erfgoedobject

Park van het Domherenhuis

landschappelijk element
ID
134642
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134642

Juridische gevolgen

Beschrijving

Het landschappelijk en den­drol­o­gisch belang­rijk park van 5 hectare, zonder begrenzing noch waterpartij, is de restant van een kasteeldo­mein van 22 hectare, met een kern van rond 1800, herzien tijdens het laatste kwart van de 19de eeuw. Sedert 1976 gemeentelijk bezit.

Het goed ligt op een tertiaire heuvelrug ten oosten van het dorp en is nu be­grensd door de Deken­straat, de Acht Meilaan, de Nieuwstraat en de Domheren­straat. De gebouwen zijn ingeplant op het hoogste punt van de omgeving en het park is één van de weinigen zonder duidelijke begrenzing, wandelwegen, vijver of waterpartij.

Het Domherengoed is een af­split­sing van de baro­nie Vogel­sanck, waarop in 1785 voor baron An­toine Lam­bert de Vill­en­fag­ne (1753-1822), tot 1794 kanunnik of dom­heer van het Sint-Lamber­tuskapit­tel te Luik, een hoeve werd gebouwd. Na de opheffing door de Franse revolutie leefde hij in Zolder, werd er burgemeester en gaf zijn naam aan het goed. Het huis, dat meerdere vergrotingen en verbouwingen kende in de loop van de 19de en 20ste eeuw, diende nadien als woning voor de toe­komstige opvolger van Vogelsanck, voor jongere zonen of ongehuwde dochters. In tussenliggende jaren waren de gebouwen louter hoeve, een functie die met de jaren werd ingekrompen en volledig werd opgeheven toen het domein in 1976 door de gemeente werd verworven. In de periode 1904-1928 was het Domherenhuis verhuurd aan ingenieurs van de plaatselijke mijn. In 1999 werden de gebouwen verkocht aan de Stichting Limburgs Landschap, het park echter bleef gemeentelijk bezit.

Het Primitief kadas­ter van 1827 door H.A. Neven toont op de Schobbenberg een gebou­wen­com­plex (per­ceel nummer 1484) met binnenkoer, bereikbaar vanuit het noorden via een korte dreef vanaf de Deken­straat (nummer 1478), een omhaagde moestuin (nummer 1479) aan de straat, boomgaarden (nummer 1477, 1485, 1489) bij de gebouwen, bouw­- en wei­landen, te mid­den van percelen bos (nummer 1476, 1474, 1490). Het goed was ook bereikbaar vanuit het zuiden (richting kasteel van Vogelsanck) via een voet- of koetsweg, die nu niet langer bestaat, wel voelbaar is op het terrein en ook op de latere kadasterkaart is aangegeven (geen perceelnummer). De legger geeft als eige­naar Jean Louis J.M. de Vill­enfag­ne (1752-1823), baron van Vogelsanck op, broer van de domheer.

Tot 1850 lagen de gebouwen in los verband rond een binnenkoer. De mutatieschets van dat jaar noteert de verdwijning van het hoekgebouwtje en de vergroting van het huis dat van dan af de hele zuidelijke vleugel in beslag nam, en voorafgegaan is door de twee L-vormige boerderijvleugels. Naar alle waarschijnlijkheid gebeurde dit toen baron Alphonse de Villenfagne de Vogelsanck (1802-1877) en zijn echtgenote Thérèse Pelsser de Lich­tenbusch het Domherenhuis in 1847 betrokken. In 1872 worden belendende percelen ten westen samengevoegd, mogelijk in functie van een park­aanleg, en verschijnt ten noordwesten de losstaande schuur – die al wel op de Dépôt-kaart (opname 1868) stond – en er nog steeds is. Haar baksteen­bouw met muizetandfries, vlechtingen en ruit van gesinterde baksteen in de zijpuntgevel, verwijst eer­der naar het begin van de 19de eeuw; mogelijk werd het gebouw pas later gekadastreerd. De kadas­trale schets van 1937 toont de verbreding van het erf, door het achteruit bouwen van de nieuwe, nog bestaande oostelijke vleugel met conciërgerie en kapel, die in de hoek door een overluifelde poort met het huis werd verbonden. Tenslotte werd in 1964 de westelijke vleugel met lemen boerenhuis en schuur in het verlengde, vervangen door een bakstenen nieuwbouw. Omdat men bij de 20ste eeuwse vernieuwingen nagenoeg dezelfde stijl aan­hield, ontstond er ondanks de verschillende ont­staansperioden, een vrij homogeen uitzicht. Het huis, dat als enig onderdeel van kort vòòr 1850 dateert en een oudere kern bezit, onderscheidt zich door de uitgesneden daklijstbalkjes en windborden in de zijgeveltoppen en de dakkapellen, die het rus­tiek karakter ervan bepalen. Foto’s tonen geschil­derd houtwerk en sporen van witkalk op de parkge­vel.

Wat het park betreft, zijn er interpretatie en date­ringsproblemen, die zolang het familiearchief op het kasteel Vogelsanck niet toegankelijk is, niet met zekerheid kunnen opgelost. Een poging het parkge­geven te koppelen aan de evolutie van de gebou­wen, gecombineerd met de familiegeschiedenis en terreinbezoek, kan één en ander ondertussen toch verhelderen.

De litera­tuur wijst graag naar Louis de Vill­en­fag­ne (1752-1823), die ondanks zijn blind­heid door een jachtongeval als jonge man, een kenner was van bomen, planten en bloemen, en menige soort introdu­ceerde – met de hulp van een kapelaansecretaris –, niet enkel in het park van Vogel­sanck maar ook hier. De percelen nummer 1474 en 1476 van de Primitieve kadasterkaart, in de legger van 1844 als bos aangeduid, blijken op het terrein doorkruist te zijn door een net van bochtige en geschulpte paadjes in snelle kronkels, op de manier van een 'Engelse' tuin. Dit type gaat tot rond 1800 terug en kan dus nog dateren uit de periode van de blinde baron of zijn broer. De begroeiing is echter veel jonger, op één enkele bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') na. Met uitzondering van enkele kas­tanjebomen (Castanea sativa) (onder meer het laag vertakte exemplaar bij het oude schuurtje) geldt dit ook voor de andere bomen. Bovendien zijn som­mige soorten, zoals bijvoorbeeld de wierookcipres (Calocedrus decurrens), pas veel later in deze streken geïntroduceerd. Het net van smalle kronkelpaadjes is op geen enkele kaart genoteerd, ook niet op de Dépôt-kaart met de terreinopname van 1868, die niet verschilt van het grondgebruik op het Primitief kadas­ter­plan. Wel strekt zich ten zuiden van het huis een vierkant grasveld uit met onderaan een veldweg (chemin nummer 99 op de Atlas der Buurtwe­gen van 1844), waarvan zich een oprit aftakt naar de oostelijke hoek, tussen huis en dienstvleugel, dus waar in 1937 de overluifelde nog bestaande poort werd gebouwd. Tussen het schuurtje en de westelijke vleugel, vertrekt er, als verlengde van de rechte, nog bestaande oprit vanuit het noorden, een recht laantje dat de grens vormde tussen het gras­veld en de beboste zone ten westen. Nu in gras om­gezet, ervaart men het op het terrein nog slechts dankzij de bomenrij.

Op de ICM-kaart van 1884, haakt hierop de rond­weg in het grasveld in en ligt er een paviljoen links, aan het einde van het laantje, dat verderop aansluit op bospaden en op de reeds vermelde zuidelijke oprit. Die bestaat vandaag enkel nog als een haha, een talud dat de grens vormt tussen het park en het lager gelegen akkerland. Het landschap met goed gepositioneerde bomen (linde, bruine beuk, zomer­eik) als punt- en lijnelementen is daardoor bij het park betrokken. Vanuit het huis was deze koetsweg immers, dankzij de haha nooit zichtbaar en had men, zoals nog steeds het geval is, van het zuidoos­ten tot het zuidwesten een weids zicht op het lager gelegen landschap. Een zilverlinde (Tilia tomentosa) en het licht ondulerend grasveld dienen nog steeds als voorgrond voor de zichtlijnen. In kleur, vorm en soorten variërende bomen ten oosten en ten westen van het grasveld schermen de bospercelen af en vor­men de grens van het park. Deze parkaanleg, met schilderachtig karakter, mag men laatste kwart van de 19de eeuw dateren en dus toeschrijven aan Léon de Villenfagne de Vogelsanck (1861-1930), klein­neef van de blinde baron. Hij bewoonde – zoals zijn vader Alphonse de Villenfagne (1802-1877) – het Domherenhuis van 1868 tot 1904, jaar waarin hij zijn kozijn Jules de Villenfagne als heer van Vogel­sanck opvolgde en naar het kasteel verhuisde. Pas in 1931 kwam de familie weer zelf naar het Dom­herenhuis, met douarière Léon en haar dochter Hélène de Villenfagne (1887-1966). Zij gaven de gebouwen hun huidig aspect – hun wapenschilden staan boven de nieuwe deuromlijsting – en ver­richtten ook nieuwe aan­plan­tin­gen, ondermeer de rododendrons als onderbegroeiing aan de rand van het grasveld en enkele azalea luteum ten westen.

Vandaag is het goed enkel bereikbaar via een recen­tere, rechte oprijlaan in een bosje van gewone fijne spar. Ten westen lag daar tot de bouw van het kul­tureel centrum einde jaren 1970, een moestuin en boomgaard. De moestuinmuur aan de straat werd opgeofferd voor parkeerplaatsen. Enkele oude fruit­bomen bleven nog overeind. Alle oude tuinpaden verdwenen, recent legde men een smal joggingpad in dolomiet aan en richtte men een fitometer in, ingrepen die een inbreuk – ook visueel – betekenen op het historisch aspect van het domein.

Bomen
(Het cijfer tussen haakjes geeft de stamomtrek op 150 cm hoogte).

Amberboom (Liquidambar styraciflua), (255 cm), gewone esdoorn met purperrode bladonderkant (Acer pseudoplatanus 'Purpureum') (184 cm), bas­taard zomereik (Quercus x rosacea) (136 cm), wierookceder (Calocedrus de­currens) (225 cm en 238 cm), tamme kastanje (Cas­ta­nea sativa) (390 en 620 cm, mooi laag vertakt exemplaar), zuilvormige blauwe Atlasceder (Cedrus libani subsp. atlan­tica 'Glauca Fastigia­ta') (183 cm), Californische schijn­cipres (Chamaecy­paris lawso­niana) (160, 170 cm), sikkelcipres (Crypto­meria japonica) (203 cm), brui­ne beuk ­ (Fagus sylvatica 'Atropunicea') (234, 368 cm), ­ Larix deci­dua) (128 cm), tulpenboom (Liriodendron tulipifera) (133 cm), gewone plataan (Platanus x hispanica) (415 cm), gewone Douglasspar (Pseu­dot­uga menziesii) (177 cm), zomereik (Quercus robur) (259 cm mooi exem­plaar), Amerikaanse eik (Quer­cus ­rubra) (255, 302 cm), gewone moeras­cipres ­(Taxodium disti­chum), zilverlinde ­(Tilia tomen­tosa) (307 cm, zeer mooi exem­plaar), Hem­lock (Tsuga canadensis) (109 cm), reuzenlevens­boom (Thuya plicata 'Atrovirens') (150 cm).

  • Kadasterarchief Limburg, Primitief kadasterplan door H. A. Neven; Verzamel­kaart door dezelfde van 1827; legger van 1844.
  • Kadasterarchief Limburg, Opmetingsschets, 1850, 1882 (een samenvoeging van perce­len), 1913, 1937.
  • Kadasterarchief Limburg, Beschrijvende tabel.
  • COPS L., De heerlijkheid Vogelsanck. 250 jaar familie de Villenf­agne in Zolder-Vogelsanck, Heusden-Zolder, 1991.
  • RASKIN V., Het Domherenhuis, Heusden-Zolder, 2000.

Bron: DE MAEGD C. EN VAN DEN BOSSCHE H., 2006: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 2: As, Beringen, Diepenbeek, Genk, Ham, Hasselt, Heusden-Zolder, Leopoldsburg, Lummen, Opglabbeek, Tessenderlo, Zonhoven, Zutendaal, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: De Maegd, Christiane; van den Bossche, Herman
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is gerelateerd aan
    Domherenhuis met park

  • Is deel van
    Zolder


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Park van het Domherenhuis [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134642 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.