erfgoedobject

Park van het Kasteel de Fauconval

landschappelijk element
ID
134363
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134363

Juridische gevolgen

Beschrijving

Eenvoudig, verwaarloosd en deels verbost park in landschappelijke stijl uit het laatste kwart van de 19de eeuw met enkele behouden merkwaardige bomen, ook exemplaren van een oudere aanleg; nu gemeentelijk bezit en eertijds horend bij een rond 1860 gebouwd, nu leegstaand kasteel in laat-classicistische stijl; straathek en wagenhuizen zijn gesloopt.

Het Kasteel en de erekoer

Het kasteel bij het centrum van het dorp gelegen en nu gemeentelijk bezit, deed vóór de constructie van de ernaast gelegen nieuwbouw voor de bibliotheek en het cultureel centrum als dusdanig dienst. Het kasteel kreeg zijn naam niet van de bouwheren, maar van hun erfgenaam, de familie de Bernard de Fauconval. Op het Primitief kadasterplan van 1810 ligt het kasteel achteraan op een rechthoekig erf met een dienstgebouw aan de straatzijde (perceel nr. 919), achteraan en links een lusttuin (nr. 918 en 917), rechts een moestuin met dienstgebouw (nr. 920) en een hoeve met binnenkoer, tuin, bakhuis en boomgaard (nr. 921 tot 924). Deze hoeve werd meermaals verbouwd, maar bestaat nog steeds, al laat haar leegstaand weinig goeds vermoeden. Volgens de legger van 1844 is het goed eigendom van de weduwe Nicolaas Duvivier uit Schalkhoven (Hoeselt). Dit eerste kasteel, dat niet door de eigenares maar door haar schoonzoon Rubens was bewoond, wordt beschreven in de Tabel voorafgaand aan de kadastrale schatting als: "een schoon bui­tenhuis in het dorp geleegen met een tamelijke uitge­strekte en aengename voorplaets en toebehoorten; het is samengesteld uit twee schoone zaelen, eetplaetsen, kabinet en keuken; op de verdieping verscheide schoo­ne plaetsen wel verdeeld en sierlijk."

Na de erfenis en de verdeling worden Maximiliana Duvivier en haar echtgenoot Gerard Rubens de nieuwe eigenaars. Zij zijn ook de opdrachtgevers van het huidige kasteel, dat in 1883 als zomerhuis wordt vererfd door Paul de Bernard de Fauconval, de vermoedelijke initiatiefnemer van de parkaanleg. Zijn nakomelingen behielden het goed tot de verkoop in 1965.

Postkaarten tonen het kasteel aan het begin van de 20ste eeuw, nog in al zijn glorie. Het is opgetrokken in laat-classicistische stijl en behoort tot het dubbelhuis type met vijf traveeën en drie bouwlagen onder een mansarde schilddak met versierde vorstpannen. Hoewel het een eeuw jonger is, beantwoordde het aan het sinds de 18de eeuw geliefde ideaal van het vivre entre cour et jardin: het was voorafgegaan door een erekoer die werd bepaald door twee wagenhuizen met rondbogen en mansardedaken en die afgesloten was door een smeedijzeren straathek met een inrijhek tussen hoge pijlers met schampstenen en vaasbekroningen. Vermoedelijk diende het gesloopte kasteel, dat eveneens was voorafgegaan door een 'voorplaets en toebehoorten' als model. De voorheen bepleisterde bakstenen gevels met vensters en deuren in natuurstenen omlijstingen, zijn afgelijnd door hoekbanden van witte natuursteen. De voorgevel heeft bovendien een nauwelijks uitspringend en eveneens met natuurstenen banden afgelijnd middenrisaliet, eindigend op een fronton met halfradvenster. De parkgevel, gelijkaardig van opvatting, kreeg in 1899 over twee bouwlagen een uitspringende erker met een balkon op de bovenste verdieping. De vensters hebben rechthoekige omlijstingen van blauwe hardsteen afgewerkt met een kleine druiplijst. Door de overgang naar het publiek domein is het huis overeind gebleven, maar door de verdwijning van de erekoer verloor het wel zijn 'gezicht' en zijn de uitstraling en het karakter grondig veranderd. De oude erekoer die het kasteel een gepaste omkadering op schaal bood, ging verloren voor een genadeloos open gelegen voortuin, zonder structuur of gepaste aankleding. De moderne fontein-sculptuur 'Glori­antes studiosi' en de op rij geplante bomen vullen deze leegte niet op. Vandaag is de voortuin nog slechts van de straat gescheiden door een laag bakstenen muurtje; de hoge hekpijlers bleven, zonder poorthek, behouden: vierkante monolieten van blauwe hardsteen bekroond met ronde siervazen in neoclassicistische stijl, uit de bouwtijd van het huis. Er is links geen scheiding met het terrein van het cultureel centrum en de rechtergrens met de leegstaande voormalige boerderij, wordt aangezet met een halfronde muur om de verspringende rooilijn op te vangen (kadastraal genoteerd in 1949) en gaat over in een draadafsluiting en een aanplanting van berken uit dezelfde periode.

In de linkerhoek van de voortuin staat de grafkapel die door Paul de Bernard de Fauconval in 1902 in neoromaanse stijl werd gebouwd. Ze staat op een eigen erfje, van de straat gescheiden door een afsluithek tussen bakstenen pijlers met een natuurstenen deksteen met dropmotief. Een taxushaag dubbelt het smeedijzeren hek; het bezit vierkante stijlen en regels, ringen tussen de tussenregels en ronde spijlen met lanspunten die verstevigd zijn door staande en in spiegelbeeld geplaatste voluten; ze zijn ook verbonden zijn door halve ringen op de bovenregel en door driekwart ringen op de onderregel. De stijlen van het poorthek zijn identiek, maar hoger en zwaarder uitgevoerd.

Het Park

Het kadaster registreert in 1900 de samenvoeging van de oude percelen lusttuin met de achterliggende percelen die reiken tot de huidige Tapstraat. We interpreteren dat als de registratie van de parkaanleg, die op de topografische kaart van 1943 wordt genoteerd met een rondweg in de hoek van de Kerkhofstraat met de Tapstraat. Op de stafkaart van 1962 wordt een dubbele rondweg getekend: de eerste in de zone aansluitend bij het huis, een tweede sluit er op aan en doet het hoekperceel aan. Aanvankelijk moet de kleinere, op de Primitieve kadasterkaart gesignaleerde lusttuin bewaard zijn gebleven en enkele bomen uit deze oudere aanleg werden in het park opgenomen en zijn nog aanwezig.

Het park is in de eenvoudige landschappelijke stijl aangelegd. Het heeft een ruim gazon achter het huis en strekt zich vandaag uit tot de Kerkhofstraat, waar het verruigd en verbost is. Parallel met deze straat groeit een dubbele rij gewone beuken. Een korte dreef met vijf Amerikaanse eiken en zes beuken, jongere exemplaren dan de overige bomen in het park, geeft de grens aan met het terrein van het cultureel centrum. Het hoekperceel aan de Tapstraat hoort vandaag niet meer bij het goed, het werd verkaveld en bebouwd.

De struiklaag wordt gevormd vooral door hazelaar en vlier en de opslag bestaat voornamelijk uit berk en esdoorn (Acer platanoides, Acer pseudoplatanus en Acer pseudoplatanus purpureum). Het onderhoud is vandaag niet optimaal, maar toch blijven er enkele merkwaardige bomen uit de eerste aanlegfase over, ondanks de schade aangebracht door de jongste stormen en door de constructie van het cultureel centrum. Twee monumentale taxussen (Taxus baccata) werden bovendien ook recent illegaal gekapt.

Bomen
(De tussen haakjes vermelde afmetingen werden gemeten op 150 cm hoogte)

De Belgische Dendrologische Vereniging noteer­de in 1987-1990: een zeldzaam mooie en levenskrachtige geelbladig catalpa (Catalpa bignonioides aurea) (270 cm), op één na de kampioen in zijn soort; twee ceders (Cedrus atlantica glauca) (385 cm); een bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') (490 cm); twee Japanse notebomen (Gingko biloba) (400 en 390 cm) die tot de dikste exemplaren van het land behoren; een acacia (Robinia pseudoacacia aurea) (250 cm); een sequoiadendron giganteum (550 cm). Wij noteerden: een Japanse noteboom (Gingko bilo­ba) (440cm) met uitgewaaide top en zwamaantasting; een bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') (520 cm) met zonnebrand veroorzaakt door het verlies van een soortgenoot en met afgerukte takken (520 cm); een chirurgisch behandelde Atlasceder (Cedrus atlantica glauca) (413 cm); een sequoiaden­dron giganteum (589 cm) op de rand van het verboste gebied; meerdere exemplaren gewone beuk (Fagus sylvatica) aan de rand met de Kerkhofstraat (269-351 cm); eveneens bruine beuk en Amerikaanse eik (Quercus rubra (386 cm) op de grens met het cultureel centrum.

  • Hasselt, Archief van het Kadaster, Primitief plan s.d., Verzamelplan van 1810 door E.L. Tricot, herzien in 1841. Primitieve legger van 1844.
  • Hasselt, Archief van het Kadaster, Artikelsgewijze legger, art. 899: 1899, exhaussement, genoteerd in de Opmetingsschets 1904 nr. 12.
  • Hasselt, Archief van het Kadaster, Opmetingsschets 1949 nr. 13.
  • Hasselt, Archief van het Kadaster, Opmetingsschets 1902.
  • Hasselt, Archief van het Kadaster, Opmetingsschets 1900 nr. 4.
  • BAUDOUIN J.C., DE SPOELBERCH P., VAN MEULDER J., Bomen in België. Dendrologische inventaris 1987-1992, Leuven, 1992.
  • PAUWELS D., SCHLUSMANS F. met medewerking van MUYLDERMANS E. & ROMBOUTS J. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kanton Borgloon, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14N4, Brussel - Turnhout, p. 357.

Bron: DE MAEGD C. EN VAN DEN BROECK M., 2007, Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 3: Alken, Borgloon, Heers, Kortessem, Wellen, Brussel, Agentschap RO-Vlaanderen. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van den Broeck, Myriam
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is gerelateerd aan
    Kasteel de Fauconval

  • Is deel van
    Daaleindestraat


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Park van het Kasteel de Fauconval [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134363 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.