Bijgebouwen en landschapselementen van een afgebroken eclectisch kasteel, waaronder een oranjerie, hovenierswoning, kapel, duiventoren, badhuis en waterreservoir, gelegen in een landschappelijk park van ongeveer 6,5 hectare aangelegd omstreeks 1870, waarbij oude steengroeve als vijver werd hergebruikt; rond 1900: bouw van een pittoreske watertorenkrocht en een grotje, aanleg van een 'Franse' tuin naast het kasteel; het kasteel wordt vernietigd door brand in 1967; aanleg van een golfterrein in 1986.
Ontstaan
Omstreeks 1868 liet Charles Dansaert een groot landhuis bouwen op het Molenveld ten noorden van de dorpskern. Door de samenvoeging van diverse percelen landbouwgrond kon een domein van bijna 4 hectare worden samengesteld dat volgende onderdelen omvatte: een "kasteel" [A op de kaart van 1953] aan de noordrand op 40 meter van de Ninoofsesteenweg, een gebouw met stallingen en koetshuis [B] op de hoek van de Dreeflaan met de genoemde steenweg, twee percelen "lusthof", samen nagenoeg 4 hectare, en – in de zuidwesthoek van het domein – een gebouwencomplex bestaande uit een oranjerie – waarschijnlijk op de nog bestaande groentekelder – en een tuinierswoning [C]. In de daaropvolgende jaren kocht Dansaert nog ettelijke percelen op, zodat in 1888 de lusthof tot 6,5 hectare kon worden uitgebreid en het domein de hele driehoek besloeg tussen de Ninoofsesteenweg, de Dreeflaan en de Van Lierdelaan.
De naam 'Kasteel Steenpoel' – soms ook 'Pierrefonds' of 'Fondspierre' genoemd – verwijst naar de oude steengroeve in het zuidelijk gedeelte van het domein (op perceel nummer 82), waaruit in de 13de eeuw de stenen van de dorpskerk werden gewonnen en die als vijver in het landschappelijk park werd geïntegreerd. Op de stafkaart van 1877 worden alleen de gebouwen weergegeven, omdat de aanlegwerken waarschijnlijk nog volop aan de gang waren; het park verschijnt pas in de editie van 1891. Het gebouwenpatrimonium in de omgeving van het kasteel was ondertussen uitgebreid met: 1° een "gazometer" (nummer 60c); 2° een serrecomplex (nummer 60e); 3° een "zomerhuis" (60f ), en in de omgeving van de oranjerie: 4° een duiventorentje ("vogelvlucht", nummer 60k); 5° een badhuis (nummer 60L). De pittoreske architectuur van deze bakstenen gebouwtjes, behalve de 'gazometer', is typisch voor kasteelaanhorigheden aan het einde van de 19de eeuw: gefiguurzaagde windveren, banden en lijsten van gesinterde baksteen, puntgeveltjes met oculi. De 'gazometer' (productie of uitsluitend reservoir?) geregistreerd in 1874, is eerder geïnspireerd op de eclectische architectuur (witstenen banden, nok met siersmeedwerk, oeil-de-boeuf ) en werd later als stal of remise gebruikt. Het in 1882 geregistreerde 'zomerhuis', waarschijnlijk een zeshoekig tuinpaviljoen, werd rond 1900 omgebouwd tot de huidige, rechthoekige kapel met spitsboogramen, koepeldak en lantaarn.
De krocht, de grot en de 'Franse' tuin
Niet door het kadaster opgetekend is de merkwaardige 'folly' [D] in het westelijke, hoogste gedeelte van het park: een naar het park toe geopend tongewelf van baksteen maar gemaskeerd door cementen imitaties van rotswand, cyclopisch muurwerk, gewelfribben, rustica's... Hoge ouderdom en verval worden gesuggereerd aan de hand van artificiële barsten en indruipgaten waarrond zich door de eeuwen heen zelfs (gewapende) stalactietjes hebben gevormd. De sokkel in het achterkamertje laat vermoeden dat er ooit een pomp heeft gestaan die het water naar het grote, betonnen reservoir op het dak oppompte. Dit reservoir is bereikbaar via een brede bakstenen trap aan de achterzijde van de krocht, die eveneens de zoldering van de achterkamer vormt. In de latei van de toegangsdeur naar deze kamer wordt in reliëf het bebaarde hoofd afgebeeld van een of andere watergod of watergeest. De kleine nis en de ijzeren ring in de muren en de geul in de bakstenen vloer zijn op het eerste gezicht onbegrijpelijk. Vermoedelijk gaat het om een 'chambre fraîche', waarin men zich tijdens de hondsdagen kon terugtrekken. Artificiële grotten waarin natuurlijke vormen en rotsformaties vermengd worden met architectuur, zijn schering en inslag in de tuinen van renaissance en barok, bijvoorbeeld de 'Bains d'Apollon' te Versailles. De inspiratie van de kunstenaar – hier duidelijk een 'minor talent' zoniet de metselaar des huizes – moet dan ook in die richting gezocht worden.
In 1888 werd het Steenpoeldomein aangekocht door de industrieel Fréderic Du Toict, die in de daaropvolgende jaren een hele reeks veranderingen liet aanbrengen. Het serrecomplex ten westen van het kasteel (perceel nummer 60e) werd afgebroken en één van de muren werd benut als keermuur voor de aanleg van een terras. Dit was een uitkijkpunt over de parterres van een nieuwe 'Franse' tuin, balustrades en trappen van kunststeen. De (onbekende) ontwerper liet zich ongetwijfeld inspireren door de revival van de regelmatig-geometrische, 'Franse' tuinstijl aan het einde van de 19de eeuw, onder impuls van publicaties zoals de 'Traité général de la composition des parcs et jardins', 1879, van Edouard André en het werk van de Franse tuinarchitecten vader (Henri) en zoon (Achille) Duchêne, de 'style Duchêne'. De grote rotonde op het ereplein tussen het kasteel en de steenweg, nog duidelijk afgebeeld op een kaart uit 1953, behoorde ongetwijfeld tot deze aanleg. Van deze tuinaanleg bleef alleen het terras met balustrades bewaard. Het brongebied (één van de brongebieden van de Molenbeek) aan de noordoever van de vijver (voormalige steenpoel) werd met behulp van zandsteenknollen herschapen tot een romantische rotspartij, inclusief grot en uitkijkterrasje met een balustrade van cementen takwerk.
Cheverny
De bouw van de hierboven beschreven watertorenkrocht dient ook in deze context gesitueerd te worden. Mogelijk werd daarbij een gedeelte van een ijskelder gerecycleerd, heraangekleed; 1900 betekende immers de doorbraak van nieuwe koeltechnologieën en het einde van de ijskelders. Rond 1906 onderging het kasteel een laatste verbouwing. Het werd vergroot met twee hoektorens met steile tentdaken, waarin oeils-de-boeuf verwerkt zijn, driehoekige frontons en geblokte pilasters. De vergelijking met het kasteel van Cheverny die soms gemaakt wordt, is niet geheel onterecht – althans vanaf de straat gezien. Vanuit de tuin bleven de oorspronkelijke sobere villa met schilddak – een vormgeving die typisch is voor landhuizen uit het midden van de 19de eeuw – en de in 1891 toegevoegde veranda nog duidelijk zichtbaar.
Op de stafkaart van 1891 worden twee hoofdtoegangen tot het domein afgebeeld: een noordelijke toegang tussen het kasteel en de stallingen-remise aan de Ninoofsesteenweg en een toegang in het zuidoosten, naast de vijver, vanaf de Dreeflaan. Dit was ongetwijfeld de meest boeiende benadering van het kasteel, bergopwaarts, langs groepjes bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea'), reuzen levensbomen (Thuja plicata), mammoetbomen (Sequoiadendron giganteum), zomerlinden (Tilia platyphyllos), Kaukasische sparren (Picea orientalis) enzomeer. Het park werd ontsloten door een net van slingerende paden. Op de latere kaarten (1924, 1953, tot en met 1979) wordt het padennet enigszins verschillend voorgesteld. De meeste sporen zijn echter verdwenen, waarschijnlijk ten gevolge van de aanleg van een golfterrein. Het gros van de hoogstammige beplanting bevond zich vooral in de periferie van het park. De overvloedige opslag langs de Ninoofsesteenweg doet vermoeden dat iepen(Ulmus sp.) ooit een belangrijk element waren in het parkbeeld.
In 1922 kwam het domein in handen van burgemeester en brouwer Frans Timmermans en zijn echtgenote Celina Walraevens. Zij baatten de nabijgelegen brouwerij en café "De Mol" (La Taupe) uit. Frans Timmermans werd opgevolgd door zijn schoonzoon Paul Van Cutsem. Deze wijzigde de naam van de brouwerij in de huidige benaming "Timmermans". Na de dood van Frans Timmermans in 1961 besloten de kinderen Paul en Germaine Van Cutsem-Timmermans het kasteel te verhuren. Een jaar later kreeg het kasteel een nieuwe bestemming als rusthuis voor bejaarden, onder de naam "Val Vert". Vijf jaar later vernielde een brand op 12 februari 1967 het kasteel. In 1986 werd het domein als golfterrein in gebruik genomen.
Merkwaardige bomen (Opname 2 juni 2000. Het cijfer in vet geeft de stamomtrek, gemeten op 150 cm hoogte.)
Bron: DENEEF, R., 2005: Historische Tuinen en Parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Pajottenland - Zuidwestelijk Brabant: Bever, Dilbeek, Galmaarden, Gooik, Herne, Lennik, Liedekerke, Pepingen, Roosdaal, Sint-Pieters-Leeuw, Ternat, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo; Rombauts, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is gerelateerd aan
Bijgebouwen kasteel Steenpoel
Is deel van
Jan Martin Van Lierdelaan
Is deel van
Kerkstraat (Itterbeek)
Is deel van
Ninoofsesteenweg
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Park van het Kasteel Steenpoel [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134727 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.