de aanleg; voor meer 'natuurlijke' parklandschappen werd meestal de term 'terre d'agrément' gereserveerd. Het gros van dit landschappelijk park (perceel 829b), een bijna driehoekig blok, lag tegen de spoorlijn aan en was via een 50 m brede en 150 m lange strook verbonden met de voortuin bij het kasteel. De uiteindelijke vormgeving van het park houdt hier dus duidelijk verband met de eigendomstoestand; Falla noch Vandeweyer slaagden erin om de boerderij langs de Keibergstraat en de bijbehorende grond (de Primitieve percelen 432, 433, 434 en 435, ongeveer één hectare) aan te kopen en kasteel en park tot één geheel te versmelten. Twee zacht slingerende paden liepen door de smalle verbindingsstrook, die aan beide kanten van de omgeving werd afgeschermd door hoogstammige beplanting. Wat overblijft van dit randplantsoen – een echte houtwal met beuk (Fagus sylvatica), ginkgo (Ginkgo biloba), gele paardenkastanje (Aesculus flava) en zomerlinde met ingesneden blad (Tilia platyphyllos 'Laciniata') – getuigt van een gesofisticeerde smaak en belangstelling voor bomen.
De grote 'driehoek' werd ontsloten door een ovale rondweg, die nagenoeg geen sporen heeft nagelaten. Van de landschappelijke vijver is nog slechts een aangeslijkte poel in het beboste zuidoostelijk gedeelte overgebleven. De rondweg loopt via een grote boogbrug van ruwe, onregelmatige kwartsietblokken en cement over een versmalling in de vijver. In de zuidwestpunt, naast de spoorweg, werd een 5 m hoge heuvel aangelegd, bekroond met een rustieke, achthoekige gloriëtte (nu in verval). In de zuidoostelijke punt, eveneens naast de spoorweg, werd een tweede, 10 m hoge heuvel opgeworpen. De uit kwartsietkeien opgetrokken 'burcht' bovenop deze heuvel is slechts zichtbaar vanaf de spoorlijn en ontsnapte aan de aandacht van Wim Meulenkamp, maar behoort ongetwijfeld tot de meest spectaculaire 'follies' van België. Op een kunstmatige rots met spelonken en gangen staat een ronde, 6 m hoge toren van twee bouwlagen met rond- en steekboogvensters, bekroond met een overkragende rollaag. Waarschijnlijk was dit ooit een belvedèretoren, maar de bovenverdieping is niet (meer) toegankelijk. Aan de voet van deze heuvel strekt zich een tweede bouwsel van kwartsiet uit, dat zonder twijfel bedoeld was voor 'uitwendig gebruik', om vanaf de spoorweg gezien te worden: een vierkant torentje aan het uiteinde van een 4 m hoge, naar de toren oplopende muur met vier blindbogen. De muur fungeert als keermuur voor het heuveltje dat een ijskelder herbergt. Vanuit het park is deze muur onzichtbaar, maar de voorbijflitsende treinreiziger vangt een glimp op van iets wat op een romaanse kasteelruïne zou kunnen lijken...
Bij het uitstippelen van tracés en haltes en het ontwerpen van bruggen, tunnelingangen, viaducten en andere kunstwerken, werd in de beginjaren van de spoorwegen grote aandacht geschonken aan het landschap; toeristische en educatieve motieven speelden een belangrijke rol. Pittoreske of historisch geladen sites, zoals de ruïnes van Villers-la-Ville of de slagvelden uit de vaderlandse geschiedenis, kregen een prominente plaats in publiciteit, uurregelingen en spoorweggidsen. De treinreiziger kreeg ter hoogte van Neerwinden niet alleen een Gallo-Romeinse tumulus in het vizier, maar ook de plek van twee historische veldslagen: op 29 juli 1693 overwonnen de Fransen er een Engels-Hollands leger aangevoerd door Willem III van Oranje; en op 18 maart 1793 werden de Franse revolutionaire troepen onder leiding van Dumouriez verslagen door de Oostenrijkers. Een zekere 'mise en scène' was hier zeker op zijn plaats. Zoals gezegd was het domein vanaf 1897 eigendom van een ingenieur bij de Belgische spoorwegen, maar het is niet zeker dat hij deze folly heeft bedacht, te meer omdat hij een ijskelder inkleedt die vermoedelijk uit de eerste helft van de 19de eeuw dateert. De 'kasteelruïne' ligt momenteel grotendeels verborgen achter struikgewas, klimop, bramen en allerlei opslag, maar er zijn nog resten van de oorspronkelijke sierbeplanting: vijfbladige napjeswingerd (Parthenosissus quinquefolia), pijpbloem (Aristolochia macrophylla), oude buxus (Buxus sempervirens) en de stoffelijke overschotten van reuzenlevensbomen (Thuja plicata).
Zowel de voortuin als het landschapspark en de verbindingsstrook tussen beide zijn bezaaid met rotspartijen, paviljoentjes, heuveltjes (meestal met een boom of een groepje van bomen). Twee aanlegconcepten, die voor het einde van de 19de eeuw nogal archaïsch overkomen, worden in herinnering gebracht. De uitbundige 'meubilering' (vijvertje, grot, rotspartij), het bewogen reliëf en de beslotenheid van de voortuin doen denken aan de vroege 'jardins à l'anglaise'. Het rustieke schuurtje met 'vakwerk' van knoestige stammen in de voortuin naast het kasteel en – verderop – het schuilhokje van gevlochten cementen takken, de bakstenen stal met boogfries, negblokken en hoekkettingen van tufsteen, de uit sierbomen samengestelde houtwallen en singels... evoceren anderzijds de idee van het opgesmukte landbouwlandschap en het oude concept van de 'ferme ornée'.
In de houtwal die de overgangsstrook scheidt van wat nu een voetbalveld is, bevindt zich een achthoekige kelder met een vlak gewelf en met een als 'spelonk' geënsceneerde ingang (bewaarplaats voor fruit of groenten?), waarop vermoedelijk een paviljoen gestaan heeft. Er werd op geen zakje cement gekeken. Enigszins archaïsch voor een landschappelijk park uit de late 19de eeuw is ook de rechtlijnigheid van sommige elementen, zoals de loofgang met haagbeuk aan de westrand. Anderzijds werd het landschap door Vandeweyer ook verder westwaarts opgesmukt, op een perceel van 1 hectare 64 are dat in 1899 ook als 'lusttuin' wordt erkend en waar nog twee heuveltjes met bomen voorkomen. Het voetbalterrein met bijbehorende kantine en kleedhokjes op de percelen tussen deze zone en het kasteel heeft de landschappelijke eenheid van meer dan 5 hectare, die op de stafkaart van 1904 (ICM, 1922) wordt getoond, echter verbroken. In het kasteeldomein van Neerwinden komen relatief weinig oude, 19de-eeuwse bomen voor. Een groot gedeelte van de bomen werd waarschijnlijk aangeplant door Arthur Vandeweyer na de Eerste Wereldoorlog. Ook deze generatie bomen omvat zeldzaamheden, met name Noorse esdoorn met diep ingesneden blad (Acer platanoides 'Palmatifidum'), suikeresdoorn (Acer saccharum), gewone es met onregelmatige, kleine blaadjes (Fraxinus excelsior 'Elegantissima'), gele paardenkastanje (Aesculus flava) en zomerlinde met ingesneden blad (Tilia platyphyllos 'Laciniata').
(opname 4 augustus 2000)
Het cijfer in vet geeft de stamomtrek in centimeters weer. De omtrek wordt standaard gemeten op 150cm hoogte.
Bron: DENEEF, R., 2008. Historische tuinen en parken van Vlaanderen - Zuidoostelijk Brabant - Haspengouw: Geetbets, Hoegaarden, Kortenaken, Landen, Linter, Tienen, Zoutleeuw, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo; Cresens, André
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Neerwinden
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Burgerhuis en distilleerderij met herenboerenpark [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134201 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.