Het landschap ‘Heuvelrug tussen Lichtaart en Kasterlee’ situeert zich tussen de bewoningskernen van Lichtaart en Kasterlee in de centrale Antwerpse Kempen. Het gebied wordt begrensd door de Olmenlaan, Kasterleesteenweg en Lichtaartsebaan in het noorden, de bebouwing van Kasterlee en de Geelsebaan in het oosten, Venheide, Hukkelenbergen, de Stenenstraat en de Bekenbaan in het zuiden en tot slot de Kasterleesteenweg in het westen. Deze heuvelrug met 'De Bergen' is een schakel uit de duinenketen Nijlen-Kasterlee. Geofysisch behoort het tot hetzelfde systeem als de heuvelrug Herentals-Kasterlee. De heuvelrug vormt ter hoogte van Lichtaart en Kasterlee, op ongeveer 2 kilometer van de Kleine Nete, de natuurlijke grens tussen het bekken van de Kleine Nete en de vallei van de Rulloop. De hoogte varieert van ongeveer 17 tot 30 meter +TAW met steile hellingen langs de zuidrand met een hellingsgraad tot 10 procent. Het gebied wordt gekenmerkt door stuifzandduinen waaronder de Langenberg en de Hoge Mouw die de opvallendste is met twee toppen van respectievelijk 35 en 39 meter +TAW. Samen met de Hoge Mouw vormt het Koningsbos een nog vrij ongerept stuifzandduincomplex met grote niveauverschillen op een kleine oppervlakte. Bodemkundig bestaan deze duinformaties uit droge tot matig natte zandgronden.
De macrostructuur van de heuvelrug is ontstaan door geologische processen die hier miljoenen jaren geleden plaatsgrepen. Op de kamlijn van de heuvelrug zit het tertiair substraat (2 tot 66 miljoen jaar geleden afgezet) aan de oppervlakte. Het zijn matig ontwikkelde bodems, met een typische roodbruine verweringshorizont. Ten noordoosten van de kamlijn zijn de tertiaire afzettingen tijdens het pleistoceen (2 miljoen tot 10000 jaar geleden) met dekzanden bedekt. Wind en rivieren voerden respectievelijk in koude periodes afgewisseld met warmere interglaciale tijden deze dekzanden aan. Achter de kamlijn vormden ze stuifzandcomplexen met landduinen. Paraboolduinen, zoals de Hoge Mouw en de Zwarteberg, ontstonden hoogstwaarschijnlijk pas op het einde van de (voorlopig) laatste ijstijd, tijdens het jonge dryas, zo'n 12.000 jaar geleden, als gevolg van klimatologisch bepaalde zandverstuivingen. Middeleeuwse en postmiddeleeuwse verstuivingen accentueerden de al massieve zandstructuren nog meer.
Aan de zuidzijde vertoont de heuvelrug een steil front, terwijl de naar het noorden aflopende helling veel zachter verloopt. Het front is tussen Goor en Hukkelbergen op talloze plaatsen door de mens afgegraven, als zandwinning of voor de ontginning van ijzerzandsteen.
De actuele structuur en vegetatie van het gebied is het resultaat van een eeuwenlang menselijk ingrijpen. Binnen dit landschap vinden we nog verschillende sporen van deze antropogene invloed terug. Zo treffen we ten westen van de Hoge Mouw nog vele structuren van plaggenakkers aan met restanten van houtkanten of -wallen rond kleine percelen. Het gaat voornamelijk om zeer droge tot matig droge zandgronden met diepe antropogene humus A horizont, wat wijst op een eeuwenoud gebruik van plaggenmest. In de 18de eeuw was een deel van de heuvelrug vanuit Lichtaart tot aan de gehuchten Goor, Hukkelbergen en Stenenstraat met akkers bedekt. Het toponiem de Goorakkers verwijst nog naar dit agrarisch gebruik. Om deze zandige bodems toch voor akkerbouw geschikt te maken, was het gebruik van plaggenmest noodzakelijk. Dit open akkergebied lag te midden van de uitgestrekte heide tussen Lichtaart en Kasterlee zoals te zien is op de kabinetskaart van de Ferraris. Hierop is ook de duinformatie van de Hoge Mouw in het noorden te zien.
De perceelsafsluitingen kwamen er pas in de 19de eeuw als gevolg van de privatisering van het hele gebied. In die periode kwam ook de bebossing van de heuvelrug op gang, eerst in Kasterlee zoals te zien op de Vandermaelenkaart en in de 20ste eeuw volgde ook Lichtaart. Het duingebied werd vanaf 1910 en 1930 beplant met naaldhout, waardoor het Koningsbos uitgebreid werd over nagenoeg het volledige duingebied. Tegen 1960 was bijna de volledige heuvelrug met naaldhout bebost, met uitzondering van enkele duintoppen. Ook de oorspronkelijke landbouwgronden werden bebost vanaf het begin van de 20ste eeuw.
De boomlaag bestaat vandaag hoofdzakelijk uit grove den en Corsicaanse den. Plaatselijk komen er bosjes van zomereik en aanplantingen (bomenrijen, dreven) van beuk voor. De stuifduinen geven een variatie aan bodemstructuren en microgradiënten, wat resulteert in een structuurrijke vegetatie die zich o.a. vertaalt in een gevarieerde ondergroei van de bossen.
Nog meer erfgoedwaarden zijn de typische en opvallende holle wegen, die de heuvelrug op de steile zuidflank dwarsen; de aanwezigheid van karrensporen; het prachtige, grillige gevormde eikenhakhout op de duintoppen van de Kabouterberg en de Zwarteberg, de restanten van een laatmiddeleeuwse konijnenwarande en de zogenaamde 'duivelskuilen' waarvan de functie en het ontstaan niet helemaal duidelijk is.
In het zuidwesten ligt in het bos op een verhevenheid de Sint-Jozefkapel, een betreedbare kapel met rechthoekige plattegrond onder een zadeldak. Op de heuvelrug zijn ook enkele locaties van archeologische sites uit IJzer- en Bronstijd bekend, waaronder een vermoedelijk grafveld waar in het verleden verschillende scherven van urnen zijn gevonden. De verwachting is dat op de heuvelrug ook grafheuvels hebben gelegen, omwille van de typische zichtlocatie. Op de rand van de vallei van de Kleine Nete zijn verschillende steentijdvondsten gedaan. Deze vondsten situeren zich buiten het gebied, maar het vermoeden bestaat dat ook de heuvelrug tussen Lichtaart en Kasterlee heel wat archeologisch potentieel heeft.
De Britse militaire begraafplaats -voor 97 Britse en 3 Canadese soldaten-, in de oostelijke rand van dit landschap, herinnert aan het bevrijdingsoffensief van de Tweede Wereldoorlog.
In februari 2014 werd de ondertunneling van de heuvelrug bij de aanleg van de verbindingsweg (N19g) tussen Geel en Kasterlee voor het publiek opengesteld. Uit de graafwerken aan de tunnel kwamen verschillende grote blokken ijzerzandsteen met fossiele schelpen. Boven het tunneldak zal in het bos op de heuvelrug een strook boomvrij blijven. Dat is ook het geval voor de hoogspanningslijn op Lichtaarts grondgebied.
Auteurs: Verboven, Hilde; Verdurmen, Inge; Bastiaens, Jan; Cox, Lise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verboven H. & Verdurmen I. & Bastiaens J. & Cox L. 2024: Heuvelrug tussen Lichtaart en Kasterlee [online], https://id.erfgoed.net/teksten/432973 (geraadpleegd op ).
De 13 km lange heuvelrug loopt ten oosten van Kasterlee tot Herentals. In het zuiden flankeert de vallei van de Kleine Nete de heuvelrug. De Kleine Nete loopt parallel met de heuvelrug. De vallei is hier zeer breed, breder dan dat stroomopwaarts en -afwaarts het geval is. Langs de noordkant wordt de heuvelrug geflankeerd door de valleien van Aa, Kaliebeek en het benedenstroomse deel van de Rulloop. Alle genoemde valleien zijn typische Zuiderkempen-valleien: vlak en breed (in zand uitgeschuurd) en gedeeltelijk met veen opgevuld. Het bovenstroomse deel van de Rulloop is gegraven doorheen het dek- en stuifzandgebied van de Rielense Hei.
De macrostructuur van het gebied, een langgerekte smalle heuvelrug, wordt volledig bepaald door het tertiaire substraat (2-66 miljoen jaar geleden). De ondergrond wordt gevormd door mariene sedimenten die hier miljoenen jaren geleden zijn afgezet tijdens een warme periode met opeenvolgende fases van een opkomende en zich terugtrekkende zee. Bovenop een laag van glauconietrijk zand rust een dun laagje basisgrint, dat wordt afgedekt door een ijzer- en fossielhoudende mariene afzetting van een latere fase. De fossiel en ijzerhoudende zanden verdichtten tot limonietbanken, die op verschillende plaatsen aan of kort onder het oppervlak van de heuvelrug liggen. Dat verklaart ook het voorkomen van ijzerzandsteen met fossiele schelpen in de ondergrond. In de bermen van de holle wegen zijn de limonietbanken goed zichtbaar. Op de kamlijn van de heuvelrug zit het tertiair substraat helemaal aan de oppervlakte. Het zijn matig ontwikkelde bodems, met een typische roodbruine verweringshorizont. Elders zijn deze tertiaire afzettingen tijdens het Pleistoceen (2 miljoen tot 10000 jaar geleden) met dekzanden bedekt, die door de wind in koude periodes en door rivieren tijdens warmere interglaciale tijden werden aangevoerd. Deze pleistocene dekzanden werden niet op de heuvelrug, maar in het achterliggende, zuidoostelijke deel afgezet, waar ze stuifzandcomplexen met landduinen vormden.
De heuvelrug vertoont een cuesta-structuur, met een steil front (naar het zuidoosten) en een zwakker hellende rug (naar het noordwesten), bepaald door de helling van de geologische lagen. Het ontstaan van de heuvelrug met zijn cuesta-structuur is te danken aan het feit dat de ijzerzandsteenhoudende lagen van de Poederliaan-formatie meer weerstand hebben geboden tegen erosie dan de omgevende zachtere sedimenten. Die zachtere sedimenten zijn wél weggeërodeerd.
Het hoogteverschil tussen de vallei (bij de Kleine Nete) en rug (op de kamlijn) is groot, zo’n 15 m: + 15 m versus +30 m TAW. Het hoogteverschil wordt nog versterkt (tot +35 m TAW) door de stuifzandreliëfs die bovenop het algemene reliëf van de rug liggen. De stuifzandreliëfs zijn hoger dan 5 m, maar ze liggen niet op de hoogste plekken van het algemeen reliëf. Op de flanken van de paraboolduinen die deel uitmaken van de heuvelrug komen hellingen met een stijgingsgraad van meer dan 15 tot 20% voor.
Een markant fenomeen is het ‘Wintergat’, een onderbreking in de rug, een dal tussen de Zwarteberg en de Kabouterberg. Nog opvallend is het bestaan van twee domeinen van de hertog van Brabant op de heuvelrug sinds de middeleeuwen: het ‘bos van Hulsene’ ten noorden van Herentals en het ‘bos van Gestele’ bij Kasterlee (huidige provinciale domein Hoge Mouw). Beide domeinen werden in de late middeleeuwen als konijnenwarande geëxploiteerd.
Tussen Goor en Hukkelbergen is het front zeer steil. Het front is hier extra in reliëf gesteld doordat het over bijna de gehele lengte is afgegraven (zandwinning, ontginning ijzerzandsteen). Dat het front is afgegraven blijkt duidelijk uit zijn grillige, hoekige verloop en het contrast met de enkele plekken tussen Goor en Hukkelbergen die nog wel de natuurlijk helling hebben. De groeve van Hukkelbergen is zo’n opvallend voorbeeld van een afgraving door de mens. De hoge, afgestoken wanden vormen nog altijd een studieobject voor bodemkundigen. Nog een ander voorbeeld van grondverzet op de heuvelrug is de voormalige ijzerertsontginning bij de Langenberg in Lichtaart door de firma Cools na de jaren 1860. Ten oosten van Goor is het front niet teruggezet en bezit het zijn natuurlijk steilte (op zijn steilst bij de Venusberg in Kasterlee). De steile flanken ter hoogte van de Zwarteberg en de Kabouterberg zijn niet te wijten aan het front van de cuesta – dat is daar niet zo steil en vrij laag -, maar aan het feit dat het twee stuifzandreliëfs pal op de rand van de rug zijn.
Met uitzondering van een onderbreking ter hoogte van Lichtaart is bijna de volledige heuvelrug tussen Herentals en Kasterlee met naaldhout begroeid. Maar het is ooit anders geweest. Tot de eerste decennia van de 19de eeuw domineerde de heidevegetatie, niet alleen op de heuvelrug, maar ook in de onmiddellijke omgeving. Ten westen van Lichtaart was er de Hoge Heide, ten oosten daarvan de Riel- of Rulheide. Tussen de twee heidegebieden in lag ten zuiden van Lichtaart een open akkergebied, dat aan het begin van de 19de eeuw nog verder uitbreidde, ten nadele van de heidevegetatie. In die periode begon men ook aan de bebossing met naaldhout op de heuvelrug. Wanneer de jonge Belgische staat in 1834 het kadaster opmaakt van de onroerende goederen op haar grondgebied, is het domein bijna helemaal in kleinere kavels opgedeeld en aan privé-eigenaren verkocht. Deze nieuwe, niet onbemiddelde eigenaars zetten als eersten de stap naar de bebossing van de heide op de heuvelrug. Zij beroepen zich daarvoor op Franse wetten uit het einde van de 18de eeuw, die de omvorming van weinig rendabele zandgronden, heides en ‘bergen’ naar mastbos stimuleren. Als één van de eerste komt de bebossing van de Hoge Mouw aan de beurt (1828). Tegen 1869 was bijna de volledige heuvelrug in Kasterlee met jong naaldhout bebost. Het ritme waarop de bebossing voortschreed, was duidelijk verschillend tussen de gemeenten. In elk geval was tegen 1960 bijna de volledige heuvelrug naaldbos.
Heden krijgt de heidevegetatie in het gebied weer een kans. Zo is bij voorbeeld ten zuiden van de Hoge Mouw recent (2011) een zone gekapt en geplagd met de bedoeling aan heideherstel te doen. De nieuwe bosbeheerplannen voorzien in de omvorming naar meer loofboomsoorten, hoewel Grove Den een hoofdboomsoort zal blijven.
Auteurs: Verboven, Hilde; Bastiaens, Jan
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verboven H. & Bastiaens J. 2015: Heuvelrug tussen Lichtaart en Kasterlee [online], https://id.erfgoed.net/teksten/370591 (geraadpleegd op ).
Het landschap ‘Heuvelrug tussen Lichtaart en Kasterlee’ situeert zich tussen de bewoningskernen van Lichtaart en Kasterlee in de centrale Antwerpse Kempen. Het gebied wordt begrensd door de Olmenlaan, Kasterleesteenweg en Lichtaartsebaan in het noorden, de bebouwing van Kasterlee en de Geelsebaan in het oosten, Venheide, Hukkelenbergen, de Stenenstraat en de Bekenbaan in het zuiden en tot slot de Kasterleesteenweg in het westen. Deze heuvelrug is een schakel uit de duinenketen Nijlen-Kasterlee. Geofysisch behoort het tot hetzelfde systeem als de heuvelrug Herentals-Kasterlee. Het gebied wordt gekenmerkt door stuifzandduinen, waarvan de Hoge Mouw de opvallendste is.
De macrostructuur van de heuvelrug is ontstaan door geologische processen die hier miljoenen jaren geleden plaatsgrepen. Op de kamlijn van de heuvelrug zit het tertiair substraat (2 tot 66 miljoen jaar geleden afgezet) aan de oppervlakte. Het zijn matig ontwikkelde bodems, met een typische roodbruine verweringshorizont. Ten noordoosten van de kamlijn zijn de tertiaire afzettingen tijdens het pleistoceen (2 miljoen tot 10000 jaar geleden) met dekzanden bedekt. Wind en rivieren voerden respectievelijk in koude periodes afgewisseld met warmere interglaciale tijden deze dekzanden aan. Achter de kamlijn vormden ze stuifzandcomplexen met landduinen. Paraboolduinen, zoals de Hoge Mouw en de Zwarteberg, ontstonden hoogstwaarschijnlijk pas op het einde van de (voorlopig) laatste ijstijd, tijdens het jonge dryas, zo'n 12.000 jaar geleden, als gevolg van klimatologisch bepaalde zandverstuivingen. Middeleeuwse en postmiddeleeuwse verstuivingen accentueerden de al massieve zandstructuren nog meer.
Aan de zuidzijde vertoont de heuvelrug een steil front, terwijl de naar het noorden aflopende helling veel zachter verloopt. Het front is tussen Goor en Hukkelbergen op talloze plaatsen door de mens afgegraven, als zandwinning of voor de ontginning van ijzerzandsteen.
De actuele structuur en vegetatie van het gebied is het resultaat van een eeuwenlang menselijk ingrijpen. Binnen dit landschap vinden we nog verschillende sporen van deze antropogene invloed terug. Zo treffen we ten westen van de Hoge Mouw nog vele structuren van plaggenakkers aan met restanten van houtkanten of -wallen rond kleine percelen. Een deel van de heuvelrug was vanuit Lichtaart tot aan de gehuchten Goor, Hukkelbergen en Stenenstraat met akkers bedekt. Om deze zandige bodems toch voor akkerbouw geschikt te maken, was het gebruik van plaggenmest noodzakelijk. Tot in de 18de eeuw lag dit open akkergebied te midden van een groot heidegebied. De perceelsafsluitingen kwamen er pas in de 19de eeuw als gevolg van de privatisering van het hele gebied. In die periode kwam ook de bebossing van de heuvelrug op gang, eerst in Kasterlee en in de 20ste eeuw volgde ook Lichtaart. Tegen 1960 was bijna de volledige heuvelrug met naaldhout bebost, met uitzondering van enkele duintoppen. De stuifduinen geven een variatie aan bodemstructuren en microgradiënten, wat resulteert in een structuurrijke vegetatie die zich o.a. vertaalt in een gevarieerde ondergroei van de bossen.
Nog meer erfgoedwaarden zijn de typische en opvallende holle wegen, die de heuvelrug op de steile zuidflank dwarsen; de aanwezigheid van karrensporen; het prachtige, grillige gevormde eikenhakhout op de duintoppen van de Kabouterberg en de Zwarteberg, de restanten van een laat-middeleeuwse konijnenwarande en de zogenaamde 'duivelskuilen' waarvan de functie en het ontstaan niet helemaal duidelijk is.
Op de heuvelrug zijn ook enkele locaties van archeologische sites uit IJzer- en Bronstijd bekend, waaronder een vermoedelijk grafveld waar in het verleden verschillende scherven van urnen zijn gevonden. De verwachting is dat op de heuvelrug ook grafheuvels hebben gelegen, omwille van de typische zichtlocatie. Op de rand van de vallei van de Kleine Nete zijn verschillende steentijdvondsten gedaan. Deze vondsten situeren zich buiten het gebied, maar het vermoeden bestaat dat ook de heuvelrug tussen Lichtaart en Kasterlee heel wat archeologisch potentieel heeft.
De Britse militaire begraafplaats -voor 97 Britse en 3 Canadese soldaten-, in de oostelijke rand van dit landschap, herinnert aan het bevrijdingsoffensief van de Tweede Wereldoorlog.
In februari 2014 werd de ondertunneling van de heuvelrug bij de aanleg van de verbindingsweg (N19g) tussen Geel en Kasterlee voor het publiek opengesteld. Uit de graafwerken aan de tunnel kwamen verschillende grote blokken ijzerzandsteen met fossiele schelpen. Boven het tunneldak zal in het bos op de heuvelrug een strook boomvrij blijven. Dat is ook het geval voor de hoogspanningslijn op Lichtaarts grondgebied.
Auteurs: Verboven, Hilde; Bastiaens, Jan
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verboven H. & Bastiaens J. 2015: Heuvelrug tussen Lichtaart en Kasterlee [online], https://id.erfgoed.net/teksten/175038 (geraadpleegd op ).
De ‘Heuvelrug tussen Lichtaart en Kasterlee’ situeert zich tussen de bewoningskernen van Lichtaart en Kasterlee in de centrale Antwerpse Kempen. Het wordt begrensd door de Olmenlaan, Kasterleesteenweg en Lichtaartsebaan in het noorden, de bebouwing van Kasterlee en de Geelsebaan in het oosten, Venheide, Hukkelenbergen, de Stenenstraat en de Bekenbaan in het zuiden en tot slot de Kasterleesteenweg in het westen. Deze heuvelrug is een schakel uit de duinenketen Nijlen-Kasterlee en sluit daarmee aan bij de ankerplaats ‘Heuvelrug Herentals-Lichtaart met Netevallei. Het gebied wordt gekenmerkt door stuifzandduinen, waarvan de Hoge Mouw de opvallendste is.
De actuele structuur en vegetatie van het gebied is het resultaat van een eeuwenlang menselijk ingrijpen en binnen de ankerplaats vinden we nog verschillende sporen van deze antropogene invloed terug. Zo treffen we ten westen van de Hoge Mouw nog vele structuren van plaggenakkers aan met restanten van houtkanten of -wallen rond kleine percelen. De plaggenbodems ten westen van het Koningsbos tot aan het centrum van Lichtaart en ten westen van Lichtaart tot nabij de Hoge Berg wijzen eveneens op een eeuwenoud gebruik van plaggenmest. Dit gegeven stemt ook overeen met de informatie die we halen uit de kabinetskaarten van de Ferraris (1771-1778), historische kaart van Vandermaelen (1854) en de topografische kaart van 1925, waarop het gebied wordt gedomineerd door landbouwzones. In het begin van de 20ste eeuw werd echter gestart met de bebossing van deze oorspronkelijke landbouwgronden, met als resultaat een bijna volledig bebost domein, uitgezonderd een kleine hectare heide en enkele duintoppen.
Het Brits militair kerkhof -voor 97 Britse en 3 Canadese soldaten-, gelegen in de oostelijke rand van de ankerplaats, herinnert aan de Tweede Wereldoorlog.
Deze ankerplaats vertegenwoordigt een belangrijke geomorfologische waarde als schakel in de duinenketen Nijlen-Kasterlee. De heuvelrug is bedekt met stuifzandduinen, waarvan de Hoge Mouw de opvallendste is. De stuifduinen geven een variatie aan bodemstructuren en microgradiënten, wat resulteert in een structuurrijke vegetatie die zich o.a. vertaalt in een gevarieerde ondergroei van de bossen. Typische en opvallende holle wegen, die de heuvelrug ten noorden van de zuidflank doorsnijden, dragen bij tot de esthetische waarde van het gebied.
Bron: Ankerplaats 'Heuvelrug tussen Lichtaart en Kasterlee'. Landschapsatlas, A10081, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2001: Heuvelrug tussen Lichtaart en Kasterlee [online], https://id.erfgoed.net/teksten/162374 (geraadpleegd op ).