is deel van de aanduiding als vastgesteld landschapsatlasrelict Bellevuebos en kastelen van Gors-Opleeuw
Deze vaststelling is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd monument Kasteel van Opleeuw met aanhankelijkheden, park en moestuin
Deze bescherming is geldig sinds
Slechts ten dele bewaard kasteelpark met vijver in landschappelijke stijl van vóór 1840 en sporen van een tuinaanleg van het begin van de 20ste eeuw. Neoclassicistisch kasteel van 1877 en 1937 met classicistische kasteelaanhorigheden van rond 1840, nu in meerdere eigendommen verdeeld; voormalige zetel van de Loonse vrijheerlijkheid van Opleeuw, met neerhof-opperhofstructuur waarvan de evolutie goed is gedocumenteerd.
Een boeiende geschiedenis, een langzame teloorgang
Opleeuw was een vrijheerlijkheid van het graafschap Loon, tot 1459 in het bezit van de gelijknamige familie van Opleeuw die van 1469 af opgevolgd wordt door de van Mettecoven. Door het huwelijk van Maria Anna Carolina van Mettecoven met baron de Woelmont bleef het kasteeldomein de hele 19de eeuw in het bezit van hun nakomelingen. De verkoop in 1905 door Blanche de Woelmont zette de neergang van het domein in: confiscatie na de eerste wereldoorlog, opsplitsing in verschillende eigendommen en nog slechts ten dele bewaard park (J. Paquay vermeldt in zijn publicatie van 1934 dat er in de weide nog een prachtige bron met het wapen de Geloes uit de eerste helft van de 18de eeuw in gebruik is en dat van het park nog een eeuwenoude ceder over blijft).
In Les Délices du païs de Liége wordt het kasteel beschreven en geïllustreerd door Remacle Leloup. Na de lofzang op de heuvelige en vruchtbare streek, met prettige valleien en bossen op de hoogten, volgt de (vertaalde) beschrijving van het kasteel: "...de slotgracht, gevoed door een arm van de kleine Herk, scheidt het kasteel van het neerhof, waarvan de poort opgenomen is in de door torentjes geflankeerde vleugel. Gaat men de ophaalbrug over, dan bereikt men een groot huis gelegen tussen twee kleinere vleugels, met bordestrappen. De appartementen evenaren de schoonheid van het exterieur, zowel door fraaiheid en hun comfortabele distributie, bestaande uit zes opeenvolgende vertrekken, als door de rijkelijke meubels. Ook achteraan heeft het kasteel twee zijvleugels, waar twee torens zijn aan toegevoegd. Van hieruit heeft men zicht op een warande van dertig bunders, beplant met een bos van opgaande bomen, doorsneden door lanen en eindigend in een lange dreef. Heel het goed is omringd door een gracht met levende hagen en centraal ligt er een mooie boomgaard waarnaast een goed onderhouden ster ligt. Eigenaar van dit kasteel is de baronnes van Mettecoven van Opleeuw, geboren barones de Geloes."
De vermelde ster en de bossen met een paviljoentje in de as van het in Maasstijl opgetrokken kasteel, figureren op de achtergrond van Leloups tekening. Die brengt echter ook, ten westen buiten het neerhof, een door een boomgaard omringde kapel in beeld die een gevel bezit in dezelfde stijl als het poortgebouw. Aan de oostzijde ligt een mooie parterretuin, die zich naar het oosten uitstrekt. Kruisende paden verdelen de omhaagde of ommuurde tuin in vier parterres met gras of met een broderiepatroon. Aansluitend bij het neerhof is er een gebouwtje getekend en een tweede gebouw, met zijn blinde achtergevel naar de tuin gekeerd, dient als eindpunt voor de lanen in het bos. Centraal op de noordzijde ligt een vierkant tuinpaviljoentje en in de noordoostelijke hoek een polygonaal torentje met barokke bekroning. Op de oostzijde ziet men nog net een bersauw eindigend op een groenprieel. De zuidzijde wordt begrensd door een haag waarboven snoeivormen van bollen uitsteken en in het midden een hoog, in niveaus gesnoeid boompje. Aanleunend tegen de hoektoren van het neerhof, ligt een vierkante toren met plat dak, mogelijk bedoeld als belvedère voor uitzicht op de tuin. Op de Ferrariskaart (1774-1775) wordt de neerhof-opperhofstructuur, het bestaan van slotgracht, kapel, bos en tuinen bevestigd, maar voor de lanen en de ster wijken de gegevens af van de nauwkeurige inlichtingen in Les Délices.
Philippe de Corswarem maakte rond 1800 een aquarel van het kasteel vanuit het zuidwesten. Sedert 1740 werd het aan de classicistische stijl aangepast: het kreeg een mansardedak ter vervanging van de hoge schilddaken, de drie centrale traveeën werden verhoogd en afgewerkt met een fronton en kregen twee deurvensters met een smeedijzeren balkonleuning, uitkijkend op de slotgracht. Er kwam in de zuidwestelijke hoek van het neerhof een bijkomend poortgebouw, mogelijk met bouwmateriaal van de verdwenen kapel. Een haag en een lage muur begrenzen de slotgracht waarvan de zuidelijke arm gedempt blijkt te zijn, vermits er geen ophaalbrug meer is maar wel een muur tussen neerhof en kasteel. Naast de weg naar het nieuwe poortgebouw ligt een grasveld met een rij nog niet volwassen bomen. De zichtbare westgevel van het kasteel zoals de Corswarem hem tekende diende blijkbaar, als inspiratie voor de uitwerking van de oostgevel van het huidig bewaarde deel.
Deze tekening wordt deels bevestigd door de Primitieve kadasterkaart van 1809. De Warande (een bos met lanen voor de jacht) bestaat ook als plaatsnaam nog, samen met de boomgaard (perceel nr.125) en het bos (nr. 112, op dit kaartblad 7 ha 23 ca groot) dat doorsneden is met lanen en een ster (nr. 214), geaxeerd op het kasteel (nr. 132). Het kasteel beantwoordt met zijn T-vormige plattegrond aan de opstand van de Corswarem en ligt aan een tot ovale vijver (nr. 133) gereduceerde slotgracht. Men herkent de nieuwe poorttoren in de westelijke hoek van het neerhof en ook de nieuwe verbindingsmuur op het kasteelerf. Maar er is ook één en ander gewijzigd. De zuidelijke en de oostelijke vleugels van het neerhof zijn gesloopt, ten westen kwam een nieuw erf waarvan de vorm gedefinieerd is door het kwartrond dienstgebouw ten noorden (nr. 133, gebouw en koer) en ten oosten ligt er eveneens een nieuw erf op een vierkante kavel met een huis dat geflankeerd wordt door twee kwartronde vleugels (nr. 134bis, huis en koer). De manier waarop de landmeter het neerhof (nr. 134, plaats en gebouw) tekende – een schuine lijn in de zuidwestelijke hoek en een muur ten oosten –, laat vermoeden dat bij zijn terreinbezoek ofwel de sloping van de oude gebouwen ofwel de constructie van de nieuwe, nu nog bestaande vleugels nog aan de gang was. Ook de lunet, een element uit de classicistische stijl, als toegang tot het kasteeldomein wijst op een toestand in wording. Vanaf het ten westen gelegen gehucht Opleeuw, vertrekt er naar de lunet een rechte weg die de oude toegangsweg naar het kasteel en naar de kapel van het gehucht was, en die op de Ferrariskaart een bochtig beloop vertoonde. Voor deze reeds in 1478 vermelde Sint-Joriskapel, waarvan het begevingsrecht bij de kasteelheer lag, vroeg Walter Erard Andreas baron van Mettekoven in 1720 toelating om ze wederop te bouwen. De voetweg die vanaf de lunet in zijn verlengde liep (later parkpad wordt en vandaag nog als landweg bestaat), werd niet gekadastreerd. De openbare weg van Borgloon naar Gors Opleeuw (de huidge Konijnenstraat), wordt vanaf het kruispunt met de weg naar Guigoven (de huidige Opleeuwstraat) gedubbeld door een private oprijlaan (perceel nr.145, laan als lustgrond) die nieuw is, zo vermoeden we, en met een ruime bocht een akkerland (nr. 144 en 146) doorsnijdt om schuin op de lunet uit te monden. Daar rest nog een stukje van een axiale laan, grenzend aan de nieuwe kasteelboerderij (nr. 136, als schuur), die pas in 1848 zal voltooid zijn als er een huis, een L-vormige vleugel, vermoedelijk stallen, en kleinere aanhorigheden worden bijgebouwd. Zoals elders meermaals werd vastgesteld, creëerde men ook hier dus een grotere ruimtelijke afstand tussen kasteel en boerderij, als afspiegeling van de grotere sociale afstand sinds kapitaal niet langer grondgebonden was. Percelen lustgrond (nr. 137 en 140) schermen bovendien de nieuwe boerderij met een nogal complexe plattegrond, van het kasteel af.
Uit de vorm van de percelen nr. 121, 122, 123, 127, 128, allemaal als lustgrond genoteerd, mag men concluderen dat bij het vernieuwde kasteel vóór 1840 (vóór 1809?) al een park was aangelegd in landschappelijke stijl, dat ten oosten een grote vijver (perceel nr. 129) met lepelvormig eiland bezat (perceel nr. 128, als lustgrond). Ook perceel 132bis, grenzend aan het kasteel en waar tot vandaag nog een verzonken bloementuin ligt, is als lustgrond genoteerd. Het kasteeldomein bezat vanzelfsprekend ook een moestuin met een lang en smal gebouw, mogelijk een serre (perceel nr. 130 en 131), op vrij grote afstand van de gebouwen. De kadastrale legger vermeldt baron Frederic De Woelmont als eigenaar.
Tot omstreeks het midden van de 19de eeuw veranderde er weinig aan de basisconstellatie van het kasteelgoed. Een lithografie van J. Hoolans, getiteld Fête du 16 juillet 1861, geeft een goed beeld van het complex. De prent is getekend vanaf de inrit van het voormalige neerhof, waar de vroegere poortvleugel is vervangen door een elegant hek, dat nu nog bestaat. Van de linker- en rechtervleugel is de erfzijde deels zichtbaar. Deze vleugels hebben identieke façades, met korfboogpoort en rondboogdeur, steekboogvormige zoldervensters, steigergaten, kroon lijst, dakvensters en een geknikt schilddak met hoge pirons op de nok. Het kasteel verschijnt eveneens als een sobere laat-classicistische L-vormige constructie onder geknikt schilddak met regelmatig gespreide, omlijste en beluikte vensters en een centrale deur in de drie traveeën brede hoofdvleugel. Hoolans geeft een mooi beeld van een geleidelijk geëvolueerd complex, dat niet langer een gesloten, defensief en agrarisch karakter heeft, maar waarvan de representatieve en residentiële functie primeert. Dankzij het hekwerk en de erekoer met koetshuizen wordt de blik van de bezoeker automatisch op de belangrijkste façade van het complex gefixeerd, terwijl het eigenlijke domein volledig tot de privésfeer behoort en door bebouwing aan het zicht wordt onttrokken.
De Dépot-kaart van 1871 toont het kasteeldomein met een ontwikkeld padenpatroon, niet langer naar het klassieke model gevormd door rechte wegen en een ster, zoals op de pre-kadastrale kaart van 1794, maar door lusvormige paden naar de eisen van de landschappelijke stijl. Ze verbinden het kasteelpark met het warandebos, doen de grote vijver en de moestuin aan en lopen ook door in de velden ten oosten van de kasteelboerderij. Slechts één laan in het bos is rechtlijnig, namelijk het verlengde van de huidige Haagsmeerstraat, waar de 'Oude Winning' ligt, een pachthoeve van het kasteel. Op de latere militaire kaarten is de aanleg niet veranderd.
In de kadastrale opmetingsschetsen kan men volgen hoe het kasteel ondertussen evolueerde en hoe het domein langzaam teloor ging. Door een noordelijke uitbreiding in 1873 wijzigde de T-vormige plattegrond in een brede L-vorm; een tweede uitbreiding in 1877 ten koste van het oude tuinperceel (nr. 132), maakte er een H-vorm van. Alleen deze jongste uitbreiding, waaraan ten westen in 1937 een erker met terras werd gevoegd, bestaat vandaag nog; in 1928 registreert het kadaster de sloping van de oude vleugels en van de eerste uitbreiding. Hierdoor ligt het kasteel nu niet langer in de as van de erekoer. Vanaf 1926 registreert het kadaster veranderingen in het domein, eerst door de verdeling van het oostelijke parkperceel, vermoedelijk ten gevolge van een wijziging in het bodemgebruik, en daarna door de demping in 1928 van de oostelijke vijver. Het sequester na de eerste wereldoorlog – de toenmalige eigenaar had het ongeluk de Duitse nationaliteit te bezitten – en de verkopingen die er op volgden, luidden de definitieve neergang in van het warandebos. Het werd in 1940 gerooid en in 1958 verdeeld in kleinere percelen, zodat de huidige begrenzing van het park ontstaat. In 1942 tenslotte verdwijnt de lunetvorm bij de oprit van het kasteel.
Het gereduceerde kasteeldomein
Vandaag ligt het kasteel van Opleeuw nog steeds geïsoleerd halfweg tussen het gehucht Opleeuw en het dorp Gorsleeuw, in een nog landelijke omgeving met licht glooiend reliëf. Het goed is nu verdeeld in verschillende eigendommen. Het eigenlijke kasteel met zijn erekoer, dienstvleugels, oostelijke tuin en L-vormig park met ovale vijver vormt een eerste goed (Mettekovenstraat nr. 3). Het classicistische huis met zijn twee aanpalende, kwartronde dienstvleugels van kort vóór 1840 vormt ten oosten een tweede eigendom , die aan de overzijde van het vierkante erf een in 1937 gekadastreerd wagenhuis bezit in classicistische stijl (Mettekovenstraat nr. 2). Het westelijke erf is een derde eigendom (Mettekovenstraat nr. 5) dat nog weinig historische connotaties bezit. Immers, het halfronde gebouw ten noorden is gesloopt om plaats te ruimen voor een nieuwe garage en het volume aan de straat werd tot woning verbouwd Aan de overkant van de straat tenslotte, ligt de kasteelboerderij (Mettekovenstraat nr. 1) waarvan de dwarsschuur in vakwerk, al gesignaleerd op het Primitief kadaster, en de bakstenen stalvleugel van 1848 nog bestaan.
Het goed is vandaag bereikbaar langs de Mettekovenstraat die in L-vorm de Opleeuwstraat met de Konijnenstraat verbindt en in oostelijke richting als landweg tussen de weiden en boomgaarden verder loopt. De gebogen private 19de-eeuwse oprit bestaat nog slechts kadastraal; de rechte, 18de-eeuwse oprit is opgenomen in de Mettekovenstraat. Het fraaie ritme van witgeschilderde gebouwen afgewisseld met smeedijzeren hekken op een bakstenen plint, die de drie opeenvolgende erven afsluiten bepalen samen met de groene aanleg de site. Hekwerk en poorten zijn identiek en dateren van 1840-1850: vierkant stijl- en regelwerk met dubbele tussen- en bovenregels, gekanneleerde gietijzeren zuilen die de traveeën bepalen en ronde spijlen met vergulde lanspunten.
Het westelijke erf, nu als tuintje ingericht, ligt tussen de eigen woning, de westelijke kasteelaanhorigheid en het park. Het is toegankelijk langs een poorthek (nu zonder lanspunten) tussen twee brede, rechthoekige bakstenen pijlers met geprofileerde deksteen en aanzetten van hoekkettingen. Het oostelijk erf, gelegen tussen het eigen, classicistisch huis met zijn flankerende halfronde zijvleugels, het wagenhuis aan de overkant en een hoge, bakstenen afsluitmuur aan de parkzijde, werd rond 1965 als tuin aangelegd met een oudere kleinbladige linde als middelpunt (Tilia cordata) (352 cm); rechthoekige graskarpetten, gescheiden door kasseien, een kring van meiklokjes rond de boomstam en met haagjes afgeboorde bloembedden tegen de gevels en de muren. De schijncipressen (Chamaecyparis sp.) langs de straatzijde werden in 1934 aangeplant. Het achtertuintje heeft een draadafsluiting die een tuinpoortje uit de eerste helft van de 19de eeuw hergebruikt. Het is samengesteld uit geklonken bandijzers zowel voor het stijl- en regelwerk als voor de spijlen en onderspijltjes die op gedraaide punten uitlopen; een boog vangt het rondboogbeloop van de spijlen op en wordt overspannen door een grotere boog, bedoeld als rozensteun.
Het veel ruimere kasteelerf, gelegen tussen twee identieke kasteelaanhorigheden in classicistische stijl, met mansardedaken en rondboogvormige deuren en poorten, ziet ten noorden uit op het park en ten zuiden op de voormalige lunet. Het vaste hek telt vier traveeën aan weerszijden van het poorthek, dat hier eveneens brede pijlers bezit, die afgelijnd zijn met hoekkettingen en bekroond met een deksteen van blauwe hardsteen; de kleine bol vervangt de verdwenen bekronende griffioenbeelden die men uit de prenten van Hoolans kent. De bakstenen voet van het hek gaat vergezeld van hagen van gewone laurierkers (Prunus laurocerasus) en het centrum van de voormalige lunet is beplant met pijnbomen en coniferen in het gras. Het erf is eveneens als tuin aangelegd, vermoedelijk tijdens het interbellum, toen het kasteel aan de westzijde werd uitgebreid. De oprijlaan in grijze steenslag loopt rond het rechthoekig grasveld en naast de gekasseide strook bij de gevels; het gazon wordt bepaald door drie in lage cilinders gesnoeide taxussen (Taxus baccata 'Aurea'), er groeit blauwe spar (Picea pungens 'Glauca') en tegen het hek een rij nog jonge hortensia.
Het huidige kasteel, niet langer gelegen in de as van de erekoer, draagt het bouwjaar 1874 in de oostgevel en op de schoorsteen van de zuidergevel is een ijzeren band met wapen en jaartal 1744 hergebruikt. Het is een neoclassicistisch gebouw met witgeschilderde gevels van twee bouwlagen op een kelderverdieping (achteraan is dit gelijkvloers), met omlijstingen en decoraties in blauwe hardsteen, zes traveeën breed en twee diep en het heeft een leien mansardedak met dakkapellen. De oostelijke gevel, voorzien van een risaliet met fronton, kijkt uit op de bloementuin en het verloren gegane park. De westelijke gevel, met de later toegevoegde erker en balkon, heeft een risaliet met segmentboogfronton en uitzicht op het overgebleven parkgedeelte met de vijver.
Dit beboomde parkgedeelte, in L-vorm en zonder wandelpaden, ligt ten westen van het kasteel en deint uit naar het noordwesten, waar het niveau geleidelijk stijgt. De door bronnen gevoede vijver is de restant van de oude slotgracht; hij was ondergronds verbonden en voedde ook de grote, nu verdroogde oostelijke waterpartij, waarvan het reliëf nog zichtbaar is en die een groot eiland bezat. Het oostelijk parkgedeelte werd afgestoten en is nu een weide waarin nog enkele hoogstamfruitbomen staan en waarin verder jonge populieren zijn geplant. Aansluitend op de oostelijke gevel van het kasteel ligt een verzonken tuin, vermoedelijk uit het begin van de 20ste eeuw, waarnaar men afdaalt langs twee steektrappen in de hoek. Het moet voorheen een neoklassieke parterretuin zijn geweest die nu in gras is omgezet; een langwerpig bloemenbed loopt parallel met de noordelijke keermuur die het niveauverschil opvangt. Ten zuiden begrenst een ligusterhaag de tuin, centraal ligt een rond rozenperk en tegen de afsluitmuur van het oostelijk erf is een volière gebouwd. De noordelijke begrenzing van het park is aangegeven door een rij Italiaanse populieren. De ruime kasteelmoestuin, ongeveer 70 bij 30 meter groot, als kersenweide in gebruik en gelegen ten noordoosten van het kasteel, is van daaruit niet langer bereikbaar. Hij behoudt zijn hoge bakstenen muren en één poorthek van smeedijzer in de zuidoostelijke hoek. Het dienstgebouw in de noordelijke langsmuur, dat al bestond op het Primitief kadasterplan, ligt in ruïne en de in 1899 gekadastreerde uitbreiding ervan evenals de serre van 1900 bestaan niet meer; ze getuigen wel van de bloeiperiode van het kasteelleven in Opleeuw.
Bomen
Blauwe atlasceder (Cedrus atlantica 'Glauca'), bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea'), fijnspar (Picea abies), gewone es (Fraxinus excelsior), gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus), gewone robinia (Robinia pseudoacacia), hollandse linde (Tilia x europaea), treurwilg (Salix alba 'Tristis'), een mooi exemplaar gewone wilg met zwamaantasting (Salix alba), een geënte zilverlinde (Tilia tomentosa).
Bron: DE MAEGD C. EN VAN DEN BROECK M., 2007, Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 3: Alken, Borgloon, Heers, Kortessem, Wellen, Brussel, Agentschap RO-Vlaanderen. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van den Broeck, Myriam
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Bellevuebos en kastelen van Gors-Opleeuw
Is deel van
Gors-Opleeuw
Is gerelateerd aan
Cluster hoogstamboomgaarden nabij het kasteel van Gors-Opleeuw
Is gerelateerd aan
Kasteel van Opleeuw
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteelpark van Opleeuw [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134290 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.