Halfcirkelvormige aanplanting (14 are) van beuken en gekandelaarde linden rond een neogotische bedevaartkapel van 1840 (gebouwd in de plaats van een 17de-eeuwse kapel); aanleg bepaald door getallensymboliek en bedevaartsritueel.
Een eerste kapel werd gebouwd in de 17de eeuw, in een periode waarin tal van boskapellen de ultieme recuperatie van heidense devotieplaatsen in het kader van de Contrareformatie bezegelden. Op die plek zou een houten Mariabeeldje zijn teruggevonden dat afkomstig was van de afbraak van de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Rotselaar. Iemand had het aan een boom opgehangen en "allengskens kwam er een grote toeloop van menschen geplaegd met de koorts en vrouwen met kwade borsten", zodat de toenmalige pastoor van Wezemaal (waaronder de Heikant nog ressorteerde) zich genoopt zag er een kapel voor te bouwen. Op de figuratieve kaart van de baronie Rotselaar door J.B. Joris (1767) wordt een gebouwtje afgebeeld dat zou kunnen beantwoorden aan het model dat bij veel van deze kapellen voorkomt: een eenbeukige ruimte met een rechthoekig grondplan, een zadeldak met dakruiter, mogelijk met een barokke voorgevel, maar in het perspectief van de afbeelding blijft deze zijde van het gebouw verborgen.
Op de Primitieve kadasterkaart, opgemaakt door J. Gulikers in 1820, wordt een rechthoekig grondplan met een kruisje (perceel 625) weergegeven, in een mutatieschets van 1895 duidelijk met een bolle zuidzijde, vermoedelijk de apsis van de kapel.
De huidige kapel zou rond 1840 gebouwd zijn op de plaats van de oude. Deze (herop)bouw heeft echter geen sporen nagelaten in de kadastrale documenten; het oude rechthoekige grondplan van de kapel bleef kadastraal de hele 19de eeuw behouden. Het gaat om een neogotische kapel (stucgewelf met houten ribben en spitsboogramen) met een zeshoekig grondplan en een polygonale sluiting, gebouwd boven een crypte. Het zeshoekige schilddak wordt bekroond door een klokkenruiter. De kapel bevindt zich op een halfcirkelvormig perceel van bijna 14 are, dat aan de bolle zijde wordt afgelijnd door dertien 'staties' van de kruisweg, halfreliëfs op pilaren, die in 1820 zouden zijn aangebracht onder impuls van de kapucijn Hendrik-Pieter Rega, telg uit de familie die het nabijgelegen Rega's Hof te Rotselaar-Heikant bewoonde. De veertiende statie is de grafliggende Christusfiguur in de crypte.
Opmerkelijk is het niveauverschil (tot 2 meter) tussen het kapelperceel en het omliggende landschap, dat veroorzaakt zou zijn door een zandwinning in de jaren 1950. Op de bodemkaart wordt de (nu lintbebouwde) omgeving van de kapelheuvel als "groeve" aangeduid. De vegetatie van de kapelheuvel wordt gedomineerd door heischrale soorten zoals bochtige smele (Deschampsia flexuosa), fijnbladig schapegras (Festuca ovina subspecies tenuifolia), schermhavikskruid (Hieracium umbellatum), zaailingen van Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina). Parallel met de bolle, halfronde buitenzijde van het kapelperceel werden – vermoedelijk rond 1920 – twee rijen beuken (Fagus sylvatica) geplant, 23 exemplaren in het totaal met stamomtrekken die momenteel variëren tussen 127 en 283 centimeter (stamomtrek gemeten op 150 cm hoogte). Het perceel wordt daardoor volledig overschaduwd. Het wordt aan de (rechte) straatzijde afgelijnd door een rij van gekandelaarde zomerlinden (Tilia platyphyllos), de dikste met een stamomtrek van 152 centimeter, oorspronkelijk veertien in aantal (verwijzing naar de veertien staties), nu nog twaalf. Het plantsoen rond de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Smarten is een typische religieuze thematuin, waarin getallensymboliek en godsdienstige rituelen de aanleg en inrichting hebben bepaald.
- Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Kadastrale opmetingsschets Rotselaar 1895 nr. 35.
- BAEYENS L., Bodemkaart van België: kaartblad Rotselaar 74E, Centrum voor Bodemkartering, 1960.
- DE MAEGD C., verslag voor het 'voorontwerp van lijst van voor bescherming vatbare monumenten en stads- en dorpsgezichten' met betrekking tot het 'dorpsgezicht' van de kapel en haar omgeving d.d. 31 mei 1979, archief Monumenten en Landschappen, Leuven.
- DE RAS J., Historische aantekeningen over 1. De heeren van het land van Rotselaar..., Leuven, Peeters, 1907, p. 45.
- VANDEN BRUEL J.B., Beschryf van de dorpen van het kanton Haacht, Leuven, C.-J. Fonteyn, 1861, p. 18-20.
- WOUTERS V., Legendarisch en vroom Hageland, Leuven, I.G.O., 1998, p. 183.