is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteeldomein Wommersom
Deze vaststelling is geldig sinds
In 1895 gebouwd kasteel in neotraditionele stijl omgeven door landschappelijk park van 3 hectare 39 are, aangelegd in 1900-1914 en relicten van een oude ringgracht.
Het kasteel van Wommersom wordt voor het eerst afgebeeld op een figuratieve kaart uit 1762 van de bossen, weiden en landerijen van het nabijgelegen Walsbergen, een pachthoeve die toebehoorde aan de ridders van Malta van de commanderij van Chantraine. Het was een gesloten complex, omgeven door een brede ringgracht, met steile zadeldaken, een brede en hoge residentiële vleugel, haaks erop twee lage dienstvleugels (links karrenhuis, rechts schuur en stallen) en – als afsluiting van de binnenplaats – een smalle poortvleugel. Opmerkelijk was de uit de zuidgevel uitstekende apsis van een kapel. Het kasteelcomplex was vermoedelijk niet ouder dan het midden van de 17de eeuw. Het zou zich op de plaats bevinden van het verdwenen gehucht Neder-Walsbergen. In de 18de eeuw stond het op het snijpunt van twee loodrechte, met bomen afgezoomde, uit drie stroken opgebouwde dreven: de ene dreef georiënteerd op het zuidwesten (Wommersom-dorp), de andere op het zuidoosten. Haaks op de zuidoostelijke as en evenwijdig met de eerstgenoemde liep een derde dreef, die het landschap ten zuiden van het kasteel in grote, bijna vierkante blokken verdeelde. Deze structuur werd waarschijnlijk aangebracht door de eerste Wommersomse T'Serclaes, Charles-Ernest (1735-1809), kasteeleigenaar vanaf 1768 en laatste heer van Wommersom. De aanleg was ongetwijfeld geïnspireerd door de klassieke, rationele geometrie, die in de 18de eeuw de heraanleg van talrijke landgoederen bepaalde. T'Serclaes' ambitie om van het kasteel het middelpunt te maken van een grootschalige landschappelijke structuur, werd vermoedelijk niet alleen gefnuikt door eigendomsgrenzen, maar ook door wijzigingen in smaak en mode. Bij zijn dood in 1809 trad een generatie aan die de regelmatige geometrie van de 18de-eeuwse tuinen voor bekeken hield. Op de Ferrariskaart (1771-1775) en, nog meer, op de door J.L. Voncken uitgetekende kadasterkaart (vóór 1820) wordt een onvoltooide structuur getoond: de dreef naar Wommersom begon al na 300 m te kronkelen en knoopte aan bij oude tracés, het stompje dreef ten noorden van het kasteel liep na 100 m dood in het Klein Broek en in oostelijke richting bleef het geometrisch patroon eveneens beperkt tot een paar 'uitsteeksels'.
Bij de opstelling van het Primitief kadaster in 1831 was het kasteeldomein eigendom van zijn oudste zoon, Jean-François de T'Serclaes de Wommersom (1778-1849). Van de ringgracht, geregistreerd als 'lustvijver', waren nog drie armen aanwezig en het kasteeleiland was toegankelijk via een stenen brug. Na 1764 had het kasteel vermoedelijk een classicistische verbouwing ondergaan, want de traveeën werden door pilasters van elkaar gescheiden en op de binnenplaats gingen de uiterste traveeën gedeeltelijk schuil achter lage, vierkante paviljoentjes, die de symmetrie versterkten. De poortvleugel was verdwenen en vervangen door hekwerk. De bijgebouwen buiten de ringgracht waren beperkt tot een schuur en een jachthuisje (in 1767 gebouwd, volgens een gedenksteen boven de poort van de huidige kasteelhoeve). Het niet bebouwde gedeelte van het kasteeleiland (67,5 are) was geregistreerd als 'tuin' en sloot in het noordoosten, waar de ringgracht was gedempt, aan bij een 'lustbos' van bijna 90 are. Naar het uitzicht van de tuin (moestuin of een combinatie van 'nut en sier') en het lustbos (informeel of met een geometrisch padenpatroon) hebben we alleen maar het raden. De Brusselse archivaris en historicus Alphonse Wauters zal een halve eeuw later, na jaren van verwaarlozing en leegstand, spreken van "un beau parc, très bien planté" waarvan echter weinig of niets was overgebleven. Maar zijn bewondering werd gewekt door een opspuitende bron of een fontein, gevoed via een buis van 7 tot 8 cm diameter, wellicht een relict van een geometrische parterretuin uit de 18de eeuw. Het kasteel verkeerde toen in een ruïneuze staat en in 1882 catalogiseerde het kadaster het als ruïne. Graaf Théodore-Emile de T'Serclaes de Wommersom (1809-1880) – volksvertegenwoordiger, vanaf 1857 gouverneur van Limburg, later van Oost-Vlaanderen – die in 1853 het kasteel van Lubbeek (voormalig buitengoed van de SintGeertruiabdij te Leuven) had aankocht en er ook ging wonen, had Wommersom verder laten verkommeren. Het kasteeldomein van Wommersom had hij blijkbaar voorbestemd voor de landbouwuitbating, want in 1862 werden de schuur en het jachthuisje ten zuiden van de ringgracht afgebroken en vervangen door de huidige gesloten hoeve met zijn monumentale poorttoren. Twee percelen (26 are) ten zuidoosten van de hoeve werden ingericht als moestuin, terwijl het perceel (52 are) waarop de schuur had gestaan, boomgaard werd.
De overname van het domein in 1895 door Jacques de T'Serclaes de Wommersom (1852-1914), cavaleriemajoor en professor aan de militaire school, was voor Wommersom het begin van een wederopstanding. Het nieuwe kasteel dat op de plaats van het oude werd opgetrokken, was op neotraditionele leest geschoeid: baksteenbouw met speklagen, trapgevels, kruiskozijnen, steigergaten, een traptorentje met spits en – om de band met het verleden extra te onderlijnen – de neogotische apsis van de huiskapel in de noordoostgevel. Het schilddak met houten consoles boven het ingangshek, op de plaats van het verdwenen poortgebouw, sluit dan weer aan bij de cottagearchitectuur. Deze stijlelementen vinden we ook terug in het paviljoentje bij de noordelijke grachtarm.
De 18de-eeuwse droom van Charles-Ernest T'Serclaes werd min of meer verwezenlijkt, want het stompje dreef ten noordwesten van het kasteel werd nu over een afstand van 500 m doorgetrokken tot aan de Gete en met bomen beplant. Maar misschien was er ook een praktische bezorgdheid, want de afstand naar de halte van de buurtspoorweg bij Neerlinter werd minstens tot één zesde herleid. Deze dreef is intussen verdwenen. De voormalige eilandtuin en het oude 'lustbos' ten noordoosten van het kasteel (in de loop van de jaren gedegradeerd tot bouwland) werden omgevormd tot een lusthof van 3 hectare 39 are. Het plantsoen met landschappelijk golvende randen wordt pas afgebeeld op de stafkaart van 1932, maar dateert van vóór de Eerste Wereldoorlog. Het bevat courante soorten – Amerikaanse en moeraseik (Quercus rubra, Q. palustris), witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum), zilveresdoorn (Acer saccharinum), gewone plataan (Platanus x hispanica), zomerlinde en Hollandse linde (Tilia platyphyllos, T. x europaea), Italiaanse populier (Populus nigra 'Italica'), Amerikaanse gleditsia (Gleditsia triacanthos). Solitairen zoals de kleinbladige linde (Tilia cordata) en de groepjes naaldbomen of cipresachtigen – taxus (Taxus baccata), Kaukasische spar (Picea orientalis), hinokischijncipres (Chamaecyparis obtusa) en reuzenlevensboom (Thuja plicata) – behoren eveneens tot deze landschappelijke lay-out. In het noordoostelijk gedeelte van dit plantsoen is nog een gedeelte te zien van de oude wandelweg en van een 'charmille', een looftunnel met haagbeuk (Carpinus betulus).
Bij de aanleg van 'Engelse' parken in de 19de eeuw werden oude waterpartijen zoals ringgrachten en molenvijvers steevast omgevormd tot serpentinevijvers of andere natuurlijk aandoende of landschappelijke vormen. Tegen het einde van de eeuw, toen neoformele en architecturale tuinstijlen weer in de belangstelling kwamen en de regelmatig-geometrische, 'Franse' tuinstijl een revival kende, konden bestaande geometrische structuren opnieuw op meer ontzag rekenen. Landhuizen en kastelen werden opnieuw omkaderd met parterres, hagen en snoeiboompjes en zo mogelijk ook strak omlijnde waterpartijen. Aan de drie overblijvende armen van de oude ringgracht rond het kasteel van Wommersom werd niet geraakt, maar op oude ansichtkaarten valt in de onmiddellijke omgeving van het kasteel geen formele aanleg met parterres of snoeibomen te bespeuren, maar bloemencorbeilles en rozenperken. Pas in een recent verleden werd naar ontwerp van Stephan Vandecan uit Lincent de formele omkadering van het kasteel voltrokken, maar in een eigentijds idioom en volgens drie afzonderlijke formules: een symmetrische, met hagen van rode beuk en taxus gestoffeerde ruimte ten noordwesten van het kasteel; een meer intieme ruimte aan de zuidoostkant, met een houten terras dat de ringgracht overkraagt; en een bij het landschapspark aansluitende ruimte ten noordoosten, met uitstralende rijen zuilvormige tulpenbomen (Liriodendron tulipifera 'Fastigiatum').
Bron: DENEEF, R., 2008. Historische tuinen en parken van Vlaanderen - Zuidoostelijk Brabant - Haspengouw: Geetbets, Hoegaarden, Kortenaken, Landen, Linter, Tienen, Zoutleeuw, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Wommersom
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein Wommersom [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134213 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.