Refugiehuis uit de 16de eeuw van de Norbertijnenabdij van Averbode met kapel, omgeven door kleine stadstuin van 20 are bij, weinig sporen van oude tuinaanleg, maar een mooie recente rozentuin.
Het voormalige refugehuis van de abdij van Averbode, als monument beschermd in 1943, wordt in de inventaris van het bouwkundig erfgoed beschreven als een 16de-eeuws gebouwencomplex dat later slechts oppervlakkige wijzigingen heeft ondergaan. Het gaat om een traditionele bak- en zandsteenbouw met een zeshoekige hoektoren en een kapel, waarbij ook ijzerzandsteen werd gebruikt, onder meer in de trapgevel, de plint en de korfboog van een van de inrijpoorten. Na de confiscatie in 1797 werd het goed verkocht aan verschillende eigenaars. De Primitieve kadastrale legger (1830) kent er twee. In een van de westelijke gebouwen had een van de eigenaars een leertouwerij ondergebracht, maar het vruchtgebruik was in handen van nonnen. In het oostelijke gedeelte, in een gebouw dat tegen de Demer aan stond, was een brouwerij gevestigd, die in 1868 werd afgebroken. Rond 1880 werd dit gedeelte aan Charles Pieck verkocht, die het inlijfde bij de landschappelijke tuin die op dat ogenblik werd aangelegd (zie brouwerij Cerckel).
Van de tuin ten tijde van de norbertijnen is ons geen afbeelding bekend, evenmin als van een 19de eeuwse tuin. Een litho uit 1866 geeft weinig aanduidingen over de tuinaanleg en in de 19de-eeuwse kadastrale leggers wordt enkel gesproken van "tuin", nooit van "lusttuin" of "lustgrond". Langs de vroegere Demerloop ter hoogte van het 'Sint-Jacobseinde' (tegen de huidige Demerstraat aan) zijn restanten van een oude rand- of oeverbeplanting te zien, een zilverlinde (Tilia tomentosa) met 274 centimeter stamomtrek (gemeten op 150 cm hoogte), en op het in 1881 door Pieck geannexeerde, nadien weer afgescheiden, oostelijk gedeelte staan haagbeuken (Carpinus betulus) met stamomtrekken van rond de 2 meter. De mooie cirkelvormige rozentuin, verdeeld in zes sectorvormige, met buxus omhaagde parterres, en de rest van de opgaande beplanting – wierook cipres (Calocedrus decurrens), Californische schijncipres (Chamaecyparis lawsoniana) en Ierse taxus (Taxus baccata 'Fastigiata') – zijn van recente datum.
- Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Oudste kadastrale legger [212] Diest, artikel 254 op naam van Andreas Janssens uit Geel en "zusters" voor het vruchtgebruik, en artikel 539 op naam van Balthazar Vanzurpele, rentenier uit Leuven.
- Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Kadastrale opmetingsschets Diest 1869 nr. 11.
- GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J., Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik, 1971, p. 90-92.
- RAYMAEKERS F.J.E., Het kerkelijk en liefdadig Diest, Leuven, 1870, litho tegenover p. 101.