is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Domein Heiken
Deze vaststelling is geldig sinds
De voormalige hoeve, later 'huis van plaisantie' kreeg in 1815 een classicistische facelift tot landhuis, gemeentehuis vanaf 1977, omgeven door een kleine regelmatig-geometrische tuin en boomgaard; diverse bomen uit de 19de eeuw.
Van herberg en turfput tot buitengoed met vijver
In de late 16de eeuw werd op de Neelsheide (Danielsheide, Heiken) ten zuiden van Haacht, langs de "herbaene van Loven naar Lier" door een zekere Jan de Rijcke een afspanning uitgebaat, afgebeeld op een prekadastraal plan van 1596-1601 uit het Arenbergarchief. In de onmiddellijke omgeving lag de "torfpoel", waarvan de huidige parkvijver een relict is. In 1648 werd de orgelbouwer Hans Goltfus eigenaar van dit goed, "een huys ende hof, groot 1 bunder [...] een vijverken palent aant voors. Huys ende hof". In 1736 kwam het tenslotte in handen van Willem Claes, meesterbeenhouwer te Leuven en lid van een van de zeven Leuvense patriciërsgeslachten. Op de kaart van de baronie Rotselaar, voltooid door J.B. Joris in 1767, wordt een (semi-)gesloten gebouwencomplex afgebeeld, tussen een driehoekig boomgaardperceel en twee vijvers. Een in rechthoekige bedden verdeelde tuin besloeg de noordelijke helft van het eigendom; de donkere stippen op de hoekpunten van de bedden (snoeibomen van taxus of buxus) suggereren een combinatie van sier- en moestuin. In 1789 gaf Michel Eugenius Claes, met het oog op een lening van 5000 gulden, het goed op de Neelsheide in pand. Bij die gelegenheid werd het omschreven als "pachthof, block ende vijvers, met al sijne ap- ende dependenties [...] tsaemen vijf dagmaelen" (circa 1 hectare).
Michel Claes (1757-1818) was een notoire opkoper van 'zwart goed', onder meer de Sint-Geertruiabdij en het Augustijnenklooster te Leuven. Bij de opstelling van het kadaster (1820-1830) bezat zijn weduwe alleen al in Haacht 66 hectare, waaronder het landgoed 'Heiken', dat drie percelen omvatte: het huis, een lusttuin van 2 hectare en een 'pépinière' van 33 are, die samenviel met de oude driehoekige boomgaard. De vijvers zijn (kadastraal althans) niet meer zichtbaar. Op de Primitieve kadasterkaart (1820) wordt het hof afgebeeld volgens een U-vormig grondplan, naar het oosten (de tuin) toe geopend. Dit is vermoedelijk het resultaat van de verbouwing van 1815, waarop pastoor Vanden Bruel in 1861 alludeert: "een buitengoed van den heer Claes omringd met waters, schoonen vyver en kleine bosschagiën, opgemaakt door Eugenius Claes van Leuven, in het jaer 1815". Hier wordt het beeld van een landschappelijke tuin opgeroepen, dat min of meer zou kunnen beantwoorden aan dat op de stafkaart van 1864. Het 'Heiken' werd als buitenverblijf gebruikt; de weduwe Claes woonde in het huis Sion, deel van de Sint-Geertruiabdij te Leuven.
Het buitenhuis dat Vanden Bruel beschreef en zoals het op de oudste ansichtkaarten (circa 1910) verschijnt, was een witgepleisterd 'dubbel huis', vijf traveeën breed en drie traveeën diep, onder een schilddak (nu met kunstleien). De "opmaak" van 1815 bestond, naast de afbraak van één van de vleugels, ook uit de bepleistering van de gevels, de nieuwe deuromlijsting, het vervangen van de kruisramen door beluikte 'achtruiters', de verlaging van het dak, de houten dakkapellen centraal in de dakschilden. Daardoor kreeg het gebouw een min of meer classicistisch uitzicht, geheel in overeenstemming met de smaak van die tijd. De latere verwijdering van de bepleistering bracht sporen van een oudere toestand aan het licht (zandstenen onderbouw, hoekkettingen, lijsten ter hoogte van de onder-, tussen- en bovendorpels van de voormalige kruisvensters, steigergaten). Daardoor ging echter ook het classicistische karakter verloren.
Waarschijnlijk werd in 1815 ook een van de hoevevleugels verbouwd tot een typisch wagenhuis met vier rondboogpoorten. De bepleistering van de bijgebouwen werd beperkt tot de naar de (gekasseide) binnenplaats gerichte gevels, waardoor die tot een soort van ere-erf werd gepromoveerd. Op een van de ansichtkaarten uit het begin van de 20ste eeuw wordt dit nog geaccentueerd door de kuipplanten (Yucca, laurier) op het dak van de veranda met de ingang.
Het uitzicht op deze ansichtkaarten is het resultaat van minstens twee (toen recente) verbouwingen, geregistreerd respectievelijk in 1885, toen ook een "broeikas" werd toegevoegd, en 1905, het vermoedelijke bouwjaar van een bakstenen oranjerie aan de noordrand van het domein, en van de boogbrug met smeed- en gietijzeren leuningen, oorspronkelijk witgeschilderd en met een houten vloer, nu beton. Op een aanpalend perceel bouwland werd toen ook een 48 are grote moestuin geregistreerd. Het goed werd sinds 1864 permanent bewoond door Constant Claes, vanaf 1886 door zijn schoonzoon, generaal Victor de Coune, die het in 1904 verkocht en naast het 'Heiken' een nieuwe villa bouwde (zie Villa de Coune*). De nieuwe eigenaar was Alphonse Van der Elst, tabaksfabrikant te Leuven, die samen met zijn broer François in 1885 in de Wieringstraat te Leuven een tabaksfabriek had opgericht. Bij de verkoop van het domein in 1937 werd het als volgt beschreven: "Een buitengoed, begrijpende kasteel, met afhankelijkheden oranjerie, paardenstal, fazantenkwekerij, vogelhok, serren, hof, weide, vijvers en hofgrachten alsmede een hovenierswoning met afhankelijkheden".
Breugels Gasthof en gemeentehuis
Een nieuwe verkoop in 1957 aan Julien Cloetens, ingenieur bij de brouwerij van Haacht en burgemeester van Wespelaar, had voor het kasteel ingrijpende gevolgen. Met het oog op het gebruik als hotel-restaurant werd het interieur grondig vertimmerd; een grote, eenlaagse gelagzaal met een plat dak vulde de plaats tussen het kasteel en het koetshuis, en nog een grote oppervlakte daarbuiten. Het 'Breugels Gasthof ' was geboren. In 1977 nam de administratie van de nieuwe, gefuseerde gemeente Haacht haar intrek, wat tot nieuwe verbouwingen leidde. Na de stormen van januari en februari 1990, waarbij een vallende beuk de oranjerie vernielde, werd aan tuin- en landschapsarchitect Michel Pauwels de opdracht gegeven om het park opnieuw aan te leggen. Dat leidde tot een vrij ingrijpende renovatie: 50 bomen werden gekapt en 120 nieuwe aangeplant – onder meer rode bastaardpaardenkastanje (Aesculus x carnea), ginkgo (Ginkgo biloba), mammoetboom (Sequoiadendron giganteum), treur- en zuilvormige beuk (Fagus sylvatica 'Pendula', Fagus sylvatica 'Dawyck'), rijzige moerascipres (Taxodium ascendens). Het struikgewas, in het beboste gedeelte ten oosten van de vijver grotendeels Pontische rododendron (Rhododendron ponticum), werd verjongd en aangevuld. Klimop (Hedera helix) werd als bodembedekker aangeplant. De vijverboorden werden betuind, de paden met dolomiet verhard en met kasseistenen afgeboord, naar verluidt zoveel mogelijk volgens het oorspronkelijke kronkeltracé, maar niet met het een licht verzonken en minder opvallend dwarsprofiel, zoals dat in de landschappelijke parkarchitectuur gebruikelijk was. Het pronkstuk van de vernieuwingsoperatie was het monumentale houten terras langs (maar los van) de zuidelijke oever van de parkvijver. Voor de restauratie van de vernielde oranjerie – een sierlijk, eenlaags, bakstenen gebouw met hoge rondboogramen en een plat dak – was geen geld meer over. Het gedeelte van het park tussen het kasteel, de vijver en de Wespelaarsesteenweg werd met behulp van kasseien en betonklinkers als bezoekersparking aangelegd.
De kolossale, zevenstammige tamme kastanje (Castanea sativa), die aan het einde van de jaren 1980 verdween – omtrek van de stambasis van minstens 10 meter, te oordelen naar de foto op p. 78 in Vandegoor – dateerde mogelijk uit de Goltfusperiode. Enkele bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea') en een monumentale laagvertakte Amerikaanse eik (Quercus rubra) werden vermoedelijk in de tweede helft van de 19de eeuw aangeplant. Het grootste gedeelte van het huidige bomenbestand – stamomtrekken tussen 250 en 350 centimeter – werd door Van der Elst of zijn opvolger Henri De Craan aangeplant: bruine beuk, zomeren Amerikaanse eik (Quercus robur, Quercus rubra), gewone plataan (Platanus x hispanica), witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum), vederesdoorn met geel gerand blad (Acer negundo 'Aureomarginatum'), westerse levensboom (Thuja occidentalis), moerascipres met hangende twijgen (Taxodium distichum 'Pendens')... Wortelopslag signaleert twee verdwenen exemplaren van Kaukasische vleugelnoot (Pterocarya fraxinifolia).
Merkwaardige bomen (opname 31 augustus 1999). Het cijfer in vet geeft de stamomtrek in centimeter weer. De omtrek wordt standaard gemeten op 150cm hoogte. Het cijfer vooraan verwijst naar de locatie van de bomen op een plan in het inventarisdossier.
Bron: DENEEF R., 2007: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Hageland - Noordoosten van Vlaams-Brabant. Aarschot, Begijnendijk, Bekkevoort, Boortmeerbeek, Diest , Haacht, Keerbergen, Rotselaar, Scherpenheuvel-Zichem, Tremelo.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo; De Maegd, Christiane
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Haacht
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Domein Heiken [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134487 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Gemeente Haacht
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.