Vloethemveld en omgeving ligt ten zuidwesten van de dorpskern van Snellegem (Jabbeke) en loopt verder in de gemeente Zedelgem. In het westen wordt ze begrensd door de weg Aartrijke-Jabbeke, in het noorden door de weg waarlangs Snellegem zich heeft ontwikkeld en in het oosten en zuiden voornamelijk door de landbouwpercelen grenzend aan het bos. Ze ligt in een oude veldzone wat te wijten is aan de bodemgesteldheid.
De tertiaire eocene laag van de Formatie van Gent ligt hier dicht tegen de oppervlakte (gemiddeld 1 meter diep). Ze bestaat uit zand met af en toe een kleilaagje en zandstenen ertussen. Boven deze tertiaire zandlaag ligt pleistoceen dekzand. Uit de hogere omgeving vloeit grond- en oppervlaktewater naar het Vloetemveld wat resulteert in matig tot zeer natte gronden. Omdat zand moeilijk voedingsstoffen kan vasthouden, zijn deze natte gronden ook arm aan voedingsstoffen. Deze bodemgesteldheid bepaalt nog steeds grosso modo het landschap.
Tijdens de middeleeuwen was dit een veldzone, met stukken heide en veldvijvers, die omgeven werd door een boszone. Tijdens de 19de eeuw heeft men deze marginale gronden van heide en vijvers bebost met loof- en naaldbomen, terwijl de bosgordel in cultuur gebracht werd. We onderscheiden het centrale bosgebied en het omliggende landbouwland. Het bos bevindt zich op de armste en natste gronden van het gebied, maar vormt geen aaneengesloten bos. Tussen de bossen liggen nog enkele vijvers die evenwel niet overeenstemmen met de veldvijvers volgens de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778).
Sinds de Eerste Wereldoorlog is het gebied eerst door de Duitsers en later door de Belgen, als munitiedepot gebruikt waarbij een spoorwegnet, wegennet, blusvijvers en gebouwen zijn aangelegd. Men heeft ook schutsdammen of zogenaamde 'merloenen' aangelegd uit militaire overwegingen ter afscherming van de munitiedepots. Tussen de gebouwen treft men percelen middelhout (naald- en loofhout), struweel en grasland aan met een verschillend beheer. Bepaalde percelen dienen immers uit brandveiligheidsoverwegingen open gehouden te worden en worden periodiek gemaaid en/of gekapt. De bossen buiten het militair domein bestaan veeleer uit hooghout. Door dit beheer, door de natuurlijke hoge waterstand en door de afwezigheid van bemesting komen nog steeds waardevolle en zeldzame heide- en pioniersvegetatie voor die getuigen van het voormalige veldgebied. Rond het militair domein ligt een gracht. In de noordoostelijke uitloper van het bos ligt nog een relict van een vroegere vijverdijk. Deze dijk zorgde voor de afdamming van het water en gaf het ontstaan aan een veldvijver ten zuiden ervan. Vlakbij ligt ook de hoeve Vloetem. De bospercelen die geen militair domein vormen, hebben af en toe dreven tussen de percelen of als toegangsweg tot het bos. Rond het bos is grasland het overheersende bodemgebruik door de relatief hoge grondwaterstand. De percelen in het noorden en vooral noordoosten zijn klein, worden soms omgeven door grachten, en kennen soms nog zeer gave perceelsrandbegroeiing van knotbomen en opgaande bomenrijen. De zuidelijke percelen zijn veel groter, kennen veel minder perceelsrandbegroeiing en liggen meer onder akkerland. De onderlinge verschillen zijn te wijten aan een verschil in ouderdom als landbouwland; het noordelijke en noordoostelijke deel is een oud ontginningsgebied dat veel vroeger dan het zuidelijke deel als landbouwland gebruikt werd.
Naast de wegen in het militair domein kent dit gebied veel zand- en aardewegen die de esthetische waarde van het landschap vergroten. In het landbouwland rond het bos liggen verspreid enkele hoeves gelinkt aan de ontginning van deze gronden in de 19de eeuw. In het noordoosten, vlakbij de Vijverdam, ligt de middeleeuwse hofstede Vloetem met nog een gedeelte van de walgracht. Typische ontginningshoeves zijn hoeve Hildaghem (Ter Vraghe) en hoeve Noortweghe die beiden goed bewaard zijn. In het gebied zijn talrijke neolithische vondsten gedaan.