Teksten van Kravaalbos en omgeving

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135121

Kravaalbos (actualisatie) ()

Het Kravaalbos en omgeving bestaat uit een grotendeels beboste zone gelegen in een overwegend open landbouwlandschap tussen de woonkernen van Meldert (ten westen), Baardegem (ten noordwesten), Mazenzele (ten noordoosten) en Asse-ter-Heide (een gehucht binnen de deelgemeente Asse ten zuiden). Dit bos is een relict van het vroegere Kolenwoud.

Fysische geografie

Topografie

Het Kravaalbos strekt zich uit over de noordelijke uitloper van de waterscheidingskam Dender/Benedenscheldebekken, gevormd door de circa 50 tot 70 meter hoge cuesta bestaande uit de klei van Asse en het daarboven liggend (gedeeltelijk kleiig pakket) afgezet tijdens het oligoceen (33,7 tot 23,8 miljoen jaar geleden). Deze heuvelachtige regio wordt gekenmerkt door soms vrij abrupte hoogteverschillen. Gelegen op de overgangszone van de zandleem- naar de leemstreek zijn de bosbodems binnen dit gebied toch hoofdzakelijk lemig. Plaatselijk dagzoomt in het westen van het gebied tertiaire klei of bevindt de kleilaag zich op geringe diepte. Tijdelijk opgehouden grondwatertafels en een reeks bronniveaus zijn daarvan het gevolg. De bodemgesteldheid, in combinatie met de steile hellingen, maakt de gronden weinig geschikt voor landbouw. Uit de bodemkaart blijkt eveneens dat het terrein op sommige plaatsen sterk vergraven is. Geomorfologisch en bodemkundig is vooral de westelijke helling van de cuesta belangwekkend: de Molenbeek, met haar bijbeken, schuurde verschillende asymmetrische valleien uit: de Leibeek, Graadbeek en Kuipersmeerbeek ontspringen in of nabij het Kravaalbos.

Vegetatie en fauna

Een relatief soortenarm eikenbos (Quercus robur) met lokaal veel berk (Betula pendula) neemt de grootste oppervlakte van dit gebied in, al dan niet met inplantingen van naaldhout of Amerikaanse eik (Quercus rubra) en vaak plaatselijk overwoekerd door Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina). Adelaarsvaren domineert op de meeste plaatsen de kruidlaag. Daarnaast komen ook valse salie, dubbelloof, lelietje-van-dalen, dalkruid, pijpenstrootje en lokaal veel wilde hyacint voor. In het zuidwesten van het Kravaalbos, ter hoogte van de vroegere steengroeven, komt de grootste botanische variatie voor omwille van de aanwezigheid van kalk in de toplaag van de vergraven bodems. In vochtige delen van het bos, op bodems met dagzomende zure klei, worden verschillende soorten veenmossen aangetroffen (Sphagnum auriculatum, Sphagnum fimbriatum, Sphagnum palustre en Sphagnum subsecundum). Heiderelicten en relicten van schrale graslanden met soorten zoals struikhei, tormentil, waterpostelein en pilzegge groeien in het bos en langs de bosrand, waar tertiaire zanden dagzomen. Aan wastine verwante vegetaties zijn aanwezig op verschillende plaatsen in en rond het bos. Wat betreft de fauna zijn vooral de aanwezigheid (op het moment van de bescherming, 1980) van een vossenpopulatie, de levendbarende hagedis en de gevlekte landsalamander kenmerkend voor dit gebied. Verder komen nog verschillende roofvogels, zoals buizerd, torenvalk, sperwer en sporadisch ook boomvalk voor.

Cultuurhistorie

De boscomplexen Kravaalbos en Affligembos (in de fusiegemeente Aalst) waren eens delen van eenzelfde bosgebied, het zogenaamde 'Ascerholt', dat kan beschouwd worden als een uitloper van het Kolenwoud. De graaf van Leuven schonk delen van het Kravaalbos aan de abdij van Affligem, ongeveer 2 kilometer ten zuidwesten van het bos gelegen. Het grootse deel van het Kravaalbos maakte sinds de middeleeuwen deel uit van het domein van de benedictinessenabdij van Vorst, een stichting van de abdij van Affligem. Tijdens de middeleeuwen sloten braakliggende gronden aan bij het Kravaalbos, voornamelijk in de buurt van het gehucht Asse-ter-Heide. Deze maakten, net zoals het bos, deel uit van een groot jachtgebied in eigendom van de abdij en de Brabantse hertogen. De toponiemen 'Asse-ter-Heide', 'Heikouter' en 'Heivelt' rond het bos wijzen op de aanwezigheid van heidegronden in de omgeving van het bos.

De oppervlakte van het bos nam op het einde van de 15de eeuw sterk af. In het zuidwestelijk deel van het bos werd in het verleden sterk gegraven ten behoeve van het winnen van (kalk)zandsteen behorende tot de Formatie van Lede, door de abdij zelf geëxploiteerd. De abdij van Affligem bezat reeds in 1151 steengroeven te Meldert, onder meer in de omgeving van Hof te Putte, nabij de grens Asse-Meldert. Uit het kaartenboek van 1727 van de hand van J. De Deken blijkt dat de meest recente ontginningen op de zuidwestelijke uitloper van het Kravaalbos uit de 18de eeuw dateren. Een deel daarvan wordt dan omschreven als ‘bosschage’, wat lijkt te wijzen op spontane bosvorming. Het toponiem ‘Putberg’, een grondophoging die het gevolg is van uitgraving, vormt eveneens een overblijfsel van de ontginningen.

Bij het begin van de 19de eeuw had het Kravaalbos een grotere oppervlakte dan vandaag. Van de 105 hectare die de abdij van Vorst er toen bezat bestond ruim één derde ervan uit wastines en moerassige gronden. De verbrokkelde voorstelling van het Kravaalbos op basis van een aantal oudere 18de-eeuwse prekadastrale kaarten wijkt af van de weergave op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778), die het bos als een aaneengesloten geheel voorstelt. De begrenzing van het Kravaalbos op deze kabinetskaart komt in grote lijnen overeen met de huidige oppervlakte van het bos, op een paar meestal perifere ontginningen en privé-parkjes na: naar schatting is slechts tien tot vijftien procent van de bosoppervlakte verdwenen. De samenstelling van het bos (loofbos) wijzigde voornamelijk op het grondgebied van Mazenzele naar naaldbos.

Zeker tot het einde van het ancien régime was een befaamd bezembinderscentrum rond de heiden en bossen van Asse, in Meldert nabij het Kravaalbos, gesitueerd. Na de Franse Revolutie kwam het bos in privéhanden terecht. Het onderging intensieve, kort op elkaar volgende kappingen gedurende de Eerste en Tweede Wereldoorlog, maar werd zo goed als mogelijk in zijn vroegere vorm hersteld.

  • Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Beschermingsdossier DB004550, Kravaalbos en omgeving (R. Deneef, 1980).
  • Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Beschermingsdossier DB004550, Kravaalbos en omgeving, toelichtingsnota bij ruimtelijk uitvoeringsplan Landgoedpark Haelterman
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • LINDEMANS P. 1957: Uit het vroegere volksleven: bezembinders, Eigen Schoon en De Brabander 40.
  • TACK G., VAN DEN BREMT P. & HERMY M. 1993: Bossen van Vlaanderen, Leuven.
  • VAN DEN BREMT P. 2004: Het Kravaalbos, een relict van het Kolenwoud, Land in zicht 73/2, 4-9.
  • Databank Landschapsatlas Vlaanderen [CD-rom uitgegeven door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen], Ankerplaats Kravaalbos A24004, 2001.

Auteurs:  Deneef, Roger; Van den Bremt, Paul; Tack, Guido; De Meirsman, Reginald; Vanmaele, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Deneef R. & Van den Bremt P. & Tack G. & De Meirsman R. & Vanmaele N. 2015: Kravaalbos en omgeving [online], https://id.erfgoed.net/teksten/172933 (geraadpleegd op ).


Kravaalbos (Landschapsatlas 2001) ()

Het overgrote deel van het Kravaalbos, op grondgebied van Aalst, Opwijk en Asse, maakte sinds de 14de eeuw deel uit van het domein van de benedictinessenabdij van Vorst, een stichting van de abdij van Affligem. De boscomplexen Kravaalbos en Affligembos waren eens delen van eenzelfde bosgebied, het zogenaamde 'Asscherholt', dat op zijn beurt kan beschouwd worden als een restant van het Kolenwoud.

Het Kravaalbos ligt langs een grote cuesta op een hoogte van 50 tot 70 meter boven de zeespiegel, in een golvend tot plaatselijk sterk heuvelachtig landschap. Het beslaat momenteel een oppervlakte van ruim 100 hectare binnen een relatief landelijk gebleven gebied tussen de dorpskernen Meldert, Baardegem, Mazenzele en Asse-ter-Heide. Zowat op de overgangszone van de zandleem- naar de leemstreek zijn de bosbodems er toch hoofdzakelijk lemig. Plaatselijk echter dagzoomt er tertiaire klei of bevindt de kleilaag zich op geringe diepte. Tijdelijk opgehouden grondwatertafels en een reeks bronniveaus zijn daarvan het gevolg. Elders dan weer komen al dan niet kalkrijke tertiaire zandlagen aan de oppervlakte. Vooral in het zuidwestelijk deel van het bos werd in het verleden sterk gegraven ten behoeve van de zandsteenexploitatie door de abdij van Affligem. Het Kravaalbos (bois d’Assche) ten tijde van Roucel lag er zeker niet uiterst florissant bij, als men het bekijkt vanuit bosbouwoogpunt. Het was flink wat groter in oppervlakte dan het huidige en van de 105 hectare die de abdij van Vorst er toen bezat, kennen we enkele details uit archiefstukken: ruim een derde deel ervan bestond uit wastines en moerassige gronden. De voorstelling van het Kravaalbos aan de hand van archiefstukken wijkt dus in belangrijke mate af van het beeld dat de kabinetskaart van de Ferraris van dit bosgebied geeft. Op deze kaart wordt het als een aaneengesloten geheel voorgesteld. Het hoeft dus niet te verbazen dat de bosplanten die Roucel voor het Kravaalbos beschrijft weerom betrekking hebben op open bossituaties en bos-wastine-raakvlakken. In en rond het Kravaalbos waren (en zijn trouwens nog) aan wastine verwante vegetaties aanwezig. Hun oorsprong houdt verband met grondstoffenexploitatie, meer bepaald met winning van (kalk)zandsteen en zand. De abdij van Affligem bezat reeds in 1151 steengroeven te Meldert, onder meer in de omgeving van 'Hof te Putte', nabij de grens Asse-Meldert. Uit het kaartenboek van 1727 van de hand van J. De Deken blijkt dat de zuidwestlijke uitloper van het Kravaalbos, in eigendom van de abdij van Affligem, sterk vergraven werd. Een deel daarvan wordt omschreven als 'bosschage', wat lijkt te wijzen op spontane bosvorming. Ook het toponiem Putberg, een grondophoging die het gevolg is van uitgraving, lijkt in dezelfde zin te wijzen. Uit de bodemkaart blijkt eveneens dat er sterk gegraven is. Door het uitzanden en de exploitatie van de kalkachtige Balegemse zandsteen en de vergravingen die hiermee gepaard gingen, is de samenstelling van de bovengrond er relatief wisselend en plaatselijk vrij kalkrijk. Nu nog vindt men vooral langs de bosrand naar Meldert toe, een sterk gevarieerde plantengroei.

De gemeente Meldert werd voor het eerst in 1168 vermeld. De abdij van Affligem speelde er een grote rol; patronaat van de kerk, bezit van de hoeven ‘te Putte’ en ‘te Mutsereel’, de steengroeven in de Putstraat, de Nedermolen met hoeve en de Vijvermolen. Het dorp bleef lange tijd geïsoleerd wegens de omringende bossen en moerassen waarvan nu nog het Kravaalbos, de omgeving van de Aalsterse dreef en de Faluintjes getuigen. De parochiekerk Sint-Walburga is op een lichte verhevenheid gelegen bij het kruispunt van de hoofdstraten van het dorp. Ze is omgeven door een bak- en zandstenen muur. De gotische pseudo- basiliek met transept is opgetrokken uit Meldertse zandsteen en heeft een leien dakbekleding. De kerk werd in 1180 voor de eerste maal opgetrokken in opdracht van de abdij van Affligem. In 1363 werd ze wederopgebouwd door de abt van Affligem bij de afsplitsing met Baardegem als zelfstandige parochie. De toren werd in 1608 hersteld en nadien zijn er nog verdere aanpassingen en restauraties gevolgd in 1891 en 1969.


Bron: Ankerplaats 'Kravaalbos'. Landschapsatlas, A24004, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Auteurs:  Van den Bremt, Paul; Tack, Guido; De Meirsman, Reginald; Vanmaele, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Van den Bremt P. & Tack G. & De Meirsman R. & Vanmaele N. 2001: Kravaalbos en omgeving [online], https://id.erfgoed.net/teksten/162562 (geraadpleegd op ).