Het boscomplex, gevormd door het Raspaillebos, Moerbekebos en Karkoolbos, ligt op een heuvelrug te Geraardsbergen en Galmaarden. Het gebied vormt een relict van het Kolenwoud en wordt doorsneden door een kasseiweg, de Bosberg.
Dit boscomplex bevindt zich op het grondgebied van Grimminge, Moerbeke en Galmaarden en bestaat uit het Raspaillebos, Moerbekebos en het Karkoolbos. Het gebied ligt grotendeels in het zuidoosten van de provincie Oost-Vlaanderen, enkele hectaren liggen op het grondgebied van de provincie Vlaams-Brabant. De hoogteligging varieert van circa 40 tot 100 meter +TAW.
Ten oosten van de Dender strekken zich twee langgerekte parallelle heuvels uit; de Buizemont en de heuvel van het Moerbekebos, waarop het boscomplex gelegen is. Deze heuvel ligt in het overgangsgebied tussen de Vlaamse Ardennen naar het Pajottenland. De aanwezige dalletjes op de heuvel hebben een amfitheatervormig dalhoofd. Er zijn verschillende bronnen aanwezig. In het bos ontspringen een aantal beken, onder andere de Steenborrebeek en de Hollebeek.
Het landschap van het zuiden van de provincies West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en westelijk Vlaams-Brabant kenmerkt zich door een west-oost gerichte rij heuvels met toppen op ongeveer dezelfde hoogte. Deze restheuvels worden al geruime tijd beschouwd als Diestiaanheuvels, d.w.z. dat zij nabij hun top afzettingen bevatten die horen tot het Zand van Diest. Een recenter model geeft een alternatieve verklaring voor de opbouw en de genese van deze getuigenheuvels (voor het ontstaan van deze restheuvels zie thema ‘Genese van de restheuvels van Vidaigneberg tot Kesterberg’).
Volgens de tertiair-geologische kaart domineert in dit gebied de grijze klei tot kleihoudend silt behorend tot het Lid van Moen (eoceen, 53 tot 33,7 miljoen jaar geleden). Verder komen de grijze, silthoudende klei van het Lid van Saint-Maur, het grijsgroen, zeer fijn, kleihoudend zand tot silt van de Formatie van Tielt en de blauwgrijze tot donkergrijze klei met dunne zandlensjes, organisch materiaal en pyrietachtige concreties van het Lid van Merelbeke (eoceen, 53 tot 33,7 miljoen jaar geleden) voor.
De plateau- en hellingsgronden omvatten leemgronden, (licht) zandleemgronden en kleigronden, terwijl de vallei- en depressiegronden overwegend uit gronden op (zand)lemig materiaal bestaan.
Op het moment van de bescherming (1980) kunnen in het bosgebied vijf vegetatietypen onderscheiden worden. Op de droogste plaatsen, meestal gelegen op de heuveltoppen in het bos, komen relatief uitgebreide stukken eiken-berkenbos voor. De flora bestaat hoofdzakelijk uit zuurminnende planten (door het trage verrottingsproces ontstaat een zure, niet verzadigde humus). Op de droge hellingen en plateau’s komt het beuken-eikenbos voor, afgewisseld met stukken beukenbos gekenmerkt door een karige ondergroei. Groeiremmingen zijn te wijten aan onder meer de sterk zure bodem. Op de vochtige hellingen en langs de vochtige boswegen ontwikkelt zich het eiken-haagbeukenbos; fragmenten hiervan komen ook voor in de valleien. Op deze hellingen wordt de vegetatie geleidelijk aan minder hydrofiel, alhoewel de bodem er nog tamelijk vochtig en voedselrijk is. In de valleien bevinden zich verschillende associaties van het hydrofiele elzen-essenbos. De valleien zijn sterk eutroof, in vergelijking met de andere delen van het bos. Als gevolg van de slechte drainage zijn ze grotendeels beplant met populieren. De valleien bezitten een grote botanische rijkdom. De boskanten zijn gekenmerkt door typische mantelgemeenschappen, grotendeels ruderaal. Midden in het Karkoolbos bevinden zich enkele weiden, die floristisch gezien minder belangrijk zijn, aangezien het om graasweiden gaat.
Vooral de steile hellingen zijn bebost. Aan het Karkoolbos strekken de weilanden zich tot in het bos uit. De overgang tussen bos en landbouwland is tegenwoordig vrijwel steeds vlijmscherp. Hierdoor zijn talrijke plantensoorten van zomen en struwelen nagenoeg verdwenen uit de regio.
De Biologische Waarderingskaart (versie 2, 1997-2010) geeft het boscomplex weer als een eiken-haagbeukenbos met wilde hyacint of alluviaal elzenbos, omgeven door akkers en grasland. Op het moment van de bescherming (1980) werden verschillende zeldzame planten aangetroffen in dit boscomplex. Het gaat om boslathyrus (Lathyrus sylvestris), heksenkruid (Circaea lutetiana), hengel (Melampyrum pratense), Onze-Lieve-Vrouwebedstro (Asperula oderata), knautia (Knautia arvensis), muurstreepzaad (Crepis tectorum), daslook (Allium ursinum), dalkruid (Miantheum bifolium), éénbes (Paris quadrifolia), wilde narcis (Narcissus pseudo-narcissus), keverorchis (Listera ovata), spekwortel (Tamus communis), reuzenpaardenstaart (Equisetum telmateia) en hyacint (Scilla non-scripta).
Deze bossen worden op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) uitgebreider naar het noorden en oosten afgebeeld als “Bois de Rachepaille”. Het boscomplex maakte vroeger deel uit van het grote Kolenwoud, dat tijdens de middeleeuwen sterk versnipperd is geraakt. Verschillende grote (half-)gesloten hoeven, onder andere de Paulushoeve, het Hof Beaupré, het Hof te Wambeze en het Hof ten Steenborre, bevinden zich in het bosgedeelte dat sinds het einde van de 18de eeuw verdwenen is. Het bestaande straten- en nederzettingspatroon is reeds op de kabinetskaart van de Ferraris te herkennen. Waar het bos ontgonnen werd, ontstond een nieuw stratenpatroon.
Door het Moerbekebos loopt een oude kasseiweg, de Bosberg. Deze weg die van Boureng komt, beklimt de steile westhelling van de Moerbekeheuvel en loopt dan verder in oostelijke richting. Aan de oorsprong van de kapel Onze-Lieve-Vrouw van het Raspaillebos lag een kluis; wanneer de kluis verdween bleef de kapel dikwijls staan. Deze kapel zou in 1650 opgetrokken zijn nadat een kluizenaar een Mariabeeld aan een boom had opgehangen.
Bij de opstanden van Gent en andere steden tegen het grafelijk gezag speelden bossen een belangrijke rol. Vele opstandelingen doken tijdens de grafelijke repressie onder in de bossen. In 1382, tijdens de eerste opstand, verschansten een aantal vluchtelingen en ballingen uit Geraardsbergen, Dendermonde en Aalst zich in het Raspaillebos, van waaruit de omgeving werd geplunderd en gebrandschat. Het Raspaillebos zou ook als schuilplaats voor de roversbende van Jan de Lichte hebben dienstgedaan.
Het Hof ten Steenborre is een geïsoleerde halfgesloten hoeve, gelegen in een open landschap aan de rand van het bos. De boerenwoning bij deze hoeve dateert uit de tweede helft van de 18de eeuw. In het veld staat een merkwaardige beeldengroep met vier heiligen op een zuil. Deze is vermoedelijk afkomstig van de abdij van Sint-Adriaan.
Auteurs: Van den Bremt, Paul; Cox, Lise; Hillaert, E.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Van den Bremt P. & Cox L. & Hillaert E. 2015: Moerbekebos, Raspaillebos, Karkoolbos en omgeving [online], https://id.erfgoed.net/teksten/175779 (geraadpleegd op ).
Dit boscomplex ten oosten van Onkerzele, en nog op het Vlaams-Brabants grondgebied van Galmaarden doorlopend, bestaat uit het Raspaillebos, het Moerbekebos en het Karkoolbos. Deze drie bossen staan op de kabinetskaarten van de Ferraris (1771-1777) iets uitgebreider naar het noorden en oosten toe. Het boscomplex maakte vroeger deel uit van het grote Kolenwoud, dat tijdens de middeleeuwen sterk versnipperd is. Verschillende grote vierkantshoeves bevinden zich in het bosgedeelte dat sinds de periode de Ferraris verdwenen is. Het gehucht Boskant was toen aan de rand van het bos gelegen. Vooral ten noorden en ten westen van het huidige bosareaal is de oppervlakte serieus geslonken ten opzichte van de periode van de kabinetskaart. Het huidige stratenpatroon en het nederzettingspatroon is wel nog herkenbaar. Waar het bos ontgonnen werd, ontstond een nieuw stratenpatroon.
Ten oosten van de Dender bevinden er zich twee langgerekte parallelle heuvels; de Buizemont en de heuvel van het Moerbekebos. Op de noordwestflank bevinden zich het Raspaillebos en het Karkoolbos, op de zuidoostelijke helling is er een kleiner bosgebied, een kilometer ten noorden van Sint-Paulus. Men kan de heuvelkam volgen door de bewoning langs de straat die erbovenop ligt, ongeveer in het verlengde van het rechtlijnige stuk provinciegrens. De bossen zijn op de Moerbekeberg gelegen. Deze heuvel ligt in het overgangsgebied tussen de Vlaamse Ardennen en het Pajottenland. Dalletjes op de heuvel hebben een amfitheatervormig dalhoofd. Er zijn verschillende bronnen. Vooral de steile hellingen zijn bebost. Aan het Karkoolbos strekken de weilanden zich tot in het bos uit. De overgang tussen bos en landbouwland is tegenwoordig vrijwel steeds vlijmscherp. Hierdoor zijn talrijke plantensoorten van zomen en struwelen nagenoeg verdwenen uit de regio.
Behoort de Moerbekebosheuvel tot de Vlaamse Ardennen of tot het Pajottenland? Deze vraag is moeilijk te beantwoorden. Volgens de Vlaamse auteur Omer Wattez zijn de Vlaamse Ardennen de sterk heuvelende streek in het zuiden van Oost-Vlaanderen. De streek is hier inderdaad heuvelend: van 17 meter boven de zeespiegel aan de Dender tot 110 meter aan de Oudenberg. Het Pajottenland wordt eerder in Brabant gesitueerd. Deze heuvels komen, in tegenstelling tot de Vlaamse Ardennen, eerder in rijen voor. Zo liggen de Buizemont en de Moerbekebosheuvel evenwijdig aan elkaar. Ze zijn de voorboden van een hele reeks meer oostelijk gelegen heuvels. Misschien mogen we stellen dat deze streek een overgangsgebied vormt tussen het Pajottenland en de Vlaamse Ardennen.
Doorheen het Moerbekebos loopt een oude weg, mogelijk van Keltische ouderdom. Deze weg die van Boureng komt, beklimt de steile westhelling van de Moerbekeheuvel en loopt dan verder in oostelijke richting.
Aan de oorsprong van de Onze-Lieve-Vrouwkapel in het Raspaillebos lag een kluis; wanneer de kluis verdween, bleef de kapel dikwijls staan. De kapel zou in 1650 opgetrokken zijn nadat een kluizenaar een Mariabeeld aan een boom had opgehangen. Bij de opstanden van Gent en andere steden tegen het grafelijk gezag speelden bossen een belangrijke rol. Vele opstandelingen doken tijdens de grafelijke repressie onder in de bossen. In 1382, tijdens de eerste opstand, verschansten vluchtelingen en ballingen uit Geraardsbergen, Dendermonde en Aalst zich in het Raspaillebos, van waaruit de omgeving werd geplunderd en gebrandschat. Het Raspaillebos zou ook als schuilplaats voor de roversbende van Jan de Lichte hebben dienstgedaan.
De huidige Sint-Pauluskapel dateert uit de 15de eeuw, deze werd naast een bron gebouwd. Bij de Sint-Pauluskapel is er de unieke Sint-Paulusverering. Deze verering is een van de oudste, haast authentieke oudheidkundige gebruiken in de ruime omgeving. Het ‘Hof ten Steenborre’ is een geïsoleerde halfgesloten hoeve, gelegen aan de rand van het bos. In het veld staat een merkwaardige beeldengroep met vier heiligen op een zuil. Dit is vermoedelijk afkomstig van de abdij van Sint-Adriaan. Het ‘Hof te Wambeze’ of ‘Hof te Wambas’, ook wel ‘Hof van Sint-Maarten’ genoemd, was een hoeve die afhankelijk was van de abdij van Geraardsbergen. Deze werd voor het eerst in 1641 vermeld. Het is een grote, gesloten hoeve met witgekalkte en verankerde gebouwen van baksteen onder een dak van Vlaamse pannen.
Bron: Ankerplaats 'Moerbekebos, Raspaillebos en Karkoolbos'. Landschapsatlas, A24005, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2001: Moerbekebos, Raspaillebos, Karkoolbos en omgeving [online], https://id.erfgoed.net/teksten/162564 (geraadpleegd op ).