De abdij van ‘t Park ligt ten zuidoosten van Leuven in de vallei van de Molenbeek. Deze historische site, de abdij, de watermolen, de bijgebouwen en de vijvers zijn nagenoeg ongewijzigd de laatste 230 jaar. Aan de noordzijde ligt het domein in de vork tussen twee spoorlijnen. Ten zuiden van de vijvers ligt de heuvelrug, Pietersberg, een agrarisch gebied doorsneden door een aantal holle wegen. Dit gebied wordt ingesloten door de Geldenaakse baan en de expresweg van Grauwmeer naar De Mol aan de steenweg Leuven-Tienen. Ten zuiden van de Parkabdij liggen de terreinen van het Sint-Albertuscollege met aanpalend klooster en park.
Het 43 ha grote abdijdomein is in zijn huidige vorm het laatste overblijfsel van de schenking, bestaande uit woeste gronden en bossen, die hertog Godfried met de Baard in 1129 deed aan de norbertijnen. Onmiddellijk na de stichting van de Premonstratenzerabdij begonnen de religieuzen met de ontginning van het verkregen land. Op de lager gelegen stukken langs de Lei- of Molenbeek werden de eerste twee abdijvijvers uitgegraven. In 1281 had de abdij ongeveer 60 ha akkerland in eigen beheer. De meeste akkers bevonden zich op de huidige site en strekten zich uit over het grondgebied van de oude heerlijkheid Vinkenbos. Het areaal werd geëxploiteerd volgens het traditionele drieslagstelsel en lag verdeeld in drie zogenaamde aarden: één voor tarwe en rogge, één voor gerst en haver en een derde braakland. De vroegste bedrijfsgebouwen bevonden zich op de plaats van de huidige neerhofsite. Voorlopers van de Sint-Jans- en de Norbertuspoort sloten het eerste hoeveplein af. Ten gevolge van de uitbouw van de nabijgelegen hoeve van Vinkenbos sinds 1306 was het areaal van het neerhof lichtjes teruggelopen.
De huidige bedrijfsgebouwen dateren uit de 17de eeuw met de koestallen (1653), de paardenstallen (1663) en de tiendenschuur. Op de kaart die Joris Subil in 1665 maakte van de abdijsite en omgeving is de huidige constellatie haast volledig terug te vinden. De volgende elementen zijn herkenbaar: de abdijdreef, de hophof en de moestuin, de eerste twee abdijvijvers (de achterste twee werden eerst gegraven op het einde van de 17de eeuw), het voormalige Parkbos, waarvan in de 17de eeuw een groot gedeelte werd gerooid en de conventsboomgaard.
De opheffing van de abdij in 1796 had geen rechtstreekse gevolgen voor het neerhof en zijn areaal. Ook na de heroprichting bleef men het neerhof verhuren aan landbouwers die er een gemengd akkerbouw- en veeteeltbedrijf exploiteerden. Het Parkdomein zou in de 19de eeuw nog wel twee maal voor de aanleg van de treinsporen en voor een uitbreiding van het stadskerkhof lichtjes inkrimpen. De onteigeningen voor de spoorlijn Mechelen-Leuven-Tienen gebeurden in 1836, waarbij al een eerste deel van de oostelijke vijver verdween. Nadien werd de spoorlijn Leuven-Waver ten noorden van de abdijgebouwen aangelegd. Recent werd nog voor de aanleg van de HST-lijn ongeveer 2 ha onteigend ter hoogte van de meest oostelijke vijver, maar het landbouwareaal bedraagt nog steeds ongeveer 20 ha. Het is dus een goed voorbeeld van een oud cultuurlandschap met een specifieke agrarische bestemming.
De abdij kende 4 bouwcampagnes waardoor ze uitgegroeid is tot één van de allermooiste van de Benelux, een monumentaal complex en een monument van schoonheid omgeven door een aantal mooie dreven. Uit de eerste bouwperiode noteren we een eerste romaanse kerk, kloostergang en dormitorium daterend uit de 13de eeuw. In de 15de eeuw gebeurde een wederopbouw van de kloostergang in gotische stijl, het abts- en gastenkwartier, de noorder- en westerpoort werden gebouwd. Van 1558 tot 1730 werd de kloostergang nogmaals aangepakt, verschenen de hoeve- en bijgebouwen (langsschuur, woon-en karrenhuisvleugel) en gebeurde de verbouwing van het abtskwartier, het provisorgebouw, de pastorij en de poorten. De barokke kloostergebouwen dateren uit de 17de eeuw. De refter en de bibliotheek zijn verfraaid met stucplafonds in verheven beeldwerk van J.C. Hansche. Bij het gastenkwartier werd in 1750 een fraai Lodewijk XV-tuinprieeltje opgericht. De abdij werd gedurende haar geschiedenis nooit verwoest, wel een paar maal geplunderd. Na de opheffing van de abdij in 1796 liepen de gebouwen echter geen grote schade op, ze werden opnieuw in gebruik genomen in 1831. De ruime abdijkerk is gelegen op de verhevenheid van het kerkhof, ze werd aangepast in de 17de en 18de eeuw, met ondermeer classicistische wanden en ramen. Een aantal romaanse elementen blijven nog steeds zichtbaar. De huidige toren werd opgetrokken in 1729.
Het abdijdomein werd ommuurd en voorzien van een aantal poorten: de Sint-Norbertuspoort, de Kerkhofpoort, de Leeuwenpoort en de westerpoort of Sint-Johannespoort. Bij deze laatste poort sluit de 16de-eeuwse watermolen aan, die verbouwd en uitgebreid werd in de 18de eeuw. Een tweede en een derde westerpoort werden hier in de 18de eeuw aan toegevoegd. Dreven verbinden deze poorten.