Het landschap ‘Turnhouts Vennengebied’ is gelegen in de gemeenten Turnhout en Merksplas op de waterscheiding tussen Maas en Schelde en behoort daarmee tot de Antwerpse Noorderkempen. Het wordt begrensd door Bloksgoor in het noorden, de Bremstraat, de Watertappingstraat en het Fietspad in het oosten, Heizijde en Dennenstraat in het zuiden en de Langvenstraat en Geheulsedijk in het westen.
Tot in de tweede helft van de 18de eeuw werd dit landschap, op het meest zuidelijke deel na, gekenmerkt door uitgestrekte heide met vennen. Een aantal van de nu nog bestaande vennen zijn reeds op de kabinetskaart van de Ferraris( 1770-1778) te situeren. In de zuidelijke punt van het gebied herkennen we het driehoekige domein van de garenblekerij ‘Boones Blijk’, omgeven door akkers, weiland en enkele kleinere bospercelen. Het thans nog bestaande nijverheidsgebouw van de garenblekerij gaat terug tot 1739. Rond 1770 werd onder Maria-Theresa begonnen met de grootschalige verkaveling in blokken van het heide- en vennengebied ten noorden van de bewoning van Turnhout. Uit deze periode dateren eveneens de eerste dennenaanplanten. Vanaf 1826 begon de blekerij gebruik te maken van het in de omgeving voorhanden zijnde venwater. De vennen in het gebied waren omwille van de bijzondere kwaliteit en zuurtegraad van het water ideaal voor het bleken van het textiel tot het een ‘perfect witte’ kleur had. In functie van dit bleken werden grachten gegraven om het water van de vennen naar bleekweiden en een spoelreservoir te leiden. De bleekweiden zijn ondertussen verdwenen, maar het spoelreservoir is nog te herkennen als een vijver en de grachtenstructuur tussen de iets ten noorden gelegen vennen en de vijver is eveneens bewaard gebleven. Ook uit deze periode is de Engelandhoeve, een voormalige tijkweverij en de verblijfplaats van de werknemers van een blekerij uit de omgeving. Gedurende bijna 100 jaar heeft het zuidelijke gedeelte van dit landschap een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de Turnhoutse blekerij-industrie. Het noordelijke heidegedeelte werd vermoedelijk tot aan de Tweede Wereldoorlog begraasd of gebrand. Van dan af kregen echter landbouw en recreatie meer en meer vat op het gebied. Ten behoeve van de landbouw werd het heidegebied volledig verkaveld en wat niet te nat of te arm was, werd omgezet in weiland. Een grootschalig landschap met restanten bosgebied en vooral open landbouwgebied is hiervan het resultaat. Verder werd in het gebied gejaagd, gevist en werd het venwater gebruikt voor het wassen van auto’s. Langsheen de oude en in onbruik geraakte spoorweg werd een fietspad aangelegd.
De laatste decennia zijn de negatieve impact van landbouw en recreatie sterk afgenomen, wat zich heeft vertaald in een toenemende rijkdom van fauna en flora. Het Turnhouts Vennengebied heeft, als mozaïek van aan natte condities gebonden vegetaties, die hier en daar worden doorbroken door vennencomplexen met een behoorlijke oppervlakte, een belangrijke natuurwetenschappelijke waarde. De grote vennencomplexen zijn een zeldzaam verschijnsel voor Vlaanderen en zelfs voor Europa. Doordat de ondergrond uit klei bestaat, zijn ze stabiel en weinig gevoelig voor verdroging en verzuring. Als gevolg daarvan, vertonen ze een zeer waardevolle water- en oevervegetatie. Samen met de omgevende heidevegetatietypes, relatief onverstoorde percelen nat grasland en boscomplexen, vormen deze open waters het ideale biotoop voor talrijke diersoorten, waarvan vooral de vogels, vlinders en libellen vermeldenswaardig zijn.
Dit gebied vertegenwoordigt een mooi voorbeeld van een, voor de Noorderkempen typisch, coulissenlandschap met een afwisseling van compartimenten bos en compartimenten weiland. Opvallend in het geheel zijn de vencomplexen die als het ware ‘gaten’ in het landschap vormen en op deze manier zorgen voor extra openheid en mooie zichten. De landschappelijk gevarieerde structuur, die wordt versterkt door een paar lichte verhevenheden in het verder vlakke landschap zorgen voor een esthetisch waardevol geheel. Verspreid voorkomend bouwkundig erfgoed, waaronder de garenblekerij ‘Boones Blijk’ en bijhorende kapel, de overblijfselen van blekerij Borghs uit 1826 en de Engelandhoeve dragen bij tot de historische waarde van dit landschap.
- Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.