Teksten van Wijngaardberg en het landbouwgebied tot aan de Parhof

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135080

Wijngaardberg en het landbouwgebied tot aan de Parhof ()

Het noordelijke deel van het Hageland vormt het overgangsgebied tussen de zand- en de leemstreek en wordt gekenmerkt door zuidwest-noordoost georiënteerde ijzerzandsteenruggen. Deze waren op het einde van de 18de eeuw nog grotendeels bebost. Op het grondgebied van Rotselaar, deelgemeente Wezemaal liggen aldus ongeveer evenwijdig: de Heikantberg, de Middelberg, de Eikelberg, de Wijngaardberg en de Beninksberg. De Wijngaardberg is wellicht de meest gave berg, vrijwel onaangetast door verkavelingen en weekendverblijven. Markante terreinovergangen, droogdalen of ‘grebben’ en taluds kenmerken het gebied. De Wijngaardberg telt ook talrijke holle wegen die als landschapselement in de gehele zuidelijke leemstreek geregeld voorkomen. Op de uitgesproken zuid- of noordgerichte hellingen vormen zich allerlei warmte- en droogteminnende grasland-, heide- en bosvegetaties.

Het gebied kan op basis van geomorfologie en landgebruik grofweg in twee worden gedeeld, het westelijk deel en het oostelijk deel. Deze twee delen kennen een eigen specifieke geschiedenis.

  • Westen: de eigenlijke Wijngaardberg
    • Meest westelijke puntje: windmolen en Heilig-Hartbeeld
    • Zuidhelling: wijngaard, fruitteelt
    • Noordhelling: geologie en bossen
    • Plateau: fruitteelt
  • Oosten: landbouwgebied

Fysische geografie

Over het ontstaan van de Diestiaanheuvels in het Hageland is al het één en ander gepubliceerd waarvan een overzicht wordt gegeven in een brochure over de Wijngaardberg (Dusar 2014), hieronder in grote lijnen overgenomen. De tot enkele jaren geleden algemeen geaccepteerde verklaring werd door Gullentops in 1957 gegeven (Gullentops 1957), het klassieke zandbankenmodel. In deze theorie gaat men er vanuit dat de heuvels ontstaan zijn als kustparallelle glauconietrijke zandbanken in de laat-Tertiaire Diestiaanzee. Toen de zee zich terugtrok in N-NO richting, en de zandbanken boven water kwamen te liggen, werd het glauconiet geoxideerd tot limoniet, de zandkorrels werden aan elkaar gekit tot harde en moeilijk erodeerbare zandbanken van ijzerzandsteen. De ijzerzandsteen of limonietlaag vormde een bescherming tegen erosie van het onderliggende zand en latere opheffing van het land en riviererosie hebben het ontstane reliëf verder benadrukt tot de huidige heuvelruggen. Deze theorie werd enkele jaren geleden echter in twijfel getrokken omdat bleek dat de ligging van de kustlijn niet overeenkomt met andere aanwezige structuren (voor volledige beschrijving van het ontstaan zie 'Diestiaanheuvels in het Hageland'). De kustlijn liep niet parallel aan de heuvels, maar stond er vrijwel dwars op. Er ontstond een nieuwe theorie die aanneemt dat het Diestiaanzand een insnijding opvulde in plaats van verhevenheden opbouwde. Recent isotopenonderzoek op glauconietkorrels in het Diestiaanzand (Vandenberghe 2014) heeft er voor gezorgd dat de ontstaansgeschiedenis van de heuvels kon worden herschreven. Deze theorie begint 10-12 miljoen jaar geleden. In een vlak en laaggelegen land zakte in het noordoosten van Limburg en aangrenzende gebieden van Duitsland en Nederland de aarde weg in een scheur in de aardkorst. In deze verzakking stroomde de rivier de Rijn. Vanuit het huidige Hageland waterden rivieren af naar deze rivier, met een vallei van een diepte van meer dan 100m. Deze vallei werd door de zeespiegelstijging rond 10 miljoen jaar geleden overspoeld en opgevuld door glauconiethoudend zeezand. Het zandtransport van west naar oost is in de huidige gesteentes nog te herkennen aan steile hellingen van stroomribbels in de oude groevewanden. Door de geleidelijke kanteling van het land (zakking van Nederland, opheffing van de Ardennen), ca. 8 miljoen jaar geleden, kwam de opgevulde riviervallei in reliëf te staan. Het opgeheven en droogliggende land werd onderhevig aan bodemvorming. De glauconietkorrels in het zand vielen uit elkaar tot elementaire kleideeltjes en ijzerhydroxiden. Deze deeltjes werden door neerzijgend water meegevoerd tot aan de grondwatertafel waar het ijzerhydroxide als limonietcement neersloeg tussen de zandkorrels. De ijzerzandsteenbanken vertegenwoordigen op die manier eigenlijk de verdichte inspoelingshorizonten. Later hebben tijdens de ijstijden en tussenijstijden de rivieren zich diep ingesneden en de zandlagen geërodeerd. De ijzerzandsteenbanken boden echter weerstand, waardoor de Hagelandse heuvels in reliëf zijn blijven staan. De steile hellingen zijn het gevolg van de beschermende steenkap op de top en het erosiegevoelige zand eronder. In noordelijke richting vormen droogdalen relicten van het glaciaal reliëf. Tijdens de laatste ijstijd werd het Diestiaan bedekt met niveo-eolisch (licht) zandleem. Op de bodemkaart wordt vrijwel het hele gebied getypeerd als een zandleembodem. Her en der komt een vlekje kleigrond voor, dit zijn kleigronden van het Diestiaan die afzonderlijke kopjes vormen en de ijzerzandsteenkap plaatselijk afzomen.

De heuvel helt af naar het oosten waar het reliëf vervlakt. De hellingen zijn hier minder steil en de heuvel is breder. Aan de zuidrand van het Hageland (Boutersem) neemt de dikte van de eolische leemlaag almaar toe zodanig dat het structureel reliëf van de Diestiaanheuvels topografisch vervaagt en geleidelijk overgaat in het Brabants leemplateau. Deze heuvelruggen die toponymisch meestal eindigen op het suffix “-berg” of “-bergen” zijn structurerende elementen in het landschap. Een reeks andere landschapskenmerken zijn geconditioneerd door deze specifieke reliëfvorm zoals het hydrografisch net, de identiek georiënteerde richting van de straatdorpen, de aanwezigheid van koepel- en hellingbossen, wijnteelt, het gebruik en het verbreidingsgebied van ijzerzandsteen als streekeigen bouwmateriaal, ...

Cultuurhistorisch landschap

Het tot op het einde van de 18de eeuw beboste gebied, was vanaf het begin van de Steentijd en de daarop volgende perioden bewoond. Getuigen hiervan zijn de talrijke archeologische prospectievondsten verspreid over de heuvel en de oostelijk gelegen akkers en velden. Zowel artefacten uit het Midden-Paleolithicum (boordschrabbers, Levallois-afslagen,...), het Mesolithicum (kernen, spitsen,...) en het Neolithicum zijn vertegenwoordigd. Gelijkaardige vondsten werden op de iets zuidelijker gelegen Benninksberg aangetroffen. Vondsten uit de Bronstijd daarentegen zijn schaars en beperken zich tot twee fragmenten van armbanden uit koper of een koperlegering. Uit latere perioden zijn geen vondsten gekend. Echte archeologische opgravingen op de Wijngaardberg werden tot nu toe niet uitgevoerd. In de noordelijker gelegen Demervallei daarentegen zijn meerdere en latere perioden vertegenwoordigd en heeft archeologisch onderzoek in de alluviale gebieden en beekdalen herhaaldelijk het grote archeologisch potentieel van deze gebieden aangetoond.

In het Hageland is de oriëntatie van de nederzettingen sterk bepaald door het reliëf en de hydrografie. Veel dorpen lopen parallel met de Diestiaanheuvels. Wezemaal ligt ten noordwesten aan de voet van de Wijngaardberg en is verbonden met Gelrode in het oosten door middel van enkele hoofdwegen die ten noorden en zuiden van de heuvelrug lopen. Langs de noordflank passeert de weg het straatgehucht Everveld, een kenmerkend dorpstype voor het Hageland en tot 1827 deel van Wezemaal. Op de Ferrariskaart wordt ten noorden de ‘Chemin de Louvain à Aerschot’ aangeduid, parallel met de weg naar Everveld en Gelderoy. Op het einde van de 18de eeuw wordt deze weg rechtgetrokken als hoofdverbindingsweg tussen Leuven en Aarschot en wordt het onderscheid tussen de Aarschotsesteenweg en de dorpsweg, de huidige Dunkerweg, nog duidelijker. Ten zuiden van de Wijngaardberg passeert de Kapellekensweg de 18de-eeuwse Onze-Lieve-Vrouw-van-Bijstandskapel met kapellinde die werd opgericht bij een kruispunt van vier wegen. Deze weg volgt het tracé langs de voet van de heuvel zoals te zien op de Villaretkaart. Op de topografische kaart van Vandermaelen en de Poppkaart staat hier ook ‘de Kleyn Linde Boom’ langs de kant van de weg, mogelijk als wegmarkering.

Op het einde van de 12de eeuw werd Wezemaal de bakermat van een adellijke familie, die zich naar het dorp noemde en uitgroeide tot één van de machtigste adelgeslachten in het hertogdom Brabant. De ‘berch’ van Wezemaal werd het privébezit van de heer: de heuvel was nagenoeg volledig met bos en heide begroeid, en diende op de eerste plaats wellicht als exclusief jachtterrein. Het was volgens een dorpsreglement uit 1548 de dorpelingen strikt verboden vee in de bossen van de heer te drijven. Het was evenmin toegestaan om heide te maaien, noch in het ‘groot houdt’, noch in het ‘cleyn houdt’. Volgens een bron uit 1687 bestond een groot deel van de bossen uit “slecht bossch ende gewasch”, en groeide er alleen heide en hout van slechte kwaliteit (Natuurpunt Oost-Brabant, 2014).

IJzerzandsteenontginning

Op de Wijngaardberg zijn een aantal locaties waar het ijzerzandsteen goed waarneembaar is. Dit zijn in de eerste plaats de verschillende groeves gelegen langs de bovenste rand van de heuvelrug. Hier is het ijzerzandsteenpakket het dikst en compact. Tot halverwege de 19de eeuw was de hertog d’Ursel de grootste grondbezitter in Wezemaal. Tot zijn bezittingen behoorde de Wijngaardberg, met inbegrip van de steengroeven die daar lagen (Van Driessche, 2016). De roestbruine ijzerzandsteen werd al sinds de 11de eeuw gebruikt voor de bouw van kerken en monumentale gebouwen uit de streek zoals voor de vroeg-Romaanse kerktoren van Rotselaar. Ook de Sint-Martinuskerk in het centrum van Wezemaal is grotendeels opgebouwd uit op de Wijngaardberg ontgonnen ijzerzandsteen.

Er zijn in totaal drie ijzerzandsteengroeven op de Wijngaardberg gelegen. Een op de zuidelijke helling en twee op de noordelijke. In 1441, meteen de oudst gekende vermelding van een Wezemaalse steengroeve, is er sprake van de “putte” waaruit de heer steen liet trekken: waarschijnlijk de later zo geheten ‘Duivelsput’. De naam van deze groeve wijst op het geheimzinnig karakter van de plaats en refereert ook aan het potentieel gevaar van de steile wanden. Vanaf de 15de eeuw wordt melding gemaakt van de steengroeve van de heer, die in 1484 materiaal leverde voor de kerk, en waaruit in 1613 de steen werd geleverd voor de nieuwe gewelfribben van het zuidelijk transept. Nog in 1829 leverde de groeve van de hertog van Ursel (telg van de laatste adellijke familie die de baronie Wezemaal in bezit had tot aan de Franse Revolutie) ijzerzandsteen voor de pastorie. Het gaat hier om de grote steengroeve aan de top van de zuidflank van de Wijngaardberg. Op sommige plaatsen in de uitgehakte wanden zijn nog merktekens te zien van het steenhouwersbedrijf. Achter de westelijke kop van de berg met daarop het Heilig-Hartbeeld lag een derde groeve: die groeve werd in 1961 zelfs heropend voor de grootscheepse restauratie van de kerk (1960-1964). In deze groeve zijn de versteende stroomribbels nog goed zichtbaar (Natuurpunt Oost-Brabant, 2014). De oude groevewanden waren tijdens de ontginning vlak gehouwen maar zijn nu verweerd door de tand des tijds. Nu is er ook een duidelijk onderscheid tussen de ijzerrijke uitspringende banken en de erosiegevoelige zandige lagen die zijn uitgesleten.

Ook in een aantal holle wegen werd lokaal ijzerzandsteen ontgonnen. In de Parhofstraat (Gelrode) is het ijzerzandsteen nog duidelijk zichtbaar in de wanden van de holle weg. Deze weg wordt op de 19de-eeuwse Poppkaart reeds aangeduid als ‘Holle straat’. Holle wegen in de buurt van de steengroeven komen vaak voor en zijn ontstaan door het af en aan rijden van wagens gedurende decennia. Van op de Aarschotsesteenweg loopt een onverharde holle weg naar een van de steengroeves vlakbij het Heilig Hart beeld. Omdat deze holle weg in verbinding stond met de groeve werd hij vermoedelijk frequent gebruikt voor het transport van het ontgonnen materiaal.

Wijngaardberg

De Wijngaardberg is gelegen in het westelijk deel van het gebied en wordt gekenmerkt door steile hellingen. Tot op heden liggen deze gronden onder bos. Veelal gaat het om een productiebos van gemengd bos of loofbos met een aantal beukenbossen. Op historische kaarten zoals de kaart van Villaret (1745-1748) en de Kabinetskaart van de Ferraris is te zien dat deze heuvel net als een groot deel van het huidige landbouwgebied ten oosten van de berg (vrijwel) volledig begroeid was met bos. De berg werd toen aangeduid als ‘Mont de Wesmael’ naar het nabijgelegen dorp. De noordelijke hellingen waren omwille van hun oriëntatie minder interessant voor andere teelten zoals wijngaarden of boomgaarden. Bovendien was het reliëf hier sterk versneden door de droge dalen. Dat een groot deel in eigendom was van de familie d’Ursel heeft er ongetwijfeld mee voor gezorgd dat de bossen hier tot het begin van de 19de eeuw intact bleven. In de 19de en het begin van de 20ste eeuw werd er wel aan hakhoutbeheer gedaan, op sommige plaatsen zo drastisch dat grote open plekken ontstonden die zich tot heidegebiedjes ontwikkelden. (Natuurpunt Oost-Brabant, 2014)

De noordelijke helling kenmerkt zich door de aanwezigheid van vele droogdalen, ontstaan tijdens (inter)glacialen. De droogdalen zijn nu enkel periodiek watervoerend bij grote neerslag en voeren het overtollige water af naar de Winge. Veel van deze droogdalen werden ook gebruikt om wegen in aan te leggen als verbinding tussen de nederzettingen aan de voet van de heuvel en de hoger liggende landbouwgronden. Deze holle wegen lopen dwars de helling op en vormden zo de kortste route naar boven. Een aantal van deze wegen geraakte sinds de tweede helft van de 20ste eeuw in onbruik door de aanleg van andere passages zodat ze nu minder herkenbaar zijn in het bos.

Op het meest westelijke puntje van de Wijngaardberg liet de heer van Wezemaal een windmolen bouwen. Daarom stond de Wijngaardberg tot het begin van de 19de eeuw ook bekend als de Molenberg. De houten staakmolen is zichtbaar in het album De Croÿ van 1598 en het Kaartboek van de abdij van Averbode uit 1650-1680 maar bestond vermoedelijk al in de 15de eeuw. De molen lag op een halve kilometer ten noorden van de kerk van Wezemaal, vlakbij het centrum van de agrarische gemeenschap, waar hij van een uitstekende windvang genoot. Op historische kaarten is te zien dat het zuidwesten (de heersende windrichting) van de molen vrij was van bomen, wellicht om de windvang veilig te stellen. In de toelichting van de bodemkaart wordt beschreven dat de heuvels grotendeels bedekt waren door schaarhout, dit zijn hakhoutbossen die niet zo hoog werden als het huidige bos, waardoor het minder invloed had op de windvang rondom de molen. Op de helling lagen kleine akkertjes. De windmolen bleef tot de Eerste Wereldoorlog in eigendom van de familie d’Ursel en de landbouwers in de omgeving waren verplicht hier hun graan te malen. Om het graan vanuit Wezemaal naar de molen op de top van de berg te voeren, maakten de boeren gebruik van enkele (holle) wegen ten noorden en ten zuiden van de molen. In de Eerste Wereldoorlog werd de molen vernietigd om te vermijden dat het Duitse leger hier een strategische uitkijkpost zou inrichten. De pastoor van Wezemaal plaatste hier na de oorlog een monumentaal Heilig-Hartbeeld dat van in de ruime omgeving, met name vanaf de Aarschotsesteenweg in het westen, zichtbaar was. Door de toegenomen hoge bomen is het beeld minder goed zichtbaar geworden. Het wandelpad Naar ’t Heilig Hart leidt de berg op tot bij het beeld (Minnen, 2011). Langs de rondweg onder de molen (zuid naar noord) is een grensmarkering bewaard gebleven. Hier zijn verschillende natuurstenen paaltjes te zien die een eigendom markeren, het is niet zeker wel eigendom dit is. De molenaarswoning is wel bewaard gebleven, in de tuin van deze woning is een replica (1:5) van de molen opgesteld.

Wijnteelt

De oudste sporen van druiventeelt in Oost-Brabant treft men aan in Leuven in de 12de eeuw. Het gaat meestal om wijngaarden in eigendom van kerkelijke instellingen die er miswijn van maakten. Hoewel er in de literatuur gespeculeerd wordt over de aanwezigheid van wijngaarden in Wezemaal in de 13de eeuw, is hiervoor zo goed als geen bewijs (Avermaete, 1999). Zeker niet als het gaat om de huidige Wijngaardberg, die tot de 19de eeuw de Molenberg werd genoemd. De enige wijngaarden in de nabijheid bestonden uit één tegen de zuidelijke flank van de Middelberg en één niet ver van de molen, dus vlak onder het huidige Heilig-Hartbeeld en behoorden toe aan het heerlijke domein. Tegen het einde van de 16de eeuw waren deze wijngaarden verdwenen. Op twee 16de-eeuwse kaarten van het gebied wordt op de Wijngaardberg niets dan bossen, waarschijnlijk bestaande uit hakhout, afgebeeld (Minnen 1985).

Het is pas na 1800 dat de benaming Wijngaardberg in documenten voorkomt. De Kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) maakt er nog geen melding van. De wijnteelt op de Wijngaardberg kent zijn eigenlijke opkomst in het begin van de 19de eeuw en heeft maar heel kort geduurd. Kort voor 1814 kreeg de Oudenaardse J.F. Audoor van de hertog Ursel toestemming om een wijngaard aan te leggen op de berg die sindsdien de Wijngaardberg heet (Avermaete 1999). De wijnbouw werd toevertrouwd aan een wijngaardeniersgezin uit Hoei dat Audoor naar Wezemaal liet overkomen. De zuidhelling van de Wijngaardberg werd gekozen vanwege zijn oriëntatie die zorgde voor een warmer microklimaat en de ondergrond die zeer geschikt bleek voor wijnteelt. In 1814 werden er over een lengte van 1,5 kilometer ongeveer 2000 wijnstokken aangeplant, afkomstig uit de bekende Franse streken als de Champagne, Beaune en Bourgogne. Voor de aanleg van de wijngaard werden dennenstaken en iepen gebruikt. Aan de onderzijde van de wijngaard werden een aarden wal en een acaciahaag aangelegd, hiervoor werd het tracé van een weg aangepast. De wijngaard werd uiteindelijk 32 ha groot. Pas nu kreeg de ‘berg’ zijn huidige naam: Wijngaardberg.

De betekenis van de wijngaard was niet zozeer landbouwkundig, maar had vooral ook een politieke betekenis. De wijngaard werd bijvoorbeeld door Koning Willem I voor 30 jaar vrijgesteld van belastingen. De bedoeling van de koning was om zich zo te distantiëren van Frankrijk en aan te tonen dat het jonge Koninkrijk der Verenigde Nederlanden zelfstandig kon zijn, ook op het gebied van wijnproductie. Het was één van de noordelijkste plaatsen waar wijn geproduceerd werd. Er was in Wezemaal, aan de voet van de berg, een wijnpers aanwezig. Tot de jaren 1830 of begin jaren 1840 was de wijnteelt nog bloeiend. Waarom er midden jaren 1840 een punt achter werd gezet is onduidelijk, mogelijk eindigde de wijnteelt met het overlijden van Audoor kort na 1834. In de landbouwtellingen komt vanaf 1847 geen melding meer voor van wijnteelt. De wijnstokken werden in dezelfde periode verkocht, onder andere aan de abdij van Westmalle die in 1847 1000 stokken kocht en in 1851 2700. De wijngaard heeft dan ongeveer 30 jaar bestaan.

De wijnmuur

Over de wijnmuur gelegen bovenop de Wijngaardberg is ook het één en ander geschreven, waarin diverse theorieën naar voren komen. Het is zeer waarschijnlijk dat de muur ook pas is gebouwd ten tijde van de aanleg van de wijngaard begin 19de eeuw. Reeds in 1825 en 1826 werd er geïnvesteerd in de verdere bouw en herstelling van de muur, dit betekent dat een deel van de muur hiervoor werd gebouwd en wellicht niet heel stevig was. Op historische kaarten is de muur pas vanaf 1845 afgebeeld (Atlas der Buurtwegen). Volgens een getuige die stierf rond 1963 werd de muur tijdens de wintermaanden gebouwd door de inwoners van Wezemaal. Deze indrukwekkende muur werd gebouwd op de perceelgrens en de scheidingslijn tussen het bos op het plateau en de wijngaard. De percelen waren eigendom van de hertog d’Ursel. De muur heeft een totale lengte van 1546 meter. De stenen gebruikt voor de muur worden verondersteld afkomstig te zijn uit de terrassen die werden aangelegd voor de aanleg van de wijngaard. Met de vrijgekomen ijzerzandsteenschollen werd op de rand van het plateau de fameuze ‘stenen muur’ aangelegd, die toen veel hoger was dan vandaag. Het volume noodzakelijk voor de bouw van de muur zou hiermee overeenstemmen. Een andere verklaring is dat de terrassen pas aangelegd werden voor de perzikenteelt in de 20ste eeuw. In Wezemaal begon de perzikenteelt rond 1920. In functie van deze teelt zouden in 1946 een reeks terrassen zijn aangelegd (mondelinge info Marc Elsen). In dat geval kunnen de stenen ook vrij zijn gekomen bij de aanleg van de wijngaard.

De reden waarom deze muur werd gebouwd is niet helemaal zeker. Er zijn twee theorieën die plausibel zijn. Volgens een getuige die in de jaren 1830 of begin 1840 enkele dagen in Wezemaal vertoefde was de muur bedoeld om bescherming te bieden tegen koude noordelijke winden. Deze getuige komt uit de periode dat de wijngaard nog in gebruikt was en is daarom waardevol. Wel blijft het twijfelachtig waarom aan de noordzijde beschutting nodig was. De heuvel zelf biedt immers ook al bescherming. Volgens deze getuige ontstonden er spontane stapels steenafval bij het bewerken van de ontgonnen stenen in de groeve. Deze opstapeling van kapafval werd geleidelijk aan uitgebreid tot een volledige muur. Dit zou verklaren waarom een deel van de muur opgetrokken is uit bewerkt (afval)materiaal en een deel ten oosten van de groeve uit zuivere schollen. Een andere reden kan zijn dat de muur bescherming moest bieden tegen dieren die in het bos ten noorden van de wijngaard leefden of tegen de grazende schapen van de omringende dorpen? Op dat vlak is er gelijkenis met de wijnmuren in de omgeving van Hoei. De wijngaardier die aangetrokken was om in Wezemaal te werken was uit deze regio afkomstig. Wat tegenstrijdig is aan deze theorie is dat de rest van de wijngaard niet volledig omgeven was door een muur, hoewel in het zuiden wel een dam werd aangelegd met een acaciahaag erop.

De muur had oorspronkelijk waarschijnlijk een hoogte van 2 meter en een breedte van 1.7 meter en is opgebouwd uit los op elkaar gestapelde schollen ijzerzandsteen. De stabiliteit van de muur wordt gewaarborgd door de bewonderenswaardige wijze waarop de stenen in elkaar werden gepast. De buitenste wanden van de muur zijn min of meer vlak afgewerkt, wellicht werden deze stenen bewerkt zodat ze een rechte zijkant verkregen. Constructies van losse gestapelde stenen van die omvang in Vlaanderen zijn niet bekend, stapelbouw is immers zeer zeldzaam in onze gewesten. De laatste eeuw is er echter verval ingetreden. De stenen werden weggenomen om te gebruiken in andere gebouwen zoals woningen of schuren. Sommige delen zijn volledig afgebroken, op andere plaatsen heeft de muur nog een hoogte van 1-1,5 meter. Op één plaats is een vrijwilliger op zijn eigen grond gestart met het herbouwen van de muur. Dit project laat zien dat de bouw van de muur een omvangrijke onderneming moet zijn geweest en dat dit een immens aantal werkuren moet gekost hebben.

Na de wijngaard

Na de rooi van de wijngaard werden op de zuidelijke helling aanvankelijk dennenbomen aangeplant. Door zijn ondergrond en naar de zon gerichte zuidhelling bood de Wijngaardberg in de 20ste eeuw echter nieuwe agrarische mogelijkheden. Op zoek naar reconversiemogelijkheden voor het traditionele intensieve, te kleine gemengde landbouwbedrijf in het Hageland, bleek de flank van de Wijngaardberg uiterst geschikt voor steenvruchtenbomen zoals pruimen en perziken. De dennenbomen werden gerooid en na de Eerste Wereldoorlog kende de perzikenteelt een sterke opkomst in de streek (Peeters 2005). In Wezemaal promootte Victor (Torre) Verlinden de perzikenteelt, hij was de eerste die hier grond kocht (8ha) op de helling en een boomgaard aanlegde. De hellingen waren zeer geschikt omdat de arme en stenige grond voor een goede opbrengst zorgde en na een zonnige dag de warmte vasthield en s ’nachts bleef afgeven. Al snel werd zijn voorbeeld gevolgd omdat het een lucratieve handel was. De gronden die normaal weinig waarde hadden werden plots veel bruikbaarder en leverden veel meer geld op. Verlinden kreeg in de jaren 1950-1970 verschillende medailles en prijzen voor zijn beroepskennis en fruit. Wezemaal was hierin de pionier, op de andere ijzerzandsteenheuvels werd het voorbeeld vanaf de jaren 1930 gevolgd. Vele “nutteloze” bossen maakten plaats voor boomgaarden. Voor de Wijngaardberg was dit het geval voor de zuidhelling, maar ook het plateau bovenop de berg werd volledig gerooid en omgezet in boomgaarden. Deze ontginningen op de Wijngaardberg vonden pas vrij laat plaats in de jaren 1950. Ook het huidige landbouwgebied ten oosten van de berg sluit hierbij aan met vele boomgaarden, al blijven hier ook nog akkers aanwezig. Het hoogtepunt van de perzikenteelt lag in de periode direct na de Tweede Wereldoorlog. Een publicatie uit 1958 (Bodemkaart) vermeldt dat “de perzikenteelt als de voornaamste factor van de huidige welstand kan beschouwd worden”. Twintig jaar laten was het hoogtepunt alweer voorbij en nam de concurrentie toe. Op sommige plaatsen bleven boomgaarden behouden, maar werd overgeschakeld op laagstam appelen. Europese subsidies om oude boomgaarden te rooien betekenden praktisch het einde voor deze teelt. Enige uitzondering vormt het plateau dat grotendeels in gebruik bleef voor fruitteelt. Ook hier werd in de jaren 1970 een groot deel van de verwaarloosde hoogstamboomgaarden omgezet naar laagstam. De hellingen zijn tegenwoordig grotendeels in beheer als natuurgebied met enkele kleine stukjes heraangeplante wijngaarden.

Landbouwgronden ten oosten van de Wijngaardberg

Het oostelijk deel van het gebied ligt een stuk minder verheven dan het westelijk en kent een uitgesproken landbouwkarakter. Opvallend zijn de verschillende noord-zuid georiënteerde holle wegen die het gebied doorsnijden.

Op de Villaretkaart en Kabinetskaart van de Ferraris (18de eeuw) bestaat het landgebruik overwegend uit akkercomplexen in het noordelijk deel nabij Gelrode en bossen en heide op de gronden verder van de dorpen. Binnen de akkercomplexen komen oost-west georrienteerde houtkanten op steilranden voor. Deze hadden een functie in de erosiebestreiding op deze lichte hellingen. De bossen zijn geclusterd rond natuurlijke verschijnselen zoals een diep ingesneden droog dal. Deze boscomplexen bestonden waarschijnlijk uit schaarhout of hakhout en hadden een eerder open karakter waartussen ook schrale heidevegetatie groeide en waar de dieren werden geweid. Deze gronden werden gemeenschappelijk gebruikt door de bewoners van Gelrode. Vanuit het dorp leiden meerdere parallelle wegen de heuvelflank op. Deze wegen vormden de verbinding tussen de bewoning in het dorp en de gemene heide en (schaarhout)bossen. De wegen doorsneden eerst een akkergebied rond de bebouwing en kwamen daarna op het plateau uit op de meer woeste gronden. Ten gevolge van het intensief gebruik geraakten deze wegen sterk geërodeerd en kregen ze het karakter van een holle weg. Een voorbeeld is de ‘Groenen Weg’ die al in de 16de eeuw vermeld wordt. Het betreft een heerdgang toponiem en wijst op het bestaan van gemene gronden. Ook Klarenbos was een gemene weide en hier zijn nog steeds percelen in eigendom van de gemeente getuige de Gemeentebosweg. Het principe van de heerdgang dooft uit rond 1700.

Op de Villaretkaart en de Kabinetskaart van de Ferraris zijn de holle wegen duidelijk afgebeeld. Deze wegen maken deel uit van een uitgebreid netwerk van onverharde wegen, paden en voetwegen die tot in de 20ste eeuw actief werden gebruikt voor het grootste deel van de verplaatsingen op lokaal niveau. Sommige holle wegen zijn ondertussen verhard met asfalt zoals de Donkerstraat die door het grote hoogteverschil op korte afstand diep is ingesneden. Deze holle weg is afgebeeld op de kaart van Villaret (1745-1748) als toegangsweg vanuit Gelrode tot het uitgestrekte akkercomplex ten zuiden van het dorp. Ook de Waterloosstraat is over de volledige lengte verhard maar deels diep ingesneden in de noordelijke flank van de Wijngaardberg. Deze weg deed dienst als verbindingsweg tussen de gehuchten Vlasselaar en Gelrode, respectievelijk ten zuiden en ten noorden van de Wijngaardberg. De weg liep dwars over de akkers en kruiste het bos op de ‘Wezemaalseberg’ om uit te komen op de uitgestrekte akkers rondom Vlasselaar. In het uiterste oosten liggen nog een aantal onverharde wegen die hun oorspronkelijk uitzicht behouden hebben zoals de Parhofstraat, een holle weg die afhelt naar de Holsbeeksesteenweg. Ook het Waterloospad is door het grote hoogteverschil op korte afstand diep ingesneden. Deze holle weg vormde een belangrijke doorgang van de noordelijke flank naar de zuidelijke flank van de Wijngaardberg. Op de kaart van Vandermaelen is het areaal bos al afgenomen en overwegen de akkers, heide is niet meer weergegeven. Net ten zuiden van Gelrode, aan de rand van het dorp, stond toen op de Hondsheuvel een windmolen De Moedermeule. Deze houten windmolen werd in 1830 vanuit Mechelen naar hier overgebracht en deed dienst als graanmolen. Het grondgebruik blijft hier lange tijd ongewijzigd. Een grote landschappelijke verandering kwam pas na de Tweede Wereldoorlog wanneer het areaal hoogstamboomgaard snel toenam. In dit gebied maakten boomgaarden meer dan de helft van het landgebruik uit rond 1960, de overige percelen bleven in gebruik als akker. In het huidige landschap zijn nog slechts enkele (laagstam)boomgaarden aanwezig en overheersen de akkers weer. De bossen zijn gereduceerd tot kleine stroken rond holle wegen en in het droogdal.

Huidig landschap

In het huidige landschap zijn de hellingen van de Wijngaardberg voornamelijk ingenomen door bossen. Op de noordhelling worden de laatste jaren percelen vrij gekapt waardoor de heidevegetatie zich kan herstellen. Op de zuidhelling komt veel gaspeldoorn voor, dit is een Atlantische soort die normaal wordt aangetroffen in zuidelijke landen op plaatsen die ook geschikt zijn voor wijnteelt.

Het plateau van de Wijngaardberg bestaat volledig uit een intensieve laagstamfruitteelt. Hiervoor is een rechtlijnig raster van wegen aangelegd om de boomgaarden te bereiken met tractoren en ander materiaal. Meer naar het oosten wordt de fruitteelt gefragmenteerd en is er meer afwisseling met akkers. In het uiterste oosten op de uitlopers van de heuvel overwegen de akkers. Hier zijn nog verschillende steilranden behouden met hakhout. In sommige gevallen worden de verdwenen houtkanten terug aangeplant in het kader van erosiebestreiding.

Het gebied is grotendeels vrij van bebouwing. In de omgeving van het gehucht Klarenbos is een verspreide bebouwing aanwezig die dateert uit het midden en einde van de 20ste eeuw. In het bos ten zuiden van Klarenbos zijn ook enkele recreatiewoningen ingeplant in dezelfde periode. Op andere bergen in de omgeving (bijvoorbeeld de Middelberg) is het aandeel bebouwing veel groter en neemt het vrijwel de gehele berg in. In het geval van de Wijngaardberg is dit tot een minimum beperkt gebleven.

De wijnteelt kent sinds de eeuwwisseling een nieuwe opkomst in het gebied. Vanaf de jaren 1970 begon de Hagelandse wijnbouw aan een comeback, die in Wezemaal leidde tot de vzw De Steenen Muur en de aanplanting van enkele nieuwe wijngaarden op de zuidflank van de Wijngaardberg. Deze druiven, en die van andere Hagelandse wijndomeinen, worden geperst en verwerkt tot wijn in de kelders van het voormalige gemeentehuis van Wezemaal. In het ‘bezoekerscentrum van de Hagelandse wijn’ kan men informatie krijgen over de wijnteelt in het Hageland en de producten kopen. Op deze manier blijft de traditie van wijnteelt op de Wijngaardberg levend.

Verschillende holle wegen hebben hun oorspronkelijk onverhard karakter weten te behouden en kennen nog een recreatief gebruik (fietsers, wandelaars). Na een lange periode van onbruik werden recent ook veel holle wegen in ere hersteld. Veel van deze wegen worden vandaag gekenmerkt door al dan niet steile taluds, vaak beplant met hakhout. Ten oosten van de Wijngaardberg is een aantal holle wegen geasfalteerd en opgenomen in het autowegennet. Deze holle wegen maakten deel uit van het historisch netwerk aan onverharde wegen dat de cultuurgronden en grondstoffen op de Wijngaardberg verbond met de nederzettingen aan de voet van de heuvel.

Natuurwaarde

De hellingsgraad van de Wijngaardberg is relatief scherp, gemiddeld zo’n 45 graden. Dit resulteert in een uitgesproken zon beschenen zuidhelling waar de zon een groot deel van het jaar loodrecht op schijnt. De donkere roestbruine ijzerzandsteen bevordert nog het warme microklimaat door absorptie van warmte overdag en het langzaam vrij geven ervan ’s nachts. Dit vormt een ideale habitat voor een aantal thermofiele soorten zoals de levendbarende hagedis. De Wijngaardberg herbergt ook een rijke variatie aan planten, waaronder blauwe bosbes, gaspeldoorn, tormentil, struikhei, gewone dophei, grasklokje, dubbelloof, mannetjesereprijs, blauwe knoop en liggende vleugeltjesbloem.

IJzerzandsteen wordt afgewisseld met grof zand en meer kleiige plekken wat voor verschillen in de waterhuishouding zorgt op korte afstand. Op veel plaatsen is het ijzergehalte van de bodem zeer hoog en dit geeft veel variatie in de bodemchemie. Op de meer schaduwrijke noordhelling is het een groot deel van het jaar kouder en vochtiger. Soorten die elders nabij de waterkant staan zoals dopheide, grote wolfsklauw en dubbelloof kunnen hier tot bovenaan de helling groeien.

In 1989 startte Natuurpunt met natuurbeheer op de flanken van de Wijngaardberg. Het beheer bestaat vooral uit het creëren van open plekken in het bos. Door kappen, maaien en begrazen worden open plekken vrij van houtopslag gehouden. Door begrazing ontstaat op de hellingen een afwisseling van open plekken, heide en struiken, Door dit volgehouden beheer komen de reliëfvormen van de hellingen weer aan het licht, zoals de holle wegen en de V-dalen van de winterbeken, de zogenaamde ‘grebben’.

Op en langs de Wijngaardberg en ook in het oostelijke landbouwgebied komen talloze holle wegen voor die worden gekenmerkt door een gevarieerde beplanting op de taluds, vaak gemengd hakhout met soorten zoals hazelaar, robinia en esdoorn. Ook het diep ingesneden droogdal tussen de Donkerstraat en Parhofstraat heeft een natuurwaarde, hier kwam tot voorheen nog heidevegetatie voor die mogelijk kan herstellen. Tegenwoordig wordt het gekenmerkt door eikenbos en jonge naaldbomenplantages.

  • Carte topographique de la partie de la Belgique comprise entre Gand et Tournay, Maestricht et Liège, levée par Villaret, Ingénieur du Roi, 1745-1748, Institut National de l’Information Géographique et Forestière-Saint-Mandé (France), CH 292, schaal 1:14.400.
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven in 1845-1855, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven in 1846-1854, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Eerste editie, Krijgsdepot, uitgegeven in 1865-1880, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1889-1900, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1928-1950, schaal 1:20.000.
  • Atlas van de Buurtwegen, opgesteld naar aanleiding van de wet op de buurtwegen van 10 april 1841, schaal 1:2.500 (overzichtsplannen schaal 1:10.000).
  • AVERMAETE T. et al. 1999: De wijnmuur van Wezemaal, unieke getuige van een wijnbouwproject uit de vroege 19de eeuw, M&L 18/4, 41-64.
  • CEULEMANS T., HERSSENS V. & HONNAY O. 2015: De Wijngaardberg, Een evaluatie van de knelpunten voor natuurbehoud, KU Leuven, 92.
  • DUSAR M., 2014 in: REGIONALE VERENINGING NATUURPUNT OOST-BRABANT, 2014: Natuur en Landschap, De Wijngaardberg in Wezemaal, een erfgoed- en natuurmonument van Europees belang, Bijdragen symposium 5 oktober 2014, Wezemaal, 4-7.
  • GULLENTOPS F; 1957: L’origine des collines du Hageland, Bulletin Société
  • Belge de Géologie, LXVI, 81-85.
  • MINNEN B. 1993: Het hertogdom Aarschot onder Karel van Croy (1595-1612). Kadasters en gezichten, Brussel, 1993.
  • MINNEN B. (red.) 2011: De Sint-Martinuskerk van Wezemaal en de cultus van Sint-Job 1000-2000, Averbode:Altiora.
  • MINNEN B. 2016: IJzerzandsteen als band. Datering van de wijnmuur in Wezemaal en oorsprong van de Walenstraat en Heirbaan in Rotselaar, Haachts Oudheid- en Geschiedkundig Tijdschrift, 31/3, 227-239.
  • PEETERS L. 2005: Hagelandse perziken, Proefschrift aangeboden als onderdeel van de examenproef van de gidsencursus regio Hagenland.
  • REGIONALE VERENINGING NATUURPUNT OOST-BRABANT, 2014: Natuur en Landschap, De Wijngaardberg in Wezemaal, een erfgoed- en natuurmonument van Europees belang, Bijdragen symposium 5 oktober 2014, Wezemaal, 24.
  • VANDENBERGHE N. et al. 2014: The implications of K-Ar glauconite dating of the Diest Formation on the paleogeography of the Upper Miocene in Belgium, Geologica Belgica 17/2, 161-174.
  • VAN DRIESSCHE T. 2016: ‘van goeden koerliken Rotcelaerstene wel ende reynlic ghehouwen’. Winning en toepassing van Diestiaanijzerzandsteen in het Hageland van de middeleeuwen tot de 20ste eeuw, Relicta, Archeologie, Monumenten- en landschapsonderzoek in Vlaanderen, 13, 7-124.
  • DE HAAN A., VERDURMEN I., 2017: Terreinbezoeken Wijngaardberg en omgeving 18/05/2017 en 24/05/2017 (samen met Jan Van Ormelingen en Luc Vervoort).
  • Informatie verkregen van Willy Bollens (maart 2017).
  • Informatie verkregen van Marc Elsen (mei 2017 en januari 2021).
  • Informatie verkregen van Luc Vervoort (maart 2017).

Auteurs:  de Haan, Aukje; Verdurmen, Inge
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: de Haan A. & Verdurmen I. 2017: Wijngaardberg en het landbouwgebied tot aan de Parhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203856 (geraadpleegd op ).


Diestiaanruggen te Wezemaal (Landschapsatlas 2001) ()

Het noordelijke deel van het Hageland wordt gekenmerkt door zuidwest-noordoost georiënteerde Diestiaanruggen. Deze waren op het einde van de 18de eeuw nog grotendeels bebost. Op het grondgebied van Rotselaar, Wezemaal liggen aldus ongeveer evenwijdig: de Heikantberg, de Middelberg, de Eikelberg, de Wijngaardberg en de Benninksberg. Wijngaardberg en Benninksberg worden van elkaar gescheiden door de autosnelweg E314 die in het dal tussen beide ruggen gelegen is.

Markante terreinovergangen, holle wegen en taluds kenmerken het gebied. De oudste sporen van druiventeelt in Oost-Brabant treft men aan in Leuven in de 12de eeuw. De heren van Wezemaal en Rotselaar schonken in de 13de eeuw enkele soms pas aangelegde wijngaarden aan de cisterciënzerinnenabdij van Vrouwenpark te Rotselaar. Vanaf het einde van de 13de eeuw en vooral in de 14de eeuw kende de teelt in het Hageland een snelle uitbreiding. Oorlogen, de demografische en economische crisis, strenge winters, slechte oogsten en de stijgende invoer van Franse en Rijnlandse wijnen deden in de 15de en 16de eeuw de productie sterk verminderen. Enkel op de zuidhellingen van ondermeer de Voortberg te Testelt en de Wijngaardberg te Wezemaal overleefde de wijnbouw langer. Het is pas na 1800 dat de benaming Wijngaardberg in documenten voorkomt. De kaart van de Ferraris (1770-1778) maakt er nog geen melding van. In het begin van de 19de eeuw kende de wijnteelt op de Wijngaardberg een heropleving: in 1817 waren al 6 ha opnieuw aangelegd. Het is vermoedelijk ook in die periode dat de ongeveer 3 km lange 'wijnmuur' aangelegd werd met brokken Diestiaan-ijzerzandsteen, die vermoedelijk op de zuidelijke helling van de berg ontgonnen werd. De wijngaard werd uiteindelijk 32 ha groot, maar geraakte na 30 jaar in verval: geregeld werden grote aantallen wijnstokken verkocht. Omstreeks 1860 was er van de wijngaard geen spoor meer te bekennen, bepaalde percelen waren met naaldhout beplant. In de omgeving komen nog relicten van hoogstamboomgaarden voor.

De Wezemaalse wijnbouw kreeg ook een politieke betekenis: koning Willem I moedigde na de Franse nederlaag in Waterloo de wijnbouw in het jonge koninkrijk der Nederlanden aan. De Wijnmuur heeft heden nog een lengte van 1546 m, hij is meestal ongeveer 1,5 m hoog, soms echter 2 m met een breedte van 1,7 m. Op veel plaatsen werden intussen stenen afgevoerd zodat aldaar de muur nog minder dan één meter hoog is. De stabiliteit van de muur wordt gewaarborgd door de bewonderenswaardige wijze waarop de stenen in mekaar werden gepast. Constructies van losse gestapelde stenen van die omvang in Vlaanderen zijn niet bekend, stapelbouw is immers zeer zeldzaam in onze gewesten. De Wijnmuur is een belangrijk materieel relict van de wijncultuur in het Hageland, waarvan de betekenis nog onvoldoende werd doorgrond. Moest deze muur dienen om de wijngaarden te beschermen tegen de gure noordenwind of was het een afweermiddel tegen dieren uit een hoger gelegen bos? Op de westelijke punt van de Wijngaardberg staat een monumentaal Heilig-Hartbeeld.

  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.

Bron: Ankerplaats 'Diestiaanruggen te Wezemaal'. Landschapsatlas, A20014, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2001: Wijngaardberg en het landbouwgebied tot aan de Parhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/162415 (geraadpleegd op ).