Recreatiedomein met drie vijvers en monumentale bakstenen brug, ongeveer 5 hectare, aangelegd in 1981-1982 op de resten van een recreatiedomein met zwembad, roeivijver en cafetaria uit de jaren 1930.
Architect Daniel Francken, bekend onder meer van diverse eclectische rijhuizen in de Onze-Lieve-Vrouw-ter-Sneeuwwijk te Brussel en als 'provinciaal architect' in dienst bij het provinciebestuur van Brabant, tekende in 1898 in opdracht van het Tiense stadsbestuur een ontwerp voor wat één van de eerste verwarmde zwembaden van België had moeten worden. Het was een typisch eclectisch ontwerp, een combinatie van 'Vlaamse renaissance' (belvedèretoren) met elementen uit de traditionele (speklagen) en de romaanse bouwkunst (boogfries, drielichtvensters). Arbeiders zouden zich er gratis, de meer gegoeden tegen betaling én op een ander tijdstip, kunnen vermeien in een bad van 25 bij 10 m onder een glazen dak. Het moest gebouwd worden aan de rand van het Sint-Jorispark*, maar de plannen werden tenslotte terzijde geschoven. Francken maakte bijna dertig jaar later een tweede ontwerp, ditmaal bedoeld voor een terrein aan de Ooievaarstraat in het stadscentrum, te omschrijven als een reusachtige, naar Wiener Sezession en art deco zwemende bungalow met lage schilddaken, bossageplint, zonder belvedère, en met de bestemming van het gebouw in modernistische letters op de voorgevel. Ook hier kwam niets van terecht.
In het begin van de jaren 1930 dook een 'voorlopig comité' op, dat zich de "Inrichting van een zwemdok en een speelplage" tot doel stelde en het oog had laten vallen op de Bruinissemberg, een toen nog ongeschonden landbouwlandschap aan de oostrand van de stad. De plattegrond van hun project, die wordt afgebeeld op een oproep tot een openbare informatiebijeenkomst in 1934, zou een modernistische compositie kunnen zijn en het concept weerspiegelt het geloof in de heilzame kracht van het openluchtleven (sport, zonnebaden...) tijdens het interbellum. Het plan omvat een centraal gelegen gebouw – vermoedelijk met kleedhokjes en cafetaria –, een visvijver (in de vorm van een vraagteken in spiegelbeeld) met een schiereilandje voor de vissers, een zwembad, een met boompjes afgeschermd speelterrein voor kinderen, twee netjes afgescheiden 'plages' voor de zonnekloppers – de nietzwemmers bij de visvijver, de zwemmers bij het zwembad – en tenslotte ook een belvedère. Ook deze plannen werden niet uitgevoerd, maar op dezelfde site werden enkele jaren later drie vijvers (vis-, kweek-, roeivijver) aangelegd, de aanzet tot het huidige Vianderdomein. Dit domein heette aanvankelijk 'Viandra', verkeerdelijk genoemd naar de Viander(beek) die daar een eindje vandaan ligt. In feite worden de vijvers gevoed door de Bruinissembeek die zelf in de Viander uitmondt. De drijvende kracht achter het project, de voornaamste eigenaar van de site en de uitbater van het recreatiedomein, was architect Felix Gelpkens.
Tussen de roeivijver en de andere vijvers werd een betonnen zwembad gebouwd, 50 m lang en 35 m breed, het diepste gedeelte iets smaller en met startblokken voor de duikers. Het bad was omgeven door een metaalbuizen borstwering en een breed tegelpad. Op de helling ten noordoosten bevond zich het 'strandgebouw', zoals het door Charles Van Nueten ontworpen strandgebouw van Hofstade bij Mechelen, ook symmetrisch en modernistisch, maar niet zo mooi, met een centrale ingang tussen twee vleugels met kleedcabines, respectievelijk voor mannen en vrouwen. Tussen de roeivijver en het zwembad werd een cafetaria gebouwd, eveneens modernistisch ('pakketbootstijl') met bandramen en – voor het souterrain – patrijspoorten. Bij de beplanting van het domein gaf Gelpkens de voorkeur aan snelgroeiende soorten met uitgesproken kleuren en vormen. Tot de oorspronkelijke aanleg behoren onder meer treurwilg (Salix alba 'Tristis'), witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) en – als rij zichtbaar langs het zwembad op een ansichtkaart van rond 1950 – grauwe abeel (Populus canescens).
De 'Viandra' werd van meet af aan een belangrijke recreatieve trekpleister en diende onder meer als kader voor de 'schoolkoloniën', die het stadsbestuur onder de Tweede Wereldoorlog tijdens de zomermaanden voor de Tiense jeugd inrichtte, te vergelijken met de huidige 'speelpleinen'. De stad stelde toen 220 badpakken ter beschikking en verstrekte ook goedkope of gratis maaltijden. Het dagprogramma omvatte gymnastiek, vrij en geleid spel, roeien, zwemmen, zingen en marcheren. Aan het einde van de jaren 1950 begonnen de uitbatingskosten zo hoog op te lopen, dat Gelpkens besliste om het domein te sluiten. De twee vijvers ten noorden van het zwembad werden gedempt en de oorspronkelijke roeivijver werd, vanaf 1965, als private visput verhuurd aan de 'Tiense Fishing Club', die de 'Viandra' herdoopte tot 'Vianderdomein'. Het modernistische cafetaria, voorzien van een zadeldak zodat het wat op een Zwitsers chalet ging lijken, werd het clublokaal; de rest van de gebouwen verviel tot puin. In 1974 kocht de stad het domein – of wat er nog van overbleef – aan en breidde het enkele jaren later uit in zuidelijke richting met 2,5 hectare.
In 1978 keurde de gemeenteraad een ontwerp van de Tiense architect Jacques Piron voor de aanleg van een nieuwe visvijver goed – ditmaal met gebetonneerde oevers, een nieuw clubhuis, een belvedèretoren, een overloopconstructie tussen de oude vijver en de lagergelegen nieuwe, een monumentale 'Venetiaanse' bakstenen brug , een pergola, een betonnen platform ('landhoofd') en een parkeerterrein. Het vervallen strandgebouw werd afgebroken en er kwam een weide voor geiten, damherten, pluimvee... met bijbehorende schuilhokken. Het zwembad werd ingericht als siervijver. In september 1982 werd uiteindelijk het huidige Vianderpark, ongeveer 5 hectare groot, voor het publiek opengesteld. De belvedèretoren was uit het programma geschrapt, maar de brug en de overloopconstructie – monumentale baksteenarchitectuur – werden gelukkig wel gebouwd. De boorden van de nieuwe vijver en ook het oorspronkelijke gedeelte van het domein werden beplant met talrijke, vrij courante boom- en struiksoorten, soms aangeplant in landschappelijke groepjes – ruwe berk (Betula pendula), Oostenrijkse den (Pinus nigra subsp. nigra), okkernoot (Juglans regia), vederesdoorn (Acer negundo), idem met geel gerand blad (A.n. 'Variegatum') –, soms in quincunx – bolesdoorn (Acer platanoides 'Globosum'), grauwe els (Alnus incana) –, soms op rij – Italiaanse populier (Populus nigra 'Italica') – of als solitair kleur- of vormaccent – bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea'), treures (Fraxinus excelsior 'Pendula'), rode bastaardpaardenkastanje (Aesculus x carnea), treurwilg, zilverlinde (Tilia tomentosa), watercipres (Metaequoia glyptostroboides), Servische spar (Picea somorika).
Bron: DENEEF, R., 2008. Historische tuinen en parken van Vlaanderen - Zuidoostelijk Brabant - Haspengouw: Geetbets, Hoegaarden, Kortenaken, Landen, Linter, Tienen, Zoutleeuw, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Kempeneers, Paul
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Tienen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Vianderdomein [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134234 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.