De Mark komt uit het zuiden, nabij Edingen en slaat ter hoogte van Tollembeek in westelijke richting af. Waarschijnlijk liep deze rivier oorspronkelijk naar het noorden, in de depressie die zich tussen Oetingen-dorp en de Zavelberg uitstrekt. Via de huidige Scheibeek zou deze loop zich dan voortgezet hebben langs de Papenmeersbeek en de Grote Molenbeek naar de Dender.
De Mark is nog steeds een belangrijke bijrivier van de Dender en heeft in het landschap een tamelijk diepe en brede vallei uitgeschuurd tot op een niveau van 25 m boven de zeespiegel. De hellingen van deze vallei vertonen ook een duidelijke dissymmetrie. De noordelijke oever verheft zich vlugger dan de zuidelijke oever, die zachtjes in de alluviale vlakte overgaat. De niveauverschillen tussen de oeverwallen en de kommen zijn slechts klein in de Markvallei, zoals ook in de Dendervallei. De vallei werd tijdens het holoceen bedekt met door het water aangebracht terrigeen kleiig of lemig materiaal en ten dele ook door organogeen veenmateriaal. Sedert de ontbossing in recentere tijden greep door afspoeling op de onbegroeide hellingen bodemerosie plaats. Langs de steile hellingen kwamen de tertiaire lagen aldus aan het oppervlak. Het geërodeerde materiaal werd grotendeels als colluvium afgezet aan de voet van de hellingen en in de kern van de depressies.
Het landschap van de alluviale vallei wordt volledig ingenomen door graslanden, omzoomd door houtgewas en door aanplantingen van canadapopulieren, die vanaf de jaren 1960 uitbreiding namen en het landschap plaatselijk volledig afsluiten. Langs de Mark komen drie watermolens voor die op oeverwallen werden opgericht. De alluviale bodems bestaan uit sterk tot zeer sterk gleyige gronden op kleiig materiaal met een sterke reductiehorizont. Ze overstromen vaak, destijds soms zelfs in de zomer als gevolg van de opstuwing door watermolens. We vinden er hoofdzakelijk hooi- en graasweiden en hygrofiele houtsoorten. Aan de valleiranden komen talrijke bronnen en hier en daar taluds of holle wegen voor.
De Sint-Pieterskerk van Galmaarden werd in classicistische stijl opgetrokken in de periode 1749-1772 door de abdij van Vorst, mits integratie van de oudere toren van de afgebroken kerk, die zelf uit de 13de eeuw stamde. Talrijke wegen dwarsen de vallei. Ten oosten van Galmaarden ligt de hoeve Eetvelde met een naburige vijver en de Elfkensmeersbeek. Ter hoogte van Tollembeek is in de vallei een parallel grachtensysteem aanwezig, de Hernebeek stroomt er in de Mark. Als bouwkundig erfgoed kunnen hier het Hof te Schiebeek en de Boesmolen vermeld worden. Het hof ter Schiebeek wordt reeds vermeld in 1350 als afhankelijkheid van het plaatselijke Kartuizersklooster. In zijn huidige vorm is het een gesloten hoeve met geplaveide binnenplaats, daterend uit het einde van de 18de eeuw. De Boesmolen heeft een oude zandstenen onderbouw in de zijgevel aan de waterkant. Het molenaarshuis werd gebouwd omstreeks 1860. In de omgeving van Herne ligt eveneens een oude molen en ter hoogte van Rendries een hoeve. Nabij het zuidelijke deel van de afbakening stroomt de Honscallebeek ter hoogte van Smeiersmark in de Mark.