erfgoedobject

Kasteeldomein van Strijtem

bouwkundig / landschappelijk element
ID
134769
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134769

Juridische gevolgen

Beschrijving

Landhuis vermoedelijk teruggaand op een 17de-eeuws volume in traditionele bak- zandsteenstijl, aangepast in de 18de eeuw en aanzienlijk verbouwd in het derde kwart van de 19de eeuw, op heden gecementeerd; bouw van een neoclassicistisch koetshuis rond 1868 ter vervanging van voormalige pachthoeve; landhuis met koetshuis omgeven door park van circa 1 hectare met relicten van parterre en andere vorm­elementen uit het interbellum.

Waterkasteel

Het Kasteel van Strijtem gaat minstens terug tot 1641 en is waarschijnlijk veel ouder. Beschrijvingen uit de eerste helft van de 19de eeuw – in 1815 door Alexander Cavalié Mercer, een Britse leger­kapitein op weg naar Waterloo, en (veel beknopter) rond 1850 door de Brusselse stadsarchivaris Alphonse Wauters (die het kasteel overigens weinig interessant vond) – geven een beeld dat min of meer overeenstemt met eigentijdse of laat 18de-eeuwse kaarten of afbeeldingen: het Primitief kadasterplan (1820-1830), de Ferrariskaart uit 1771-1778, een (meer accurate) figuratieve kaart uit 1784 en lavistekeningen van L. Fisco uit 1838. De beschreven of afgebeelde situatie ontstond omstreeks het midden van de 18de eeuw, mogelijk naar aanleiding van de overname van de heerlijkheid door de weduwe van ridder Pierre Primitif van Volden. De familie van Volden, vanaf 1788 gelieerd aan – en later gecontinueerd door de familie de Failly, zal tot in de jaren 1930 eigenaar blijven van het kasteelgoed.

Het waterkasteel – volgens kapitein Mercer in 1815 somber en vervallen – had een symmetrisch U-vormig grondplan; het stond in een rechthoekige ­vijver van 60 are en was door twee bruggen met het 'vasteland' verbonden: een korte brede brug van twee bogen aan de neerhofzijde, een smalle brug van zeven of acht bogen aan de zuidzijde. Het uit drie losse vleugels bestaande neerhof lag buiten de slotgracht, ten noorden van het kasteel, en keek uit over de moestuin. De nu nog bestaande, maar dichtgemetselde rondboogpoort met een driehoekig fronton en geringde pilasters in de tuinmuur vormde de hoofdtoegang naar het kasteeldomein; het jaartal 1788 in de sluitsteen is – toeval of niet – het jaar waarin baron Henri-Louis-Antoine de Failly bij de van Voldens introuwde, mogelijk aanleiding tot verbouwings- en renovatiewerken, waarbij waarschijnlijk ook de twee deurvensters werden aangebracht waar Mercer op alludeert ("Franse" vensters). Op de benedenverdieping in de zuidelijke hoek van het kasteel (waarschijnlijk het hoeksalon waarin de mess van de Engelse officieren was gevestigd) zijn op de tekening van Fisco twee deurvensters zichtbaar die van een ijzeren leuning ('Frans balkon') voorzien zijn. Het huidige kasteel onderging een ingrijpende verbouwing in de jaren 1860: de centrale vleugel verdubbelde in volume en het zadeldak met de barokke klokzijgevels werd vervangen door een schilddak met aansluitend een plat dak waar het vierkante torentje bovenuit steekt. Onder de gecementeerde gevels is de bak- en zandstenen constructie uit de late 17de eeuw grotendeels bewaard gebleven (vermoedelijk het resultaat van een verbouwing door ridder en burggraaf Jacques Fariaux, die het in 1682 aankocht).

Weinig geaccentueerd op de Ferrariskaart, maar uitgesproken op de latere kaarten – zowel de kadastrale als de militaire topografische – is de 600 meter lange dreef, die lijnrecht (behalve bij Ferraris) en rakelings ten zuidwesten van het kasteel loopt, in de tijd van Mercer afgezoomd met oude beuken. In de late 18de eeuw vormde deze dreef met het kasteel en de slotgracht het basisstramien van een strakke, axiaal-symmetrische aanleg, die zich tot op de beboste noordflank van de Tuitenberg uitstrekte, 400 meter ten zuidoosten van het kasteel. Deze aanleg bestond uit drie rechte, lichtjes divergerende lanen, nagenoeg evenwijdig met de grote beukendreef. De middelste laan vormde de centrale as in het verlengde van het kasteel en de lange brug over de slotgracht en liep dood in het bos op de Tuitenberg. De zijlanen begrensden de formele tuin, een paarsgewijze opeenvolging van parterres, twee waterbekkens en, ten slotte, lage massieven of 'bosquets'. Op de figuratieve kaart van 1784 wordt de symmetrie en de rechtlijnigheid extra benadrukt (vermoedelijk ook omdat de Ferrariskaarten grotendeels met de losse hand werden getekend). Op het punt waar de centrale laan in het bos verdwijnt wordt bovendien een kleine rotonde afgebeeld, waar mogelijk een beeld, een tuinvaas of een fontein stond opgesteld. Het was in feite een 'overtuin', want hij werd van het kasteelgoed gescheiden door een openbare weg, de toenmalige Kerkstraat, geflankeerd door de Hunselbeek (of Grote Beek).

Het landschappelijk park

Van de parterrestructuur bleven ten tijde van Mercer en bij de opstelling van het kadaster (1815-1820) nog slechts de twee waterbekkens over. Het bijna twaalf hectare grote perceel 323 waarover zich het grootste gedeelte van de parterretuin uitstrekte, werd in het Primitief kadaster geregistreerd als bos. Het oude waterkasteel, de slotgracht en het neerhof zullen tot omstreeks 1860 standhouden. Het Primitief kadaster noteerde ten noorden van het kasteel drie percelen tuin (geen onderscheid tussen sier- en moestuin), samen ongeveer 1 hectare 12 are, en een boomgaard van 26 are (perceel 95) ten oosten van het kasteel.

Tijdens de in 1868 geregistreerde verbouwing werd niet alleen het kasteel maar ook de omgeving aangepakt. Het neerhof werd afgebroken en 20 meter verderop (aansluitend bij de moestuin) vervangen door een elegant gebouw, dat alle referenties aan een pachthoeve laat varen, maar duidelijk als kasteelaanhorigheid ("stal en koetshuis") is opgevat: een strikt symmetrische, classicistische baksteenarchitectuur – strikt zowel qua volumes als gevelbehandeling (boogfriezen, gekloste kroonlijst, lisenen, bakstenen cordons als verbinding tussen de rondboogvormige muuropeningen) –, het schrijnwerk van muuropeningen (straalsgewijs verdeelde, halfronde waaiers), de plattegrond als dusdanig (vierkantje tussen twee T-vormige vleugels). Rond het midden van de 19de eeuw kwam er overigens in veel domeinen een einde aan de neerhof-opperhofstructuur en het 'samen' leven van heer en boer. De groeiende maatschappelijke afstand en scheiding tussen kasteelbewoner en boer kwam ook ruimtelijk tot uitdrukking. Het standenverschil creëerde een be­hoefte tot distantie die zich op het terrein uitte: de mesthoop verdween achter de coulissen, toegangen werden verlegd, schermen opgetrokken, een boerderij of een kasteel afgebroken om verder weg door een nieuwbouw te worden vervangen.

De slotgracht (nagenoeg een halve hectare) werd gedempt en vormde voortaan één perceel lusthof van twee hectare, dat ook het nieuwe dienstgebouw omvatte. Opmerkelijk is de landschappelijke aankleding van de percelen aan de overkant (rechteroever) van de Hunselbeek, waar zich vroeger de parterretuin uitstrekte. Door opstuwing van de beek werd een serpentinevijver gevormd aan weerszijden van de oude beukendreef. Bovendien werden de 2,5 hectare boomgaard en weide, die bij de beek lagen en die ook de toen nog bestaande waterbekkens uit de verdwenen parterretuin omvatten, met siersoorten beplant; het resultaat was een 'lustbos' met slingerende paden. Deze landschappelijke aanleg, al duidelijk zichtbaar op de stafkaart van 1879, heeft blijkbaar zijn hoogtepunt bereikt op de stafkaart van 1893. Het grote achterliggende bosperceel van twaalf hectare op de helling van de Tuitenberg wordt dan ook door 'landschappelijk' gebogen paden doorkruist. Uit die periode dateert een foto van het kasteel genomen vanuit het noorden, waarop ook de 'cour d'honneur' zichtbaar is, met grote ovale of ronde perken en, links in beeld, het begin van een vista richting Tuitenberg.

Aftakeling en heraanleg tijdens het inter­bellum

Van de landschappelijke aanleg aan de voet van de Tuitenberg is niets meer overgebleven. Het bos maakte in de jaren 1950 plaats voor een boomgaard en parallel met de Hunselbeek werd een nieuwe straat aangelegd, de huidige Kristus Koninglaan. Het neoclassicistische dienstgebouw met de oostelijke helft van de lusthof werd in 1935 door de laatste (Strijtemse) baron de Failly verkocht aan Maurits Vanderkelen, die overigens in een nabijgelegen hoeve een kantatelier installeerde. Het kasteel met 91 are in het westen – in essentie de voormalige slotgracht en de Primitieve moestuin, inclusief de muur en de poort van 1788 – werd verkocht aan baron Paul de Giey. De huidige siertuin is beperkt tot dat gedeelte. Het domein is toegankelijk via een korte laan vanuit de Schilder Van Evenepoelstraat in het westen.

De huidige beplanting – bomen met stamomtrekken tot (uitzonderlijk) 3 m – dateert hoofdzakelijk uit de jaren 1930 en bestaat uit vrij courante soorten: gewone plataan (Platanus x hispanica), Amerikaanse eik (Quercus rubra), Hollandse en zomerlinde (Tilia x europaea, Tilia platyphyllos), schietwilg (Salix alba), reuzenlevensboom (Thuja plicata), hinokischijncipres (Chamaecyparis obtusa), Italiaanse populier (Populus nigra 'Italica'). De 'charmille' aan de oostzijde van het park – een kort laantje met haagbeuk (Carpinus betulus) – eindigt bij een barok niskapelletje (Onze-Lieve-Vrouw van Halle, datum­ inscriptie 1760) van hardsteen en behoort tot de geometrische aanleg, die vooral ten zuiden van het kasteel zichtbaar is: een vierkant, door grindpaden omschreven gazon met enkele kleine tuinvazen en gesnoeide struiken. Op twee luchtfoto's uit het archief van de huidige eigenaar is het park zichtbaar op een moment dat deze aanleg nog intact was, vermoedelijk rond 1960. Opvallend is de grote, barokke parterre in het verlengde van het kasteel; het rechthoekige gazon en de in vorm gesnoeide struiken zijn daarvan een relict. Deze 'Franse' tuin, ongetwijfeld uit de jaren 1930 en het werk van baron de Giey, is een voorbeeld van een van de tuinstijlen die tijdens het interbellum naast of door elkaar heen de siertuinaanleg hebben bepaald, in dit geval een nabloei van de 'style Duchêne'.

De met Italiaanse populieren afgezoomde oprijlaan mondt uit op het ere-erf, een halve cirkel die aan de ronde zijde wordt afgezoomd door hinokischijn­cipressen (Chamaecyparis obtusa), waarvan er nog enkele bewaard zijn gebleven. De vroegere moestuin, tegen de oude tuinmuur en het poortgebouw aan, is grotendeels met struiken beplant, ook bessenstruiken. Tijdens de laatste jaren werd in de ruimte ten noorden van het kasteel in los verband een grote verscheidenheid van bomen en struiken aangeplant, ook minder courante zoals Amerikaanse eik met helgeel blad (Quercus rubra 'Aurea') of escallonia (Escallonia rubra).

  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Oude kadastrale legger 212A Strijtem, arts. 185, 234, 241, 992, 994, 1028, 1134.
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Kadastrale opmetingsschets Strijtem 1868/4.
  • CAVALIÉ MERCER A., Journal of the Waterloo campaign (met nawoord door Ph. J. Haythornthwaitie), De Capo Press, 1995, hoofdstuk VI.
  • CORDEMANS M., Kapitein Mercer's wedervaren met de boeren en de kikkers van Strijtem, in Eigen Schoon en De Brabander, XXIX, 1947, p. 56-72; 124-135.
  • DE MAEGD C., Bouwen door de Eeuwen heen – arrondissement Halle-Vilvoorde, Gent, Snoeck-Ducaju, 1977, p. 541-542.
  • DE MAEGD C. & VAN DEN BOSCHE H.J., Het kasteel­domein van Nieuwenhoven: Engelse schone schijn in een abtelijk buitengoed, brochure Open Monumentendag Vlaanderen: Via Europa, reisverhalen in steen, Sint-Truiden, 1999.
  • VAN LIEDEKERKE L., Strijtem... nu en altijd (I), Sint-Kwintens-Lennik, Drukkerij Verhoeven, 1981, p. 16, 159, 161, 279.
  • VERBESSELT J., Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13de eeuw (XXIII). Dekenij Halle, Brussel, Koninklijk Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant, 1991, p. 146.
  • VERBOUWE A., Iconografie van Vlaams-Brabant. VIII. Kanton Sint-Kwintens-Lennik, Brussel, Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant, 1991, p. 44.
  • WAUTERS A., Histoire des environs de Bruxelles, II (oorspronkelijke editie 1855), Bruxelles, Culture et Civilisation, 1971, p. 199.

Bron: DENEEF, R., 2005: Historische Tuinen en Parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Pajottenland - Zuidwestelijk Brabant: Bever, Dilbeek, Galmaarden, Gooik, Herne, Lennik, Liedekerke, Pepingen, Roosdaal, Sint-Pieters-Leeuw, Ternat, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo; De Maegd, Christiane
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Dorpskern Strijtem

  • Omvat
    Kasteel van Strijtem en aanhorigheden

  • Omvat
    Koetshuis Kasteel Van Strijtem


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein van Strijtem [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134769 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.