is aangeduid als vastgesteld landschappelijk erfgoed Park van het kasteel van Bommershoven
Deze vaststelling is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd monument Kasteel Naveau de Marteau met park en aanhankelijkheden
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgestelde historische tuin of park Park van het kasteel van Bommershoven
Deze vaststelling was geldig van tot
Kasteelpark in landschappelijke stijl uit 1872-1884 zonder vijver maar met kunstmatige grot. Geïntegreerde geometrische tuin uit de eerste decennia van de 20ste eeuw, mogelijk ontworpen door Jules Janlet en iets jongere rozentuin, aangelegd bij het kasteel. Als buitenhuis gebouwd in 1759-1761, uitgebreid in de 19de eeuw, definitief uitwendig aspect uit de jaren 1920-30 en tenslotte herstel en inwendig aanpassingen na de brand van 1940. Ommuurde moestuin van 1872 met serre en pottenstal. Belangrijk hekwerk en muren.
Van huis van plaisantie naar kasteel
Het kasteel van Bommershoven neemt nog steeds een schitterende situatie in op het hoogste punt van de omgeving. Het ligt samen met de kerk en de pastorie ten zuiden van de 'Romeinse katsei' waarlangs het straatdorp Bommershoven zich ontwikkelde. Het kasteelpark vormt één uitgesproken landelijk geheel van akkers en weiden, bossen en boomgaarden samen met de nabij gelegen boerderijen het Biezenhof en Rodenhof, het kasteel Ter Hoven meer oostelijk, het Monnikhof en het kasteeldomein Hex ten zuiden en de boerderij Manshoven ten westen, een vrij zeldzaam geworden situatie in Vlaanderen. De huidige configuratie verschilt nauwelijks van die op de Ferraris kaart (1774-1775).
Op deze uitgelezen site lag een ruïneuze woning met hoeve die in 1758 door Marcel Gerard van den Hove vererfd werd aan Marcel Gérard Magnée, visitator van de Luikse prinsbisschop voor het graafschap Horne, later raadsheer van prins-bisschop de Méan. In 1759-1761 bouwde Magnée er een maison de campagne, dat de kern vormt van het huidig kasteel. Het geschilderd portret van de bouwheer wordt er nog bewaard. Het interieur bezit elementen in rococostijl, naast haarden met Delftse tegels en muziekinstrumenten in stucwerk boven de schouw, een verwijzing naar de bestemming als buitenhuis gericht op ontspanning en vrije tijd.
Op het Primitief kadasterplan van 1828 bestaat het goed uit een L-vormige vleugel aan de straat (de huidige Alfonsstraat) en een tweed eveneens L-vormige, achteruit liggende vleugel er tegenover (perceel 294, als huis). Er horen tuinen bij (nr. 288 en 293), een boomgaard (nr. 287) en twee percelen lustgrond (nr. 289, 290). Volgens de legger is Simon Magnée, rentenier te Bommershoven, de eigenaar in 1844 (in het boek van J. Paquay, is het Marcel Joseph Magnée van Bommershoven, ontvanger van de Prinsbisschop van Luik, die eigenaar van het kasteel wordt dat hij voordien in erfpacht van de prinsbisschop hield). Hij bezit naast de percelen bouwland (nr. 304 en 291) ook het huis met brouwerij (perceel 292 en 292 bis), grenzend aan zijn lustgrond en aan de Romeinse katsei. Aan deze oude weg, die Sint-Truiden met Tongeren verbond en nu de Moerenstraat heet, liggen dan nog drie verschillende kleine eigendommen met moestuin, boomgaard en veldje. Het kasteelpark zal ze later incorporeren. Het beeld op de Primitieve kaart is nog dat van het ancien régime: in de plaats van de huidige Sint-Alfonskerk die uit 1841-1844 dateert, is nog de oude Sint-Annakapel getekend en de huidige pastorie op perceel nr. 298 bestaat nog niet. De configuratie van het kasteel is in meerdere fasen tot stand gekomen. De eerste verbouwing wordt in 1867 op het kadaster geregistreerd. Het kasteel evolueert van een L-vormig naar een vierkant volume van vijf traveeën waarvan de korte dienstvleugel wordt verlengd, terwijl de straatvleugel ingekort wordt aan de noordzijde en verlengd aan de zuidzijde; deze vleugel respecteert dezelfde, nieuwe rooilijn als de kerkhofmuur. De definitieve fase volgt in 1884. Het kasteel krijgt opnieuw een kleine uitbreiding aan de zuidzijde en de lange dienstvleugel wordt met de straatvleugel verbonden middels een voetgangersdeurtje, een hondenkennel en een nieuwe aanhorigheid tegen de kerkhofmuur; zo ontstaat er tussen de straatvleugel en het huis een langwerpig erf ten noorden van de nieuwe Sint-Alfonsuskerk.
In de tussentijd werd ook de aanleg voorbereid. Een eerste stap is de verdwijning van de boerderijtjes aan de Moerenstraat en de samenvoeging tot twee grote percelen, wat in 1872 wordt gekadastreerd. Dat kaderde in het ontstaan van de moestuin in de hoek van de Moeren- en de Morhaystraat en de creatie van het park. De tweede stap is de sloping van de tot een gesloten complex geëvolueerde brouwerij-boerderij in de Alfonsstraat, wat in 1877 kadastraal wordt genoteerd. De laatste stap volgt in 1884 als parallel met de uitbreiding van de gebouwen, alle parkpercelen samengevoegd worden. De evolutie tot kasteeldomein is daarmee voltooid. Zoals een prent uit die periode illustreert, bestond er toen een dialoog tussen het witte kasteel en zijn groene omgeving.
Muren, poorten en hekken
In de muren en hekken langs de Moerenstraat (ten noorden, de oude Romeinse katsei), de Alfonsstraat (ten oosten), en de Morhaystraat (ten westen) is de evolutie van het domein gemakkelijk afleesbaar, maar hun aanwezigheid is ook belangrijk voor het dorp. Aan de hellende Alfonsstraat, waar ook de oude toegang ligt, levert de gevarieerde begrenzing een boeiend profiel op. De bakstenen muur, deels opklimmend tot de 18de eeuw, is onderbroken door een hek uit de 19de en één uit de 20ste eeuw. Het hoofdhek vervangt ter hoogte van het kasteel de in 1867 gesloopte straatvleugel. Het bestaat uit twee vaste hekken van smeedijzer op een plint van arduin, en is verankerd in twee natuurstenen blokken die in de oude muur zijn gemetseld; de muur werd plaatselijk met enkele baksteenlagen verhoogd en twee geprofileerde piramidale dekstenen dienen als tegengewicht. Het poorthek is door schampstenen beveiligd en hangt tussen slanke pijlers van blauwe natuursteen met hoge sokkel, verdiepte voegen en een geprofileerde deksteen. Het vaste hek heeft vierkante stijlen en regels, ronde spijlen met afwisselend speer- en lanspunten en dubbele bovenregels met ringen. Het poorthek volgt hetzelfde stramien, maar heeft bovendien ook onderspijltjes, ringen tussen de dubbele tussenregel en een door een liggende voluut opgevangen klimmend beloop naar de makelaar.
Dit hek sluit aan op de oudere bakstenen muur met drie gesteelde en gepunte bollen, mogelijk hergebruikt materiaal. Een bakstenen zwikstuk rechts maakt de overgang naar het hoger poortgebouw van 1867. Links volgt de muur een getrapte vorm en ter hoogte van de geometrische tuin wordt hij onderbroken door het smeedijzeren hek uit de eerste decennia van de 20ste eeuw. Het telt drie traveeën, is geritmeerd door bakstenen pijlers en bestaat uit gespiegelde en gekoppelde krullen in een rechthoekig kader en met een dubbel medaillon in de centrale travee. Dit hek vervult de functie van balkonleuning voor uitzicht op de geometrische tuin en het achter liggend park.
De muur loopt door tot de Moerenstraat, waar hij eindigt op een pijler met sokkel, banden en geprofileerde deksteen, die ook de aanzet is van het smeedijzeren hek langs de Moerenstraat dat de in 1877 gesloopte boerderij vervangt. Het hek met ronde spijlen eindigend op lanspunten en gevat in dubbele vierkante bovenregels, snuit de hoek af. Het is voorzien van schampstenen, staat op een bakstenen plint en wordt geritmeerd door drie bijkomende gelijkaardige geringde pijlers, waarvan de laatste de overgang vormt naar de met een ezelsrug afgewerkte park- en moestuinmuur. Deze hoge muur wordt onderbroken door de tweede toegang via het park, die aansluit op de rondweg. Het smeedijzeren poorthek tussen hoge pijlers van hetzelfde model als die van het straathek, dateert van rond 1884. Het heeft acanthusknoppen als beëindiging van de vierkante stijlen en van de makelaar, een geajoureerd netwerk van halve cirkels als onderbebording, een blinde tussenbebording tegen inkijk en het eindigt bovenaan op ronde spijlen met lanspunt. De moestuinmuur vormt de hoek van de Moerenstraat en de Morhaystraat en loopt over de helelengte als parkmuur verder. Hij is daar afgewerkt met zware dekstenen van arduin. Het goed grenst ten zuiden aan het kerkhof en heeft in de kerkhofmuur ook een eenvoudig 19de-eeuws deurhekje waarvan de spijlen het halfrond beloop van de blinde bebording volgen.
Tussen het kerkhof en de pastorij, staat nog een laatste smeedijzeren inrijhek, uit de tweede helft van de 19de eeuw. Nu sluit het de oprit af naar de bijgebouwen van het kasteel die tegen de kerkhofmuur aanleunen, maar het was oorspronkelijk de barrier naar de boomgaarden. Het heeft vierkante pijlers van baksteen en het hek heeft een gebogen beloop klimmend naar de pijlers, vierkante stijlen, makelaar en regels en ronde gepunte onderspijltjes en spijlen met lanspunten. Deze bijgebouwen, onder meer een wijnpers die tot de jaren 1990 in gebruik bleef om de eigen druivenoogst te persen, werden pas in 1981 gekadastreerd, maar zijn duidelijk uit het laatste kwart van de 19de eeuw.
Het kasteelpark
Het park in landschappelijke stijl, uit 1870-1884, strekt zich uit ten noordwesten en ten westen van het kasteel. Het verschijnt pas op de ICM-kaart van 1886 en wordt nog op de stafkaart van 1961 volledig omringd door boomgaarden. Die zijn nu ten noorden en ten westen omgezet in akkerland. Een rondweg, begeleid door in ronde lijnen gesnoeide taxusmassieven, verbindt het kasteel met de verschillende parkonderdelen en sluit aan op de inrijpoort aan de Moerenstraat. Het park behoort tot het eenvoudige type met een dichte bomengordel in de rand, een licht geschulpt grasveld, bomengroepjes en solitairen, maar het mist een vijver zoals wel meer het geval is voor late parkcreaties. Sedert de aanleg van de geometrische tuin, die als middelpunt wel een rond waterbekken kreeg, verloor het park langs de oostzijde zijn oorspronkelijk gesloten karakter. Die geslotenheid was aanvankelijk op de zuidzijde onderbroken, waar het rondpad een secundaire lus vertoont. Achter de bomenrand wordt nu nog een open perspectief geboden op het agrarisch landschap, een verrassende uitkijk die omlijst wordt door het Magnéebos en de beboste Zavelberg van Hex. Helaas is deze zichtlijn in het park nu dicht geplant met coniferen, hulst (Ilex aquifolium) en taxus (Taxus baccata), een voorkeur die ook elders in het park blijkt en niet overal geslaagd is. Een tweede secundaire lus leidt rond de moestuin, maar de derde lus, die de noordoostelijke hoek aandeed – de site van de gesloopte brouwerij –, verdween door de aanleg van de geometrische tuin.
In het grasveld ligt een grot gebouwd van kunstmatige rotsen op een ijzeren gestel met een gewelf en een geïntegreerde rustbank, allicht uit de aanlegtijd van het park, toen de voorliefde voor al wat rustiek was zich ook in tuinconstructies manifesteerde (In het kasteeldomein van Heks werd het park in dezelfde periode naar een ontwerp van Louis Fuchs aangelegd en de 18de eeuwse grot uit de Engelse tuinen gerestaureerd). Ze wordt beschaduwd door een monumentale bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea'). Aan het zuidelijke luspad staat ook een natuurstenen tafel, samengesteld uit hergebruikte stenen.
Een tuin van Jules Janlet?
Tijdens de eerste decennia van de 20ste eeuw werd ten noorden van het kasteel, op de site van de gesloopte boerderij-brouwerij, een geometrische parterretuin aangelegd, die mogelijk toe te schrijven is aan Jules Janlet (1880-1973). De tuin vertoont de kenmerken van de tuinkunst uit de eerste decennia van de 20ste eeuw, waar hij een belangrijke exponent en verdediger van was: de architecturale opvatting, de verzonken ligging, de trappartijen, het bekken, de snoeivormen eigen aan de heropleving van de 'Franse' tuinstijl. Janlet was ook in deze periode als tuinontwerper bedrijvig in het naburige kasteel Hex en er bestonden toen vriendschapsbanden tussen de familie Naveau en de bewoners van Hex. Twee kadastrale mutatieschetsen steunen een datering in de eerste decennia van de 20ste eeuw, rekening houdend met de normale vertraging van het kadaster, zeker voor tuinpercelen. In 1935 wordt waar nu het lindenlaantje vertrekt, een kleine constructie aan de straatzijde gesloopt en in 1940 pas ontstaat de tuin als afzonderlijk perceel.
De geometrische tuin ligt aan de voet van de noordelijke kasteelgevel en bestrijkt de hoek van de Alfons- en de Moerenstraat. Langs de Alfonsstraat werd er een laantje van gesnoeide linden getrokken op het niveau van het erf, maar de tuin zelf ligt verzonken. Vanaf dit laantje en vanaf het terras bij het kasteel, dalen enkele treden van natuursteen naar de tuin af, die voorheen een rijkere beplanting met bloemen moet hebben gehad. De dubbele rij linden wordt halfweg onderbroken voor een soort balkonleuning van vijf traveeën aan de tuinkant, tegenover de drie traveeën van het reeds vermelde hek in de straatmuur. De twee trappartijen liggen aan weerszijde van deze balkonleuning en zijn in het talud gebouwd. De twee andere trappen horen bij de rondweg van de tuin waarop het lindenlaantje aansluit. Het rond waterbekken op de kruising van de lengteas (noord-zuid) met de dwarsas (oost-west) is omringd door twee paden met een cirkelvormige grasstrook ertussen. Die wordt zelf gevierendeeld door vier uit het middelpunt vertrekkende paadjes, met een vrij klassiek patroon als resultaat. Tenslotte vervoegt een secundair tuinpad, parallel aan de oost-westas, de oprit via het park. De tuin wordt verder gedetermineerd door forse snoeivormen van taxus (Taxus baccata). Ze zijn strategisch geplaatst op de belangrijkste punten en versterken de symmetrie: naast de trappen, aan het begin en het einde van het lindenlaantje en aan de rondweg bij het pad naar het waterbekken. In de grasstroken zijn smalle bedden uitgespaard voor éénjarigen en seizoenbloemen, die tijdens de hoogdagen van het kasteel veel talrijker zijn geweest dan vandaag.
Vermoedelijk na de tweede wereldoorlog, toen het kasteel na brandschade hersteld werd, kwam er een rozentuin tussen de zuidgevel van het huis en de westgevel van de dienstvleugel. Rozen van een zelfde variëteit staan in een door buxus omrand bed met centraal een Florabeeldje van terracotta op een sokkel omringd met varens in een achthoekig perk. Misschien is deze tuin ook wel van Janlet.
De moestuin
De moestuin, nog voor de helft in gebruik, beslaat de noordwestelijke hoek van het kasteeldomein, tussen de Moerenstraat en de Morhaystraat en ligt tussen 3.50 meter hoge bakstenen muren. Hij kwam tot stand na de verwerving van drie kleine boerderijtjes, waarvan de sloping in 1872 werd gekadastreerd. De toegang voor de tuinmannen gebeurde langs twee identieke deurtjes, één in de Moerenstraat met een hergebruikte korfboogvormige omlijsting van grote, gebouchardeerde blokken van blauwe hardsteen en een gelijkaardige aan de Morhaystraat; daar werd de omlijsting ingemetseld in een verhoogd bakstenen muurpand dat de toegang accentueert. Aan de tuinzijde wordt deze laatste deur bewaakt door twee veelkleurig geschilderde grenadiers van gietijzer en de doorgang zelf wordt bekroond door een stralenzon. De toegang voor de kasteelbewoners ligt in de oostelijke muur, de kant van het park, waar een breed smeedijzeren poorthek, zonder pijlers werd geplaatst; het hangt in smeeedijzeren ogen in twee natuurstenen die de muur plaatselijk versterken. Het hek heeft vierkante stijlen, regels en makelaar, ronde onderspijlen en spijlen, deze laatste met lanspunten.
Vandaag ontbreekt het klassiek kruisend padenpatroon; er is slechts een dwarspad vertrekkend vanaf het hek, dat de tuin in een noordelijke en een zuidelijke helft verdeelt en een omlopend pad dat een breed bloemenbed creëert aan de voet van de muren. Dat waren fruitmuren die hun houten spalierwerk bewaren, maar ook enkele leiperen, perziken en druiven. Gemetselde koudebakken, een ruime druivenserre en een lange potten- en alaamstal onder een mooi lessenaarsdak van rode en zwarte pannen, aanleunend tegen de hele lengte van de zuidelijke muur, verwijzen naar de hoogdagen van de kasteelmoestuin die hier tot voor kort nog stand hield.
Bomen
In de rand komen voor: bruine beuk (Fagus sylvatica), mammoetboom (Sequoiadendron giganteum), paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) en bastaard paardenkastanje (Aesculus x carnea); (te) veel coniferen, ook hulst (Ilex aquifolium) en taxus (Taxus baccata) en vooral levensboom (Thuja) en schijncipres (Chaemacyparis) bij de oostelijke moestuinmuur; treurbeuk (Fagus Sylvatica 'pendula'), hemelboom (Ailantus altissima); moseik (Quercus cerris), tulpenboom (Liriodendron tulipifera); paardenkastanje met ingesneden blad (Aesculus hippocastanum 'Laciniata'), monumentale rode beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') en gewone plataan (Platanus x occidentalis) als solitairen in het gazon; rode beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') in een bosje van één plus drie en ook tamme kastanje (Castanea sativa) in een groepje in het gazon.
Bron: DE MAEGD C. EN VAN DEN BROECK M., 2007, Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 3: Alken, Borgloon, Heers, Kortessem, Wellen, Brussel, Agentschap RO-Vlaanderen. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van den Broeck, Myriam
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Kasteeldomein van Bommershoven
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Park van het kasteel van Bommershoven [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134281 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.