Bijzonder mooi park in vroeg-landschappelijke stijl met vijver, aangelegd einde 18de eeuw. Uitbreidingen en aanpassingen uit de jaren 1880, zonder harde begrenzingen overlopend in het agrarisch landschap. Opvolger van een klassieke tuin op een dalbodemsite. Horend bij een landgoed van 40 ha met velden, weiden, hooilanden, bos en boomgaarden, aangelegd in de vallei van de Herkebeek. Woonfunctie na de vernieling van het 18de-eeuws kasteel in 1943, overgebracht naar de 19de-eeuwse kasteelaanhorigheden. Behouden poortgebouw van 1590, enige restant van het oude waterkasteel dat de zetel was van een leengoed van het Land van Loon. Uitzonderlijke ligging op het kruispunt van de Romeinse weg met de vallei van de Herkebeek.
Van Loonse heerlijkheid tot Limburgs erfgoed
Het domein ligt in bronrijk gebied op het punt waar de Romeinse kassei de vallei van de Herkebeek kruist. De naam Voort betekent trouwens doorlaatbare plaats. Alleen al deze situatie getuigt van het historisch belang van het kasteelgoed, dat de zetel was van een Loonse heerlijkheid, aanvankelijk in handen van de families van Voerde en van Malborch. Dankzij het huwelijk van Maria van Malborch met Laurent de Cockin kwam ze in 1534 in het bezit van deze laatste familie die zich van Voort noemde. Uit deze periode blijft het sterk gerestaureerd poortgebouw van het oude neerhof nog overeind; het draagt het jaartal 1590 en de wapensteen van Voort-Schaloen. Samen met Rijkel, Brustem en Aalst vormde Voort eerst een baronie die later tot graafschap Rijkel verheven werd. In 1733 werd Voort gekocht door Adam Joseph, baron de Sottelet, raadsheer voor Domeinen en Financiën van de Habsburgse keizer Karel VI en ontvanger en directeur-generaal van de Keizerlijke Rechten in de Nederlanden. Zijn schuldeiser baron Pierre Antoine de Thiribu, heer van Berlingen, legde in 1762 beslag op Voort. Toen diens dochter Isabelle Thérèse Ernestine twee jaar later huwde met Philippe Albert Ernest van Schoonhoven, graaf van Aarschot en heer van Waanrode, Chantraine en Jeneppe (1733-1783), kamerheer van de Luikse prinsbisschop en grootbaljuw van Haspengouw sedert 1759, vormde Voort haar bruidschat. In 1868 verkocht hun kleinzoon Guillaume d'Arschot Schoonhoven (1800-1876) het kasteeldomein aan baron Victor de Tornaco de Beghein, oud-minister van het Groothertogdom Luxemburg. Sedertdien wordt het kasteel ook de Tornaco genoemd. Tenslotte vererfd in 1960 door barones Denise de Tornaco (°1926), is het goed via haar huwelijk met burggraaf Philippe le Hardy de Beaulieu (1921-1999) in handen gekomen van deze familie.
Les Délices du Païs de Liége wijdt enkele paragrafen aan het kasteel van Voort op het ogenblik dat baron de Sottelet er eigenaar van is, maar publiceert er geen gravure bij. De auteur looft het aangename landschap van weiden en akkers, de talrijke waterloopjes en bossen met opgaande bomen, de mogelijkheden voor visvangst en jacht, vooral op de heuvel met zijn warande, het grootse voorkomen van het kasteel, het aantal mooie lanen, het neerhof met zijn stallen, bergplaatsen en een brouwerij uitkijkend op een overdekte binnenplaats, die ze van de kasteeltuinen scheidt. Het kasteel met zijn beide zijvleugels, zijn ronde hoektoren in de zuidwestelijke hoek en de dikke vierkante toren in de noordoostelijke hoek, evenals het interieur, dat "meerdere appartementen telt waarvan de distributie en de aankleding der vertrekken zo'n grootsheid uitstralen dat ze probleemloos onderdak kunnen verlenen aan personen van de hoogste rang", worden hoog ingeschat. Ook de tuinen worden gedetailleerd beschreven: omdat het binnenhof vrij ligt op het zuiden bieden ze "een aangenaam en gediversifieerd perspectief" en ze zijn "kunstig en met smaak aangelegd. De eerste tuin is een grote vierkante ruimte omsloten door hoge palissades van haagbeuk: die op de zijkanten, in een dubbele rij geplant, bieden een mooie, beschaduwde wandeling en twee mooie bersauwen van haagbeuk centraal in de achterste palissade beëindigen het zicht vanuit het kasteel. Deze eerste tuin is omwald en rechts grenst er een tweede volledig open ruimte aan. Een steiger in het midden van een groot watervlak deelt deze tuin in twee. Op zijn beurt grenst daar een lang kanaal aan, parallel met de Herk die er slechts enkele voeten vandaan loopt. Op dezelfde lijn ligt een tweede, gelijkaardig kanaal; het begrenst een derde tuin, palend aan de oostelijke kasteelwal en het loopt noordwaarts in een grote weide nog verder. De beide kanalen vormen één lange, lijnrechte waterloop, wat niet weinig bijdraagt tot het perspectief van de tuin". Deze beschrijving is leerrijk voor het kasteel en geeft ook een beeld van de klassieke tuinen, waarvan de grachten, de watertuin en het kanaal inspeelden op de geest van de plek.
De uitzonderlijke site van het kasteel komt goed tot zijn recht op de Ferrariskaart (1774-75) en men herkent min of meer de Saumery's beschrijving. Vanaf de vijfsprong aan de Romeinse weg, een knooppunt dat nog bestaat (en onlangs als rondpunt werd aangelegd), leidt een dreef via een haakse afslag naar een neerhof waarvan de zuidelijke en westelijke omwalling dan nog bestaan. Het U-vormig kasteel ligt er ten oosten van en kijkt ten zuiden uit op U-vormig omwalde tuinen en ten noorden op een sterrenbos (klassieke tuinen op dalbodemsites zoals in Voort vindt met eveneens bij onder meer de kastelen van Kwabeek, Neerijse, Opvelp en Sint-Joris-Winge). Dit laatste is allicht de warande uit de beschrijving en in de reeks rechthoeken, parallel met de loop van de beek vermoeden we de beschreven tuinen.
Philippe de Corswarem (1759-1830) maakte rond 1825 een aquarel van Voort. Een dreef tussen de met hagen afgeboorde weiden, leidde rechtstreeks naar het kasteel dat geen torens meer maar nog wel grachten bezat en met zijn witgekalkte gevels en leien daken een classicistische uitstraling had. Via een brug over de gracht en twee hoge hekpijlers met bolbekroning bereikte men het erf dat aan de grachtkant beveiligd was door een muur, waarboven een reeks natuurstenen bekroningen uitsteken.
Het Primitief kadasterplan van Voort toont een gewijzigde situatie voor de omgeving. Het kasteel (perceel nr. 298) bleef op een kleine uitbouw na, ongewijzigd. Het neerhof (nr. 297) is buiten zijn walarmen (nr. 295 en 296) uitgebreid met twee niet nader geïdentificeerde gebouwen, twee ten westen (nr. 300) en een kleiner (nr. 294) ten zuiden; gezien zijn ligging in de moestuin (nr. 293) kan dit laatste een tuinpaviljoen, een oranjerie of serre zijn. De moestuin is omwald (nr. 292, visvijver) op de zuiden oostzijde en ommuurd op de noord- en westzijde. De ingangsdreef (nr. 302) bestaat nog, maar er is al een tweede, gebogen oprijlaan getekend (zonder een eigen kadastraal perceelnummer en kan dus later op het Primitief plan zijn aangebracht) die rechtstreeks naar het kasteel voert en opgenomen is in de aanleg ten zuiden van het kasteel: een grasveld met vrije vorm (nr. 290 als weide) omgeven door twee percelen lusttuin (nr. 291 en deel van 299). De rechtlijnigheid heeft voor deze percelen moeten wijken voor de vrijere lijnen van een landschappelijke aanleg. Dit is ook het geval voor de langgerekte vijver (nr. 287 en 288) die forse kronkels vertoont en overgaat in de ook niet langer strakke, U-vormige zuidelijke wal. Door uitgravingen en opstuwing zijn de oude wallen en het kanaal verlandschappelijkt tot één grote, langgerekte parkvijver. Hij loopt noordelijk uit op een lange tong en twee bruggetjes op zijn smalste punten verbinden de noordelijke lusttuin (nr. 299, het sterrenbos op Ferraris) met die ten oosten (nr. 282), bij de beek. De bomenlaan die bij Ferraris langs de noordelijke grens van het sterrebos loopt staat als laan opgetekend (zonder perceelnummer, ze bestaat vandaag nog steeds) en ook de haakse laan (nr. 307) naar het noordwesten moet aan het oude sterrebos refereren. Deze lanen zijn trouwens voor een stuk door percelen bos geflankeerd (nr. 275, 305, 306). Andere bospercelen horend bij het kasteeldomein vindt men over de beek (nr. 265, 268, 269, 270). Langs de beek, waarnaast een voetweg loopt, liggen percelen hooiland (nr. 271, 273, 274, 276, 278, 279, 280, 283, 285, 286), er zijn boomgaarden (perceel nr. (304, 308), bouwland (309, 310) en een grote weide (305). Het kasteelgoed strekt zich ook uit aan de overzijde van de Romeinse weg; naast bouwen hooilanden, weide en bos zijn er ook twee percelen boomkwekerij (Sectie B nr. 87, 108), een grote boomgaard (nr. 105), een laan (nr. 104), een tuin (nr. 107) en een Y-vormige laan, later als 'de wandeling' aangeduid. De aanwezigheid van een fontein vlak bij de Romeinse weg en de plaatsnamen 'warande' en 'campagne dite wijgarde' zijn hier veelzeggend en tonen aan dat dit deel van het park van oudsher bij het domein hoorde.
De kadastrale legger noteert in 1844 als eigenaar graaf Jean Philippe Michel d'Aerschot (1771-1846). Hij was het zesde en jongste kind en enige zoon van Isabelle Thérèse Ernestine de Thiribu en Philippe Robert Ernest van Schoonhoven en moet een behendig politicus en hoveling zijn geweest, te oordelen naar de politieke carrière die hij in woelige tijden uitbouwde. In de Franse tijd is hij lid van de Departementsraad van de Nedermaas, onder het Hollands Bewind wordt hij privé-raadsman van Willem van Oranje en naast andere hoge functies, ook lid van de Staten-generaal, in 1830 onderhandelt hij in Londen de Belgische onafhankelijkheid en wordt hij lid van het Nationaal Congres. Als België een realiteit is, volgt de benoeming tot grootmaarschalk aan het hof van koning Leopold I en wordt hij voor het arrondissement Brussel verkozen in de senaat. We schuiven hem de landschappelijke aanleg van het kasteelpark van Voort in de schoenen, een vernieuwing die de gebouwen niet ongemoeid liet, zoals men op de kadastrale opmetingsschetsen kan volgen. Dankzij de aankoop van domeingoederen breidde hij zijn grondbezit in Voort ook uit met meer dan 30 bunder afkomstig van de Prinsbisschoppelijke Tafel van Luik. Zijn lange vriendschap met Erasme Louis Surlet de Chokier (1769-1839), voorzitter van het Nationaal Congres in 1830, Regent van België in 1831 en kasteelheer van het nabij gelegen Gingelom is bekend. Beiden bekommerden zich om de verbetering van de landbouw en stimuleerden vooral de schapenteelt. d'Aerschot werd door het Hollands régime doorgelicht, zijn jaarlijks inkomen werd op 20.000 florijnen geschat, hij was het Franse bewind nogal genegen, was goed aangeschreven zowel om zijn uitstekend karakter, zijn talenten als zijn kennis, mocht zich over de nieuwe grondwet uitspreken en hoorde bij de notabelen van het arrondissement van de Nedermaas.
Bij de oude oprit en ten westen van het oude neerhof verschijnen op het Primitief kadaster twee gebouwen (perceel nr. 300) (schuur en schapenstal?) waarrond zich in de loop van de 19de eeuw een tweede, nog bestaand neerhof met pachterswoning zal ontwikkelen. Parallel hiermee wordt het oude neerhof deels vernieuwd, deels afgebroken (de noordoostelijke hoek, naast het kasteel) en wordt de oude neerhofwal gedempt. Deze configuratie die vandaag nog bestaat, wordt in 1887 gekadastreerd. Alleen het poortgebouw van 1590 bleef overeind en voorlopig ook de zuidelijke en oostelijke walarm die daar de begrenzing vormt van de moestuin. Bij de verschuiving van de boerderijfuncties buiten het oude neerhof, doet dit laatste verder dienst als kasteelaanhorigheid (paardenstalling, wagenhuis). Deze operatie bevestigt wat we in talrijke andere kasteelparken constateerden: de grotere sociale afstand tussen pachter en heer, als gevolg van industrialisatie en dus niet langer grondgebonden kapitaal, krijgt ook ruimtelijk weerslag. Zo is ook de aanleg van de tweede oprit, rechtstreeks naar het kasteel te verklaren.
Het kasteeldomein heeft op de Dépot-kaart (1871) niet alleen zuidoostwaarts een overpark met wandeling in de vallei ten zuiden van de Romeinse weg, maar strekt het zich ook uit in noordelijke richting op de Calenberg. Opeenvolgende verwervingen van percelen land, heeft de domeingrenzen daar verlegd. Deze latere ontwikkelingen van het domein schrijven we op rekening van Victor de Tornaco.
Voort vandaag
Het kasteeldomein ligt in de vallei van de Herkebeek, strekt zich uit van de watermolen van Broekom ten zuiden tot de Groenendaalstraat ten noorden, van de Hoenshovenstraat ten westen tot richting Kalenbergstraat ten oosten. Het bezit nog steeds zijn unieke situatie. Ook het hoofdkenmerk van het park bleef ongewijzigd: het bezit, zoals een ferme ornée, geen harde begrenzingen en loopt ongemerkt over in het agrarisch landschap. De oriëntatie wordt bepaald door de beek die het domein van het zuidoosten naar het noordwesten doorkruist en die op haar beurt het padenpatroon bepaalt. Het belangrijkste pad loopt aan de westzijde van de Herkebeek, met aan de oostzijde van de beek een tegenhanger in het publieke voetpad dat Broekom met Gotem verbindt en dat een aftakking heeft naar de kapel aan de voet van de Hulsberg. De oprit naar het kasteel maakt deel uit van deze belangrijkste as. Aan de Romeinse katsei ligt een lunet gemarkeerd door twee konische schampstenen van blauwe hardsteen op een vierkante sokkel, een classicistisch geïnspireerde aanleg uit de tweede helft van de 19de eeuw, die onlangs werd gerestaureerd. Het inrijhek sluit aan op de meidoornhagen die het goed aan de straatkant begrenzen en hangt in vier vierkante, natuurstenen pilasters met geringde schacht, waarvan de topbekroning werd gestolen. Het smeedijzeren hek bestaat uit twee vaste delen en twee poortvleugels met klimmend beloop naar de makelaar en draagt de letters B(egheim) en T(ornaco) ingeschreven in een medaillon. Ertegenover ligt de toegang naar het overpark, aangelegd als een door meidoornhagen begrensde lunet met een eigen inrijhek, gevat tussen twee eenvoudige, vierkante hekpijlers van blauwe hardsteen. Het smeedijzeren hek heeft een structuur van plat stijlen regelwerk en een klimmend beloop voor de ronde spijlen, opgevangen door liggende voluten.
Het centrale wandelpad van het park eindigt noordwaarts, aan de Groenendaalstraat, waar bij een kleine conciërgewoning en in een lunetvormige aanleg, een gelijkaardig inrijhek staat, eveneens met vierkante pilasters die hier hun deksteen en gesteelde bolbekroning behielden. Het hek heeft vierkante spijlen en regels, ondersteund door liggende voluten en een centraal medaillon, hier zonder initialen, en ronde spijlen met lanspunten.
Op de aanzet in kassei na, ligt de oprijlaan in dolomiet. Na een linkse afslag naar de gebouwen en een rechtse naar de vijver, loopt deze laan als wandelpad in het park verder, afwisselend beschaduwd door hoge bomen of met een vrij uitzicht op het licht glooiend landschap van de beekvallei. Voorbij de vijver kruist het hoofdpad een deels als dreef aangelegde oostwest-as die over de beek aansluit op het voorheen meer ontwikkeld padennet van het parkbos, zoals uit de Dépot-kaart van 1871 blijkt. Het parkpad loopt tenslotte verder, min of meer parallel met de beek die verderop door drie bronnen wordt gevoed. Bij een vijver bij één van deze bronnen ligt een fraaie witgeschilderde brug over de beek, gevormd door gebogen I-profielen met houten planken en met geklonken kruisen als schoren in de zes traveeën van de smeedijzeren leuning. Vrij ver van het kasteel bevindt zich een beboste heuvel met een bakstenen ijskelder, die in 1900 is gekadastreerd en waarboven eertijds een paviljoentje was gebouwd. Aan de voet ervan lag een nu verdwenen theatertje met een halfcirkelvormig podium van baksteen, waarbij drie beuken als decor en achtergrond waren geplant en ook banken voor het publiek waren voorzien.
Zoals de beek speelt ook de langgerekte vijver een belangrijke rol in de beleving van het park. Het is een uitgestrekte waterpartij, waarin de oude grachtarm aan de Romeinse kassei is opgenomen en die omgeven is door een gevarieerde bomenrand, ontworpen om vanuit het kasteel een naar kleur en vorm wisselend spektakel te bieden. De inslag van een neergeschoten bommenwerper in 1943 gevolgd door een brand die ook het archief vernielde, betekende het einde van het 18de-eeuwse kasteel. Met uit de sloping gerecupereerde stenen werd, na de tweede wereldoorlog maar nog in de geest van het interbellum, een tuin bij de vijver aangelegd, bestaande uit terrassen, bloembedden en trappen afdalend naar het water. Deze natuurstenen verstevigen ook de oevers en de ronde eilandjes tegenover de tuin. Tussen de overgebleven gebouwen, die sedert de ramp de woonfunctie overnemen, is een kleine 'Franse' tuin aangelegd. Op de grasvelden en langs de paden bij de gebouwen, is een collectie van wel 100 jaar oude agaven in kuip opgesteld. Het park, waarin vooral beuk, eik, es, esdoorn, plataan en robinia voorkomen en waar de weiden en hooilanden van het domein deel van uitmaken, kreeg het laatste decennium een energieke herwaardering die nieuwe aanplantingen van solitairen, bomen in groepjes en in rijen, ook van dreven, combineert met de omzetting van weide in hoogstamboomgaarden en het herstel van oude meidoornhagen. Als onderbegroeiing komt wilde boshyacint en narcis voor.
Het domein heeft geen moestuin meer, maar de tuinruimte, achter het oude neerhof en de boerderijgebouwen van 1887, bestaat nog wel. De tuin was oorspronkelijk kleiner en was deels omhaagd en deels omwald; de bouw van de boerderij in 1887 ging gepaard met de verdwijning van de oude walarmen bij het neerhof. In 1908 wordt de tuin vergroot door de bouw van een nieuwe fruitmuur op de westzijde. Dezelfde mutatieschets registreert de verdwijning van de laatste walarm van het oude neerhof en de komst van een serre. Deze bakstenen fruitmuur, loodrecht op de Romeinse kassei en afgedekt met een dubbele rij Vlaamse pannen, bestaat nog steeds, evenals de halfronde serre tegen de noordelijke muur. De tuin is nu beplant met jonge fruitbomen en wordt begrensd door een meidoornhaag langs de Romeinse katsei.
Vier boomgaarden van het kasteeldomein zijn aan de Romeinse katsei begrensd door meidoornhagen en gemarkeerd door witgeschilderde barriers, twee dateren van rond 1880, met gietijzeren kolommen met bolbekroningen, de andere zijn recenter.
Bomen
(De tussen haakjes vermelde afmetingen werden gemeten op 150 cm hoogte)
Veel voorkomende bomen zijn, ook als jonge aanplanting: bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea'), gewone beuk (Fagus sylvatica), gewone es (Fraxinus excelsior), gewone plataan (Platanus x hispanica), grauwe abeel (Populus canescens), jeneverbes (Juniperus species), gewone robinia (Robinia pseudoacoacia), zomereik (Quercus robur); als onder beplanting in het parkbos: taxus (Taxus baccata), (Tsuga heterophylla), haagbeuk (Carpinus betulus), hazelaar (Corylus avellana), Japanse rondbladesdoorn (Acer japonicum), Acer davidii 'Ernest Wilson', gele den (Pinus pondorosa); een jonge collectie van levensboom (Thuya metasequoia) en jonge dreven van linden (Tilia species), van zilveresdoorn (Acer saccharinum), van rode esdoorn (Acer rubrum), van moeraseik (Quercus palustris); solitaire treures (Fraxinus excelsior 'Pendula') en jonge solitairen van Magnolia tripetala en van tulpenboom (Liriodendron tulipifera). Op 8 oktober 1997 werden door Monumenten en Landschappen de volgende bomen opgemeten: bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') (488 cm gemeten boven de ent) als solitair bij de vijver; zomereik (Quercus robur) (466 cm), in het bos park; gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus) (303 cm), in de dreef richting Gotem; zwarte walnoot (Juglans nigra) (260 cm) bij de oprijlaan; gewone taxus (Taxus baccata) (200 cm) bij het terras aan de vijver. Door de Belgische Dendrologische Vereniging werden in 1989 volgende merkwaardige bomen opgemeten: jeneverbes Juniperus virginiana (166 cm), gewone plataan Platanus x hispanica (515 cm), oosterse plataan Platanus orientalis (588 en 560 cm). De ondertussen verdwenen gewone es (Fraxinus excelsior) (309 cm en 30 meter hoog) in de omgeving van de ijskelder en vooral de Amerikaanse eik Quercus rubra (450 cm en de kampioen van België met 672 cm), getuigen van de ouderdom van het domein.
Bron: DE MAEGD C. EN VAN DEN BROECK M., 2007, Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 3: Alken, Borgloon, Heers, Kortessem, Wellen, Brussel, Agentschap RO-Vlaanderen. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van den Broeck, Myriam
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is gerelateerd aan
Kasteel de Tornaco
Is deel van
Voort
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteelpark van Voort [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134300 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.