Het kasteel Altena, ook wel geheten "Nackersgoed", is een vierkant landhuis uit het derde kwart 19de eeuw, gelegen binnen brede ovale omgrachting en op licht hellend terrein. Aan oostzijde werd het geheel uitgebreid met een grote neogotische kapel uit vierde kwart 19de eeuw en aan noordzijde met recente klaslokalen. Beboomde en omheinde tuin.
Leen van "Hof van Vrijsel" was een achterleen van Land van Mechelen. In de 13de eeuw was het in handen van Gosuinus Boc van Pluysegem. Achtereenvolgens kwam het in bezit van: Bouden de Boc (14de eeuw), de heren van Diest, familie Pot (15de eeuw), Heyman Henricss (1505), Jacob Peeters en Sebastiaan van Dael (1536). Toen geheten "hoeve thof tAltena". Vermoedelijk tussen 1536 en 1539 werd een stenen huis of speelhuis opgericht. Tijdens de oorlogsgebeurtenissen eind 16de eeuw werd de hoeve verwoest maar het kasteel gespaard. Verder in handen van familie Van Hove, Willem Despomereaux gezegd van Hove (17de eeuw, Heer van Hove in 1649 en in 1675 werd de heerlijkheid baronie), familie Despomereaux, familie de Brouckhoven de Bergeyck (18de eeuw), de Visscher, de Liedekerke (19de eeuw), Rancelot - de Meulenaere (1835), de Neuf de Burght (1841). Ondertussen moet het kasteel in de loop van de 18de of begin 19de eeuw totaal gewijzigd zijn, daar de afbeelding voorkomend bij A. Vasse, ons een rechthoekige symmetrisch opgebouwd en bepleisterd gebouw toont van twee bouwlagen onder geknikt schilddak en een daarbij horend dienstgebouw.
Van den Branden de Reeth (1858) liet het hof in 1860-70 herbouwen. Het werd verkocht aan Havenith die het verbouwde en in 1874 verkocht aan de zusters van de Heilig Harten. Het kasteel werd toen betrokken door religieuzen en wezen van het Antwerpse instituut "Mere Jeanne". In 1876 kregen de zusters toestemming een wasserij met stoommachine in te richten. In 1895-98 werd een neogotische Heilig Hartkerk opgericht, naar een ontwerp van architect Ernest Pelgrims. Ondertussen werd de instelling een school en circa 1960 werden de omliggende gronden verkaveld tot villagronden.
Het betreft een vierkant gebouw van twee bouwlagen onder pseudo-mandardedak (kunstleien) met rechthoekige dakvensters, van 1860 - circa 1874. Bakstenen gebouw op arduinen plint. Aan de oostzijde bevindt zich een half ingebouwde, halfronde toren van drie bouwlagen onder afgeknot dak met vorstkam. Kenmerkende elementen zijn de kordonlijsten, borstweringen met rechthoekige bepleisterde panelen en vlakke fries onder kroonlijst op klossen. De zuidgevel is voorzien van een rechthoekige erkervormige uitbouw; eerste bouwlaag vlakke pilasters met voluutkapitelen en beglaasde tweede bouwlaag met gietijzeren structuur onder plat dak. Rechthoekige vensters en deuren in geriemde bepleisterde omlijsting (westgevel met omlijstingen van gele baksteen) met grote siersluitsteen en lekdrempel op consoles.
Aan noord- en westzijden bevinden zich schoollokalen.
De kapel werd in 1895-1898 tegen de oostzijde van het eclectische kasteel Altena aangebouwd naar ontwerp van de Antwerpse architect Ernest Pelgrims (1863-1927).
Exterieur: Een aansluitende lagere travee van het kasteel onder plat dak vormt de verbinding met de aangebouwde kapel en fungeert als portaal voor de kapel. Het is een sobere baksteenbouw onder leien zadeldaken in neogotische stijl met een schip van zes traveeën, een smaller koor van twee traveeën met driezijdige sluiting en lagere aanhorigheden van een travee onder lessenaarsdakjes in de oksels. Het gebouw van 39 meter lang en 10,5 meter breed is onderkelderd en wordt geritmeerd door verjongende steunberen. Een natuurstenen kordon loopt tussen de rechthoekige keldervensters en de spitsboogvensters, de gevels worden bovenaan afgelijnd door een baksteenfries met dropmotief. De tweedelige spitsboogvensters van het schip hebben in de top een variërend maaswerk van drie-, vier- of vijfpassen. De blinde westelijke puntgevel wordt omlijst door een hardstenen lijst op schouderstukken met geprofileerde consoles en bekroond door een kruis. Recente traptorens aan weerszij van het koor geven toegang tot de zolders en de kelder.
Interieur: De kapel, een éénbeukige zaalkerk, heeft een houten spitstongewelf met trekbalken steunend op houten opengewerkte consoles, de wanden worden geritmeerd door geprofileerde spitsboognissen op driekwartzuiltjes met knoppenkapiteel als omkadering van de tweedelige spitsboogvensters met variërend maaswerk in top en met een afgeschuinde onderdorpel. Bovenaan de wanden bevindt zich een dubbele fries van rondbogen en driepasmotieven. Het schip wordt afgesloten door een spitsboogvormige, geprofileerde triomfboog op gekoppelde schalken met knoppenkapiteel. De overwelving van het koor bestaat uit een houten kruisribgewelf en een dito straalgewelf waarvan de ribben neerkomen op schalken met knoppenkapiteel. Het koor wordt in de rechtse travee geopend door een driedelig gekoppeld spitsboogvenster waaronder een vijfdelig blind spitsbogenregister op zuiltjes met knoppenkapiteel; de koorsluiting heeft spitsboogvensters met glasramen. Links en rechts van het koor zijn er bergplaatsen met recent meubilair.
Achteraan in de kerk is een houten orgeltribune van een travee waarvan de benedenruimte, van het schip wordt afgesloten door een gordijn. De hele kerk kreeg bij het aanleggen van de vloerverwarming (2005) een nieuwe arduinen vloer met kleine niveauverschillen.
Het interieur van de kapel wordt voornamelijk getypeerd door de neogotische aankleding volgens de opvattingen van baron J.B. Bethune. De ateliers Bressers en Blanchaert en het glazeniersatelier Joseph Casier zijn verantwoordelijk voor de inrichting van de Altenakapel. De kapel is volledig beschilderd met polychrome architectuurschilderingen uitgevoerd in olieverf, waarbij vooral groen en rood de dominerende kleuren zijn. Sjabloonschilderingen van geometrische, florale en figuratieve motieven, banderollen met Latijnse opschriften en heiligeninitialen vertolken de christelijke moraal.
Onder de spitsboogvensters loopt een breed register waarin op een groene achtergrond van damastschilderingen, per travee tussen vierpasmotieven initialen refereren aan het heiligenbeeld op het penant ernaast. Bloem- en bladmotieven omkransen de vensters en de bovenpartijen van de muren kregen een decor van rode imitatievoegen op een beige achtergrond. Bovenaan tonen engelen met wapenschilden op banderollen Latijnse aanroepingen of verheerlijkingen uit de litanie van Onze-Lieve-Vrouw.
De triomfboog die het schip en het koor scheidt kreeg aan de zijde van het schip een imposante figuratieve beschildering die door de zusters van Altena “hemel” genoemd werd, in de ontwerptekeningen van het atelier Bressers wordt de schildering betiteld als “Verheerlijking van de H. Familie”. Centraal bovenaan bevindt zich een antropomorfische voorstelling van God de Vader met scepter en wereldbol, onmiddellijk hieronder komt de duif als symbool van de Heilige Geest en dan Christus afgebeeld als Kind tussen Maria en Jozef, zodat een samengestelde afbeelding van de Heilige Drievuldigheid en de Heilige Familie ontstaat. De Drievuldigheid wordt links en rechts geflankeerd door engelen. Opklimmend naar deze centrale figuren werden aan weerszij van de boog heiligen afgebeeld: Sint-Franciscus, Sint-Ignatius, Sint-Vincentius a Paulo, Heilige Carolus Borromeus, Heilige Constantia, Heilige Magdalena, Heilige Martha en Heilige Clara aan de linkerzijde, en als pendant Heilige Eugenius, Heilige Martinus, Heilige Rochus, Heilige Franciscus van Sales, Heilige Agnes, Heilige Cecilia, Heilige Adelaïde en Heilige Juliana aan de rechterzijde. Alle heiligen zijn afgebeeld met hun symbolen en naam in hun aureool, de wapenschilden van respectievelijk kardinaal Goossens en paus Leo XIII voltooien het tafereel. Op de muurpartijen eronder vormen groene achtergrondpanelen met sjabloonschildering van bladwerk het decor voor de gepolychromeerde Heilig Hartbeelden van Jezus en Maria; in het register eronder zijn IHS en Mariamonogrammen aangebracht tegen een achtergrond van sjabloonschilderingen met vierpasmotieven en bladwerk. Op de omlijsting van de boog staat een vers uit het Sint-Lucasevangelie als aanmaning tot nederigheid en gehoorzaamheid “descendit jesus cum maria et joseph et venit nazareth et erat subdictus illis lucas 2 “.
Het koor kreeg in de loop der jaren een monotone beschildering, aanvankelijk wit, heden groen. Oudere foto’s en steekproeven wijzen erop dat ook het koor volledig polychroom beschilderd was met onder de vensters een breed register bezaaid met bloemen. Een ontwerp van 1897 ( Kadoc) toont ook in het spitsboogregister figuratieve en florale schilderingen. Het gewelf draagt beschilderingen op de ribben en in de gewelfkappen worden de vier evangelisten afgebeeld. De glasramen in het koor zijn waarschijnlijk werk van Joseph Casier (1852-1925) die in 1895 het glazeniersatelier van Bethune-Verhaegen overnam. Ze zijn in het middenraam gedateerd “ANNO DOMINI MDCCCLXXXXVII” (1897) en stellen van links naar rechts Maria en de Theophiluslegende, het Heilig Hart en de Heilige Clara en Sint-Jozef en Theresa van Avila voor. Het glasraam links vooraan in het schip komt vermoedelijk uit een ander atelier en toont de verschijning van het Heilig Hart aan Margareta Maria Alacoque.
Achteraan wordt de meest westelijke travee beneden door een gordijn afgesloten onder de houten orgeltribune met een orgel van J. Stevens uit Duffel. De benedenruimte wordt ingedeeld in twee registers met sjabloonschilderingen, onderaan de over de hele kerk doorlopend groene achtergrond met vierpassen en rode IHS-monogrammen en bovenaan een bleker register met Mariamonogrammen, kruis- en fleur-de-lysmotieven. De beglaasde inkomdeur heeft briefpanelen onderaan.
De orgeltribune is bereikbaar via een soortgelijke deur op de bovenverdieping van het kasteel en krijgt in het onderste register een schildering van rode imitatiegordijnen met gezaaide monogrammen SD en erboven een sjabloonschildering van Mariamonogrammen en fleurs de lys. De bovenste muurpartij is heden egaal blauw geschilderd, in het archief Bressers (Kadoc) bevinden zich echter voorontwerpen voor een figuratieve muurschildering zoals op de triomfboog, het is echter niet zeker of die schildering uitgevoerd is.
De opschriften van de orgeltribune zijn liturgische spreuken in verband met kerkmuziek en zang. Aan zuidzijde: “?ato domino canticum narum”, in het medaillon erboven “jubilate deo in voce exultationis ps. 46”, aan noordzijde: “laus ejus in ecclesia sanctorum ps. 149” en in het medaillon “voce mea ad domino clamavi ps. 76”. Op de voorzijde van de orgeltribune : “laudate dominum in tympano et choro/ laudate eum in chordis et organo/laudate eum in cymbalis/jubilationis omnis spiritus laudet dominum”.
Ter hoogte van de onderdorpels werden tussen de vensters polychrome, gipsen heiligenbeelden opgesteld op uitgewerkte, kleurige, gipsen consoles, ze zijn, evenals de rest van het mobilair, toe te schrijven aan Blanchaert en zijn atelier. Aan de noordzijde, van oost naar west beelden van: Sint-Augustinus, Heilige Dimpna, Heilige Barbara, Sint-Antonius en Kind Jezus met Kruis; aan de zuidzijde: Sint-Jozef met kind, de preekstoel, Heilige Michaël, Sint-Aloysius en Heilige Theresia van Lisieux. De gepolychromeerde kruisweg is niet meer ter plaatse aanwezig, enkele staties bevinden zich in de kantoren van de culturele dienst evenals enkele lichtarmaturen.
De altaren en de communiebank zijn niet meer aanwezig: het oorspronkelijke altaar werd vervangen door een modernere versie die zich nu in het klooster bevindt, de communiebank is grotendeels in het bezit van de heemkundige kring. De neogotische preekstoel met op de kuip gesculpteerde afbeeldingen van de vier evangelisten en een neogotische biechtstoel bleven ter plaatse.
Het portaal heeft eveneens een decor van rode imitatievoegen en gezaaide bloemmotieven op een beige ondergrond. Ook hier zijn er banderollen met Latijnse citaten: op de westelijke muur “factus obediens usque ad mortem mortem autem crucis Philip. 2”, boven de deur naar de kapel “domus mea domus orationis est luc. 19”. Op de noordelijke wand is er een merkwaardige voorstelling van de Heilige Drievuldigheid die bestaat uit tekstfragmenten in medaillonvorm waarbij “Pater”, “Filius” en “Spiritus” de kern vormen.
Auteurs: Steyaert, Rita; Wylleman, Linda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Steyaert R. & Wylleman L. 2015: Kasteel Altena met kapel en park [online], https://id.erfgoed.net/teksten/168005 (geraadpleegd op ).
Vierkant landhuis uit derde kwart 19de eeuw, gelegen binnen brede ovale omgrachting en op licht hellend terrein. Aan oostzijde uitgebreid met grote neogotische kapel uit vierde kwart 19de eeuw en aan noordzijde met recente klaslokalen. Beboomde en omheinde tuin.
Historiek
Leen van "Hof van Vrijsel", achterleen van Land van Mechelen. In 13de eeuw in handen van Gosuinus Boc van Pluysegem. Achtereenvolgens in bezit van: Bouden de Boc (14de eeuw), heren van Diest, familie Pot (15de eeuw), Heyman Henricss (1505), Jacob Peeters en Sebastiaan van Dael (1536). Toen geheten "hoeve thof tAltena". Vermoedelijk tussen 1536 en 1539 werd een stenen huis of speelhuis opgericht. Tijdens de oorlogsgebeurtenissen eind 16de eeuw werd de hoeve verwoest maar het kasteel gespaard. Verder in handen van familie Van Hove, Willem Despomereaux gezegd van Hove (17de eeuw, Heer van Hove in 1649 en in 1675 werd de heerlijkheid baronie), familie Despomereaux, familie de Brouckhoven de Bergeyck (18de eeuw), de Visscher, de Liedekerke (19de eeuw), Rancelot - de Meulenaere (1835), de Neuf de Burght (1841). Ondertussen moet het kasteel in de loop van de 18de of begin 19de eeuw totaal gewijzigd zijn, daar de afbeelding voorkomend bij A. Vasse, ons een rechthoekige symmetrisch opgebouwd en bepleisterd gebouw toont van twee bouwlagen onder geknikt schilddak en een daarbij horend dienstgebouw.
Van den Branden de Reeth (1858) liet het hof in 1860-70 herbouwen. Verkocht aan Havenith die het verbouwde en in 1874 verkocht aan de zusters van de Heilig Harten. Het kasteel werd toen betrokken door religieuzen en wezen van het Antwerpse instituut "Mere Jeanne". In 1876 kregen de zusters toestemming een wasserij met stoommachine in te richten. In 1895-98 werd een neogotische Heilig Hartkerk opgericht, naar een ontwerp van architect Ernest Pelgrims. Ondertussen werd de instelling een school en circa 1960 werden de omliggende gronden verkaveld tot villagronden.
Beschrijving
Kasteel. Vierkant gebouw van twee bouwlagen onder pseudo-mandardedak (kunstleien) met rechthoekige dakvensters, van 1860- circa 1874. Bakstenen gebouw op arduinen plint. Aan oostzijde half ingebouwde, halfronde toren van drie bouwlagen onder afgeknot dak met vorstkam. Kordonlijsten, borstweringen met rechthoekige bepleisterde panelen en vlakke fries onder kroonlijst op klossen. Zuidgevel met rechthoekige erkervormige uitbouw; eerste bouwlaag vlakke pilasters met voluutkapitelen en beglaasde tweede bouwlaag met gietijzeren structuur onder plat dak. Rechthoekige vensters en deuren in geriemde bepleisterde omlijsting (westgevel met omlijstingen van gele baksteen) met grote siersluitsteen en lekdrempel op consoles.
Kasteel is aan oostzijde geflankeerd door grote rechthoekige kapel van 1895-98, zes traveeën onder zadeldak (roofing). Rechthoekig koor onder zadeldak en aanleunend gebouwtje onder lessenaarsdak. Travee-indeling door middel van steunberen. Spitsboogvensters met neogotische tracering.
Schoollokalen aan noord- en westzijden.
Bron: PLOMTEUX G., STEYAERT R. & WYLLEMAN L. 1985: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 10n2 (Ho-Ra), Brussel - Gent.
Auteurs: Wylleman, Linda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Wylleman L. 1985: Kasteel Altena met kapel en park [online], https://id.erfgoed.net/teksten/13421 (geraadpleegd op ).