omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteel Groenenberg
Deze vaststelling is geldig sinds
is deel van de aanduiding als erfgoedlandschap Oudenaken-Sint-Laureins-Berchem
Deze aanduiding is geldig sinds
Kasteel in eclectische stijl met neotraditionele inslag van circa 1890 met kasteelhoeve en boswachterswoning in kasteelpark van 45 hectare met vijver, omstreeks 1900 aangelegd in late landschappelijke stijl, gedeeltelijk naar ontwerp van Emile Galoppin; gedurende 35 jaar onbewoond en verlaten; gerestaureerd in 1981-1990 en voor het publiek opengesteld.
Omstreeks 1890 bouwde de Brusselse notaris Charles Claes een buitenverblijf – een 'kasteel' volgens het kadaster – in het Zavelbos, op de grens van Vlezenbeek en Sint-Martens-Lennik. Ongeveer 100 meter westwaarts liet hij een dienstgebouw optrekken. Dit vormde de kern van een grondbezit dat, weiden en akkers inbegrepen, bij zijn dood in 1924 zowat 233 hectare besloeg. Rond 1900 werd dit eerste gebouw aanzienlijk vergroot en omgebouwd tot het huidige eclectische kasteel met neotraditionele inslag: baksteen met arduinen speklagen en hoekkettingen, een ronde en een vierkante hoektoren met boogfrieskroonlijsten, de vierkante toren met hoekberen, twee trapgevels, steile leien daken met dakvensters, de ramen in de trapgevel aan de noordzijde met kruiskozijnen. Het bijgebouwtje uit 1890 werd uitgebouwd tot een volwaardige aanhorigheid met paardenstal, koetshuis en personeelswoning – ietwat monumentaal ogend dankzij een torenachtig volume met lantaarn en boogfries. De onopgesmukte bos- of jachtwachterswoning aan de noordrand van het park (op grondgebied Sint-Martens-Lennik) werd door het kadaster pas in 1903 geregistreerd. Het cottage-achtige paviljoen met een bovenbouw van pseudo-vakwerk en een wolfsdak ten oosten van het kasteel, werd kadastraal nooit geregistreerd maar dateert vermoedelijk van rond de Eerste Wereldoorlog.
De niet gedateerde plannen voor de aanleg van een landschappelijk park van circa 20 hectare werden hoogstwaarschijnlijk ook rond 1900 opgemaakt. Zij zijn ondertekend door Emile-Edmond Galoppin (1851-1919), die onder meer de Ambiorixsquare te Elsene ontwierp en, als hoofd van de gemeentelijke beplantingsdienst van Schaarbeek, het Josaphatpark aldaar (niet te verwarren met de tuin- en landschapsarchitect Jean Joseph Antoine Galoppin, 1864-1941, ontwerper van het domein Leenberg te Lubbeek en het Hof van Kerkom te Boutersem). Het ontwerp van Galoppin heeft uitsluitend betrekking op het oostelijk gedeelte van het huidige park. De westelijke vijftien hectare, oorspronkelijk bos, vallen buiten dit ontwerp, maar werden ongetwijfeld ook 'gelandscaped', mogelijk volgens de inspiratie van de eigenaar, zonder formeel plan. Enkele tientallen meters voorbij het toegangshek wordt de bezoeker ter linker zijde vergast op een 400 meter diepe vista, die eindigt op een kleurige bosrand met oude bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea'), Noorse esdoorn (Acer platanoides), rode esdoorn (Acer rubrum), zilveresdoorn met ingesneden blad (Acer saccharinum 'Laciniatum'), grauwe abeel (Populus canescens) en witte paardekastanje (Aesculus hippocastanum).
In het brongebied van de Laarbeek aan de noordrand van het domein voorzag Galoppin in een langwerpige, lichtjes gebogen vijver, die in het verlengde ligt van de langste zichtlijn binnen het park, maar – zoals het ontwerp aantoont – deze zichtlijn vertrekt niet vanuit het kasteel. Op een ontwerpschets wordt het noordelijke uiteinde van de vijver als een halfronde structuur uitgetekend, een soort van exedra of amfitheatertje, dat de voormelde vista afsluit; op het definitieve ontwerp wordt de noordelijke oever met naaldhout afgeboord. Het gaat om een 'extravert' ontwerp: het omgevende landschap wordt betrokken in de parkaanleg via vijf zichtassen – drie vanuit het kasteel, twee vanuit de oostelijke rand. De beplanting vertoont een grote afwisseling in vorm (treurbomen, bollen, zuilen, piramiden), textuur (loofbomen versus naaldhout) en kleur (bruine beuken en zilverlinden). De grotere massieven, die de ruggengraat van het decor vormen, zijn relicten van de vroegere bebossing. Dit verklaart de aanwezigheid van enkele uitzonderlijk dikke bomen zoals een Amerikaanse eik (Quercus rubra) met 480 centimeter stamomtrek (gemeten op 150 cm hoogte) in het oostelijk gedeelte van het park.
De moestuin (circa 30 are) is klein in vergelijking met de uitgestrektheid van het domein en sluit niet onmiddellijk aan bij het paardenstal-koetshuiscomplex, maar wordt ervan gescheiden door een groenmassief. Het wegenpatroon bestaat uit een netwerk van grote lussen, die alle interessante uitkijkpunten van het park aandoen. Zowel voor als achter het kasteel worden ovale bloemperken getekend. Van het perk ten zuiden van het kasteel bestaat een detailontwerp met een motief dat sterk herinnert aan Second Empire stucplafonds, in 1900 al 'démodé'. Van de samenstellende planten in deze parterre zijn alleen twee Phoenix-palmen duidelijk herkenbaar.
Het ontwerp van Galoppin is representatief voor de 19de-eeuwse landschappelijke stijl in zijn laatste, verstarde fase: brede grindpaden die weidse lussen beschrijven, scherp afgelijnde gazons in ovalen of ellipsen – het kader bij uitstek voor de eclectische 'kastelen' die vanaf 1860 de sobere, neoclassicistische landhuizen vervangen. Programmatische, educatieve en speelse aspecten, die sterk aanwezig waren in de vroege landschappelijke tuinen (tot omstreeks 1850), speelden geen rol van betekenis meer. De hang tot 'Chinese' paviljoentjes en bruggen, het uitbundige gebruik van zeldzame uitheemse bomen, symbolisch geladen vormgevingen, grotjes, rotspartijen... had plaats geruimd voor een zogenaamd meer natuurlijke behandeling van tuinen en parken. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog zal Louis Van der Swaelmen jr. heftig uitvaren tegen dit soort van ontwerpen, "het bij uit stek karakteristieke type van den leelijken vermicellistijl", "den faillieten boedel van den Romantischen Tuin".
De vijver zou volgens het plan Galoppin minstens driemaal groter geweest zijn. Op de stafkaart van 1924 worden vermoedelijk de contouren van de oorspronkelijke uitgraving aangegeven, maar toen was het hoogst gelegen zuidelijke gedeelte blijkbaar al verland. Dit gedeelte, op het terrein herkenbaar door een uitbundige moerasvegetatie met reuzenpaardenstaart (Equisetum telmateia), wordt door een recent aangelegde wandelweg van de vijver gescheiden. De corridor tussen de vijver en de open ruimte rond het kasteel is op het plan Galoppin veel breder en minder strak afgelijnd. Vanuit het kasteel zou men bovendien nauwelijks een glimp van de vijver opvangen en misschien was dit niet naar de zin van de bouwheer, die recht op de vijver wilde uitkijken. Het huidige doorsteekje, nauwelijks 20 meter breed, vormt een directe verbinding tussen kasteel en vijver. Op een foto die vermoedelijk niet lang na de aanleg werd genomen, wordt een situatie weergegeven die weinig verschilt van de huidige: eveneens een smalle doorsteek tussen een lage vegetatie, mogelijk opschietend hakhout, relict van het vroegere bos.
De door Galoppin voorziene doorkijken naar het omgevende landschap zijn verdwenen, waarschijnlijk ten gevolge van spontane opslag van struiken en bomen. Van de talrijke coniferen op het plan Galoppin is niets overgebleven, uitgezonderd vijf Corsicaanse dennen (Pinus nigra subspecies laricio) aan de oostrand van het park, enkele schijncipressen (Chamaecyparis sp.) en taxussen (Taxus baccata), een mooi goudbonte Ierse taxus (Taxus baccata 'Fastigiata Aureomarginata') en de twee mammoetbomen (Sequoiadendron giganteum) aan de rand van de open ruimte ten noordwesten van het kasteel. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het kasteel bezet door de Duitsers, die tegen het terras aan de noordzijde een ondergrondse bunker bouwden, waardoor de mooie ruimte ten noordwesten van het kasteel – oorspronkelijk licht concaaf – een onnatuurlijk bultig uitzicht kreeg en de visuele band tussen kasteel en park aan die zijde werd verstoord. Britse en Amerikaanse soldaten zorgden 'en passant' voor zoveel schade en de afhandeling van het oorlogsschadedossier sleepte zolang aan, dat het landgoed niet meer door de eigenaars bewoond werd. In 1981 werd het landgoed aangekocht door de Vlaamse overheid. De gebouwen verkeerden in een verregaande staat van verval, het park was verwilderd en sommige gedeelten waren zelfs in landbouwgrond omgezet. De afdeling Bos en Groen renoveerde het kasteel en de bijgebouwen, herstelde het park op basis van het plan Galoppin en zorgde ook voor een aanzienlijke botanische verrijking, door onder meer de aanplanting langs de bosranden van uitgebreide collecties hortensia's (Hydrangea sp.), rododendrons en ('Harde Gentse') azalea's (Rhododendron sp.), botanische rozen (Rosa sp.), toverhazelaars (Hamamelis sp.), pioenen (Paeonia sp.)... In de open vlakte ten oosten van het kasteel werd een unieke collectie cultivars aangeplant, vooral van beuk (Fagus sylvatica) en zomerlinde (Tilia platyphyllos), waardoor Groenenberg zou uitgroeien tot een van voornaamste arboreta van België. Op 17 juli 1990 werd het domein officieel opengesteld voor het publiek.
Merkwaardige bomen (Opname 8 juli 2003, het cijfer in vet geeft de stamomtrek gemeten op 150 cm hoogte)
Bron: DENEEF, R., 2005: Historische Tuinen en Parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Pajottenland - Zuidwestelijk Brabant: Bever, Dilbeek, Galmaarden, Gooik, Herne, Lennik, Liedekerke, Pepingen, Roosdaal, Sint-Pieters-Leeuw, Ternat, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo; Rombauts, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Gaasbeek, Sint-Laureins-Berchem, Oudenaken en Elingen
Is deel van
Vlezenbeek
Omvat
Kasteel Groenenberg
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Park van het Kasteel Groenenberg [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134777 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.