erfgoedobject

Kasteelpark van Gorsleeuw

landschappelijk element
ID
134286
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134286

Juridische gevolgen

Beschrijving

Slechts ten dele bewaard landschappelijk park, aangelegd in het tweede kwart van de 19de eeuw, toen ook het goed gedocumenteerde, deels 17de-, deels 18de-eeuwse kasteel met neerhof-opperhofstructuur in classicistische stijl werd verbouwd, door de familie de Copis, toen heren van Gorsleeuw; later verdere aanpassingen. Overblijvende elementen: belangrijk hek, parkmuur, enkele oude bomen, verlandschappelijkte slotgracht met eiland en rustieke brug, ruïnefolly en belangrijke serre in de oude moestuinruimte.

Een vroeg-landschappelijk park

Tijdens het Ancien Régime telde Gors twee heerlijkheden met elk hun kasteel: de vrijheerlijkheid Gors­leeuw in het huidige dorp en ten westen ervan de heerlijkheid Opleeuw, leen van de graven van Loon.

Gorsleeuw was in de 13de eeuw in handen van de familie van Leeuw, gevolgd door eerst de van Gelinden, in 1436 de van den Bosch en in 1639 de van Bodbergen. Door het huwelijk van Anna van Bodbergen in 1701 werd het goed verworven door Jan Philip de Copis van Binderveld. Het zal tot in 1856 het bezit blijven van hun nakomelingen. In 1815 is dat François Maximilien baron de Copis, 54 jaar oud, met een geschat jaarlijks inkomen van 20.000 florijnen. Hij wordt dan ten behoeve van het Hollands régime geportretteerd als 'niet erg markante persoonlijkheid die meer om zijn fortuin dan om zijn kennis en capaciteiten wordt gewaardeerd'. De vererving langs vrouwelijke lijn bracht het goed tenslotte in het patrimonium van de families d'Aspremont Lynden en de Beauffort. De verkoop van het kasteeldomein in 1960 betekende het einde van de adellijke bewoning in Gorsleeuw. Sindsdien wisselde het al meermaals van eigenaar, wat niet bevorderlijk is voor het goede onderhoud van het park.

Het kasteel werd kort vóór 1744 beschreven in Les Délices du pays de Liège, zonder illustratie. "... Het kasteel van Godts-leeuw, hoewel niet echt groot, behaagt door de charmante schikking en netheid. Een watergracht vormt de eerste omwalling met een vierkant neerhof waaraan het kasteel grenst. Het terrein waarop het is opgetrokken, is een terras bij een vijver die als slotgracht dient. In het midden van deze gevel bevindt zich de poort bij een groot paviljoen geflankeerd door twee kleine terrassen waarop mooie parterres zijn aangelegd. Dan bereikt men een mooie galerij met twee parallelle vleugels waar de appartementen, diensten, bergruimten en stallingen zijn in ondergebracht. Ze liggen rond een vierkante binnenkoer afgesloten met een hek, dat de grens vormt van een parterre in amfitheatervorm, reikend tot de oostelijke vijver. Deze waterpartij omsluit een fraaie halfcirkelvormige tuin en begrenst een mooie, grote boomgaard die zich uitstrekt tot aan de laan van opgaande bomen, die rond het geheel loopt. ... Het is J. Philippe de Copis, vader van de huidige eigenaar die het kasteel in 1712 voltooide, nadat de constructie in 1647 was aangevat door J. Vandenbosch." Dit laatste gegeven steunde op archieven die de eigenaars hadden ter beschikking gesteld.

Het goed bezat zoals zoveel kasteeldomeinen de neerhof-opperhofstructuur met een ringgracht en een beboomde dijk rondom, een slotgracht met eilandtuin en twee parterretuinen op terrassen aan weerszijden van het ingangspaviljoen. De U-vorm van het kasteel en het hek van de erekoer zijn eveneens bekende, terugkerende typologieën.

De Ferrariskaart (1774-1775) geeft nagenoeg dezelfde basisgegevens: een U-vormig kasteel met een onderbroken haakse gracht, een U-vormige buitenste gracht ten oosten en een neerhof van twee parallelle vleugels ten westen, en tenslotte een cirkelvormige weg die ook een boomgaard insluit.

Vóór 1809 tekende Philippe de Corswarem het kasteel vanuit het noordoosten: het U-vormig op een terras gebouwd kasteel, heeft in de linkerhoek een hoge toren en een binnenkoer die niet langer met een hek, maar met een muur is afgesloten. Het kasteelerf is toegankelijk via een rondboogpoort in de centrale vleugel. Een paviljoentje op een eiland in de vierkante gracht is door een smalle dijk verbonden met het hoofdeiland. Het geheel is witgekalkt, heeft leien daken en wordt door het hoge torendak gedomineerd.

Tussen de prent van de Corswarem en het Vóór-primitief kadasterplan van 1809 door landmeter Houben, schijnt één en ander te zijn geëvolueerd: de gebouwen ondergingen wijzigingen en de omgeving kreeg een vroeg-landschappelijke aanleg die van bestaande elementen vertrok. Deze aanleg liep samen met de verbouwing van het kasteel in classicistische stijl, rond 1820 gedateerd en toegeschreven aan M. Raskin.

Meerdere elementen uit de oudere bronnen herkent men ongewijzigd op het plan. Vooreerst is er het vierkant kasteelerf (nr. 437), dat met zijn open noordoostelijke kant op de slotgracht (nr. 435) uitkijkt. Het volume ten noordwesten van de binnenkoer moet het groot paviljoen met poort zijn, dat in Les Délices wordt beschreven. De ruimte tussen de zuidoostelijke vleugel van het kasteel en de slotgracht, als luststuin (nr. 439) genoteerd, is één van de twee beschreven parterretuinen op de terrassen. Tenslotte, de kleine constructie (zonder perceel nr.) in de hoek van de L-vormige oever ten noorden van de binnenkoer, is vermoedelijk het paviljoentje dat de Corswarem in de rand tekende. Wijzigingen zijn er ook. De zuidoostelijke woonvleugel van het kasteel, die op het plan dezelfde oppervlakte inneemt en waarschijnlijk al het voorkomen had van vandaag, is in vergelijking met de Corswarems' aquarel in de diepte uitgebouwd. Het oude neerhof is verdwenen en vervangen door een nieuwe boerderij met moestuin (perceel nr. 429 en 427), meer naar het zuiden verschoven en aan de straat gelegen. De ruimtelijke scheiding tussen kasteelheer en boer, een gevolg van de grotere sociale afstand veroorzaakt door het kapitalisme en elders meestal rond het midden van de eeuw geconstateerd, is hier in 1841 – datum van de herziening van het Verzamelplan – al voltooid.

De aanleg van de site onderging eveneens veranderingen. De zuidelijke arm van de slotgracht is gedempt. Samen met de oostelijke U-vormige buitenste gracht van bij Ferraris vormt de resterende, minder strakke Y-vormige vijver één geheel rond een groot eiland (nr. 436) dat met twee landtongen verbonden is met het vasteland en als lustgrond gekadastreerd staat. Ten zuiden van het kasteel strekt zich waar voorheen de boomgaard lag, een lustgrond (nr. 440) uit, waarop ook het boerenerf uitkijkt. Op deze voortuin komt een 830 meter lange dreef uit (nr. 472) die volgens de legger 1 hectare 46 are 30 centiare groot is, vermeldt wordt als 'dreef als lustgrond' en naar het noordoosten loopt, richting steenweg Hasselt/Tongeren. De dreef is vandaag gehavend weliswaar maar nog herkenbaar in het landschap en stond in tegenstelling met de steenweg niet op de Ferrariskaart.

De rest van het domein is als lustgrond gekadastreerd en mag dus wel als een vroeg-landschappelijk park geïnterpreteerd worden. Dit park wordt ten noordoosten begrensd door een als weide gekadastreerde berm (perceel nr. 433 en 434) en is door water in twee verdeeld: een smalle noordwestelijke strook (perceel nr. 432) met een niet genummerde ronde constructie die overeenkomt met de ruïnefolly van vandaag, en een zuidwestelijke strook met een vierkant paviljoentje (nr. 430). De grillig gevormde kleinere waterpartij (nr. 431, een restant van de oude ringgracht van het goed?) loopt in oostelijke richting uit als een lichtkronkelend beekje met twee bruggetjes. In westelijke richting vloeit een dun waterloopje naar een spiegelboogvormige gracht rond een lusttuin (perceel nr. 402). De voorstellingswijze van deze tuin laat vermoeden dat die een verhoging bezit (te interpreteren als een soort van 'mount' of Parnassusberg? ), zelf gelegen tegenover een kleiner rechthoekig perceel lustgrond (nr. 400). Deze twee laatste elementen behoren tot het klassieke tuinidioom, dat men bijvoorbeeld ook aantrof in het park van het kasteel van Opvelp (Bierbeek). Het ontbreken van een scheidingslijn tussen perceel nr. 399 en 401, laat veronderstellen dat de aanleg onvoltooid was, tenzij het kadaster een fout maakte. De legger kent voor de vermelde percelen in 1844 baron Franciscus Constantinus de Copis, rentenier in Gors, als eigenaar. Hij is vermoedelijk ook de opdrachtgever voor de omschakeling van het kasteeldomein naar de landschappelijke aanleg en voor de verbouwing van het kasteel in classicistische stijl. Hij was in 1787 geboren, huwde in 1810 Françoise de Méan en liet bij zijn dood in 1856 Gorsleeuw na aan zijn dochter Clothilde, echtgenote van François d'Aspremont Lynden.

Op de Dépot-kaart van 1871 is het park ongewijzigd. Men ziet dat de voortuin een rondweg heeft die op de zuidwestelijke inrit aansluit, en dat er een tweede oprit is in de zuidoostelijke hoek, aansluitend op het padenpatroon in het park. Het pad loopt langs de moestuinmuur, laat de kasteelvijver rechts liggen, steekt in de noordoostelijke hoek het waterloopje over, volgt de noordwestelijke begrenzing en loopt weer het water over, opnieuw naar het kasteel. De ICM-kaart van 1923 met de revisies tot 1903, vertoont geen verdere wijzigingen.

De kadastrale opmetingsschetsen leren nog dat in 1848 de kasteelboerderij haar huidige gesloten vorm kreeg, dat tien jaar later het vierkant paviljoentje in het park werd gesloopt en in 1884 het paviljoentje van op de Corswarems' aquarel. In 1923 kreeg het kasteel zijn huidige oppervlakte. In 1938 verloor het park de kleine, spiegelboogvormige ringgracht, inclusief de berg en de kleine lustgrond in de as, en de grote vijver verwierf toen ook zijn huidige oppervlakte. In 1966 volgde er een verdeling en in 1973 werd een deel van de moestuin van de voormalige kasteelboerderij verkaveld. Daar zijn nu alleenstaande huizen gebouwd.

Het huidige park

Het kasteelpark verloor veel van zijn luister; met uitzondering van een paar mooie parkbomen en oude buxussen (Buxus sempervirens) kort bij het kasteel, is het verderop erg verarmd of sterk verruigd. Bij de verkoop en de scheiding van kasteel en boerderij, werden vijf in cirkel geplante beuken gekapt en bij de omzetting van een groot deel van het park in weide voor het boerenbedrijf, ging het padenpatroon daar verloren. De jongste aanplantingen onder meer van fruitbomen, gebeurden zonder veel inzicht of gevoel voor de geest van de plek, en de inplanting van nieuwe, storende gebouwen ten dienste van de boerderij bedreigen de overblijvende oude bomen. Als erfscheiding met de boerderij bleef een nu doorgeschoten, oude haag van haagbeuk (Carpinus betulus) over.

Niettemin blijft men de 19de-eeuwse parkaanleg plaatselijk ervaren; de vijver, het eiland, het smalle, door een bakstenen keermuur begrensde oostelijke deel, het wandelpad in dit deel en de ruïnefolly zijn daarvan nog interessante getuigen. Door de volwassen bomenrand van de voortuin, door het meters­ lange kasteelhek overgaand in de eveneens meters­ lange bakstenen parkmuur, door de voormalige kasteelboerderij en de moestuinmuur is het domein ook nog steeds een sterke aanwezigheid in het dorp. Het monumentaal bakhuis naast de kerk en de overdekte voormalige manège, uit het begin van de 19de eeuw, verwijzen eveneens naar het kasteel. Er is een duidelijke visuele relatie tussen de voortuin en het dorpsplein met de hoger gelegen kerk en haar kerkhofmuur. Bovendien lichten de witte kasteelgevels en de witgeschilderde de lange boogbrug over de vijver op in het groen.

Een meterslang eenvoudig spijlenhek op een bakstenen plint bakent de voortuin af en volgt de bocht waar de Mellenstraat de Hoogstraat vervoegt. Voorbij de vijver wordt de grens een bakstenen muur die verderop haaks als noordelijke parkgrens verder loopt. Het domein is langs beide straten toegankelijk. In de Hoogstraat ligt het poorthek naast de voormalige kasteelboerderij en in de Mellenstraat ligt het in de as van de dreef naar de steenweg Sint-Truiden/Tongeren. Deze dreef is slechts voor een deel recent weer aangeplant met Prunus fruticosa 'Globosum'; een oudere bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') aan de straat geeft er de aanzet van aan. Alle hekken dateren uit het tweede kwart van de 19de eeuw en zijn van smeedijzer. Het afsluithek heeft gepunte ronde spijlen in vierkante onder- en bovenregels en is met smeedijzeren stangen verankerd in de bodem. Het eerste poorthek is gevat tussen monolithische vierkante pijlers van blauwe hardsteen met sterk uitspringende deksteen en een bekronende kubus, heeft platte stijlen en regels en ronde, van vergulde speerpunten voorziene onderspijltjes en spijlen. Het tweede inrijhek is identiek, maar staat tussen lagere vierkante pijlers met deksteen. De bakstenen parkmuur is overgroeid met klimop en vertoont hier en daar een bres, bedreigend voor het voortbestaan van de muur.

De voortuin is een ruim grasveld met rondweg in grijze steenslag, een bomenrand aan de straat met onder meer een bruine beuk tegenover de kerk, een tamme kastanje (Castanea sativa) en een zuilvormige eik (Quercus robur 'fastigiata'). Het zware volume van de boerderij, is op de oost- en de noordzijde afgeschermd door bomen en struiken met aan hun voet en ter begeleiding van het pad naar het kasteel, een kort na 1972 geplante slangenhaag. Toen ook werd de ster van buxushaagjes aangelegd aan de voet van het classicistische inkomterras waarvan de trappen geflankeerd worden door twee terracottaleeuwen, gesigneerd 'de Tombay de Liége fecit' (de lambrizering in fijn­ snijwerk in de eetkamer van het kasteel Hex in Heers staat eveneens op naam van A. de Tombay).

Het park strekt zich verder uit ten oosten, ten westen en ten noorden van het kasteel. Dat bezit een uitgesproken classicistisch voorkomen door zijn witgeschilderde gevels, leien mansardedaken en strak geritmeerde muuropeningen, maar niet in het minst ook dankzij het zuidelijk ingangsrisaliet met pui, zuilen en koepeldak, uit rond 1820 – een ontwerp van M. Raskin – en het vermoedelijk uit het midden van de 19de eeuw daterende balkon, eveneens op zuilen, in de westelijke gevel van het secundaire volume; de hergebruikte oudere kernen, uit de 17de en 18de eeuw, zijn nog zichtbaar in de noordelijke gevel van het hoofdgebouw en in de oostelijke gevel van de dwarsvleugel. De ronde hoektoren ten noordoosten dateert van 1923, toen het kasteel zijn huidige oppervlakte verwierf.

Het oostelijke parkdeel, grenzend aan de Mellenstraat, is nagenoeg volledig ingenomen door de oude slotgracht, waarvan de gemetselde oevers nog overblijven. De strakke vorm ging rond 1820 verloren voor de huidige landschappelijke vijver waarin de haakse hoek (waar voorheen het paviljoentje van Philippe de Corswarem stond), eveneens nog naspeurbaar is. Het beboomde eiland dat al op het Primitief kadaster verscheen, is nu bereikbaar via een lange brug met witgeschilderde leuning in rustieke stijl over de zuidwestelijke vijverarm, mogelijk de houten versie van een verdwenen metalen brug. Het westelijke parkgedeelte dat nu bij de boerderij hoort en niet langer tot het kasteelpark, is een grote weide geworden, zonder wandelpad. Het is ten noorden begrensd door een bakstenen keermuur, ten zuiden door de behouden bakstenen moestuinmuur, en ten westen door Leeuwerveld, de landweg langs boomgaarden en fruitplantages, richting Bellevuekasteel, vermoedelijk het jachtpaviljoen van de familie de Copis.

In het noordelijk deel is het parkkarakter het best bewaard. Het is een langgerekt, bebost gedeelte waar een tweede, kleinere langgerekte waterpartij de kern van vormt. Zijn noordelijke begrenzing is ook de noordelijke grens van het kasteeldomein, bestaande uit een hoge berm en een bakstenen muur, die plaatselijk het reliëfverschil opvangt en nu in de noordwestelijke hoek in ruïne verkeert. Parallel met de grens, onder de bomen en langs de oeverbegroeiing van het beekje, loopt een breed, met gras begroeid pad op de lichte helling tegenover het kasteel. Het doet ook de enige bewaarde folly van het park aan: een hoge, ronde bakstenen ruïnetoren, gebouwd boven een ijskelder, die uitzicht bood op de omgeving en ingeplant is op het hoogste punt van het goed. Hij staat al op het Primitief kadaster, dateert dus van de vroegste parkaanleg en is een typisch element in romantische parken in vroeg-landschappelijke stijl.

De voormalige moestuin is niet langer in bedrijf en is voor een deel verkaveld. Hij ligt in het verlengde van de kasteelboerderij en dateert eveneens uit de eerste helft van de 19de eeuw. Zijn hoge bakstenen muur is zowel aan de Hoogstraat als aan de parkzijde bewaart en vanaf de straat is hij toegankelijk via een overluifelde houten poort tussen vierkante pijlers van baksteen. Aan de parkzijde is de muur lager en wordt hij geritmeerd door lisenen als steunbeer. Tegen de boerderijvleugel leunt een kwartronde serre aan op een bakstenen voet, uit de 19de eeuw.

Bomen
(De tussen haakjes vermelde afmetingen werden gemeten op 150 cm hoogte)

Voorkomende soorten: canadapopulier (Populus x canadensis), gewone es (Fraxinus excelsior), gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus), gewone robinia (Robinia pseudoacacia), gewone taxus (Taxus baccata), gewone haagbeuk (Carpinus betulus), Hollandse linde (Tilia x europaea), tamme kastanje (Castanea sativa), zilverlinde (Tilia tomentosa). Opgemeten exemplaren: bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') (400 cm); bontbladige cultivar van gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus 'Leopoldii') (235 cm); een mooie, solitaire gewone haagbeuk (Carpinus betulus) (280 cm); kleinbladige linde / winterlinde (Tilia cordata) (375 cm) met een vorkstam op een terp tegenover het kasteel; moseik (Quercus cerris) (380 cm) niet al te gezond; zuilvormige eik (Quercus robur 'Fastigiata') (310 cm).

  • Hasselt, Archief van het Kadaster, Vóór-Primitief plan door Houben; Primitief plan door Reynders, zonder merkbare verschillen; Verzamelplan van Gors gedateerd 1809, herzien 1841.
  • Hasselt, Archief van het kadaster, Opmetingsschetsen, respectievelijk 1848 nr. 3; 1858 nr. 11; 1884 nr. 6; 1923 nr. 4, 1938 nr. 4, 1966 nr. 3 en 1973 nr. 2.
  • BETERAMS F.G.C., The high society belgo-luxembourgeoise, avec celle des arrondissements de Bréda, de Maestricht et de Ruremonde, au début du gouvernement de Guillaume Ier, roi des Pays-Bas (1814-1815), Wetteren, 1973, p. 438.
  • DE MAEGD C., De ruïne zonder verleden: folly in de tuinarchitectuur, in Rond ruïnes, omgaan met ruïnes getoetst aan de Tiense Begijnhofkerk, de in M&L, 1999 nr. 3, p. 18-27.
  • DENEEF R. e.a., Inventaris Historische Tuinen en Parken. Vlaams-Brabant, deel 3, in M&L-Cahier, nr. 9, Brussel, 2005.
  • DE SAUMERY P.L. (?), Les Délices du pays de Liège, deel 4, 1744, p. 286.
  • GILISSEN J., ROCHUS R., Gors Opleeuw, Tongeren, 1989, p. 15.
  • PAUWELS D., SCHLUSMANS F. met medewerking van MUYLDERMANS E. & ROMBOUTS J., Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kanton Borgloon, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen, deel 14N4, Brussel - Turnhout, 1999, p. 120-123, 126-129.

Bron: DE MAEGD C. EN VAN DEN BROECK M., 2007, Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 3: Alken, Borgloon, Heers, Kortessem, Wellen, Brussel, Agentschap RO-Vlaanderen. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van den Broeck, Myriam
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Bellevuebos en kastelen van Gors-Opleeuw

  • Is deel van
    Dorpskern Gors-Opleeuw

  • Is deel van
    Hoogstraat


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteelpark van Gorsleeuw [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134286 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.