Dit gebied strekt zich uit langs de Wantebeek op grondgebied van de gemeenten Ruiselede (West-Vlaanderen) en Aalter (Oost-Vlaanderen). Ze loopt van gehucht Doomkerke (Ruiselede) tot vóór de kaarsrechte weg tussen Ruiselede en Aalter. Het is een gevarieerd gebied gelegen op een cuesta. Er liggen zowel landbouwgronden als historische bossen. In de vallei van de Wantebeek zijn de gronden voornamelijk als weiland in gebruik. Centraal ligt het Schoonbergbos-Slangenbos, dit was in de 17de eeuw - na een eerste ontginning vóór de 12de eeuw - als bos in gebruik. Het rechthoekige ontginningspatroon van de daaropvolgende ontginning is bewaard gebleven. Ten zuiden van het bos bevindt zich een (mogelijk 12de-eeuwse) boswal. Het gebied wordt gekenmerkt door typische graslanden langs de Wantebeek in het zuiden en door natte en droge bossen en akkerlanden binnen het historisch drevenpatroon in het noorden.
Het gebied ligt op de zuidelijke steile helling van de cuesta van Lotenhulle naar Hertsberge met de Wantebeek aan de voet ervan. Langs de helling ontspringen de Wantebeek en talrijke kleinere zijbeken door de geologische gesteldheid. Volgens de tertiair-geologische kaart primeren in dit gebied de grijsgroene, zandhoudende, (weinig) glauconiet- en glimmerhoudende klei met plaatselijk zandsteenbanken van het Lid van Pittem (Formatie van Gentbrugge, eoceen, 53 tot 33,7 miljoen jaar geleden) en de groene tot grijsgroene, fijne, (soms) klei-, glauconiet- en glimmerhoudende zanden met plaatselijk dunne zandsteenbankjes van het Lid van Vlierzele (Formatie van Gentbrugge, eoceen, 53 tot 33,7 miljoen jaar geleden). De bronniveaus ontstaan rond de grenslijn tussen het Lid van Vlierzele (fijn zand) en het Lid van Pittem (kleiig zand) omdat de kleiige laag de infiltratie van water bemoeilijkt en omdat de quartaire laag zeer dun is op de steile helling van het cuestafront. Deze beekjes staan veelal loodrecht op de Wantebeek die van west naar oost stroomt.
Het gebied heeft een grote variatie aan bodemkenmerken. Het gebied heeft twee duidelijk onderscheiden gedeelten: een valleideel met een recent afgezet kleisubstraat en ten noorden ervan tertiaire ondoorlatende lagen op geringe diepte onder een dek van zand of lemig zand. Langs de Wantebeek is klei tot zware klei afgezet door voornamelijk winteroverstromingen van de beek. Deze bodems zijn nat tot zeer nat. In het noordelijk deel bestaan de bodems globaal uit zand- tot lemig zandgronden. De tertiaire afzettingen zijn ondiep aanwezig en zijn op deze plaats ook meestal ondoorlatend. Over een geringe oppervlakte en verspreid komen bodems met stuwwater voor. In het gebied Schoonbergbos-Slangenbos zijn op de kaart van de Bersaque (eerste helft 17de eeuw) kringvormige structuren te zien die overeen komen met de natte gronden op licht zandleem met een relatief hoge ligging. Deze structuren zijn waarschijnlijk relicten van de vermoedelijk 12de-eeuwse ontginningskern. Op dezelfde kaart werd ten westen van de vermelde structuren een vijver ingetekend. Op de bodemkaart blijkt deze geclassificeerd te zijn als kleisubstraat beginnend op geringe of matige diepte. Opmerkelijk is tevens dat als profielontwikkeling voor de zandgronden een podzol wordt aangegeven, volgens de bodemkaart een aanwijzing voor een relatief jonge ontginning van bos of heide. Als een soort overgangszone tussen de kleiige en zandige bodems werden lichte zandgronden opgetekend.
Rond de brongebieden staat vaak bos zoals de bossen rond Doomkerke, de Vorte Bossen en de Schoonbergbossen. Ze bestaan uit loof-, naald- en gemengde boscomplexen en een diversiteit van hoog-, middel- tot hakhout met enkele zeer oude hakhoutstobben. Vanaf de kam van de cuesta tot in de beekvallei van de Wantebeek veranderen de bodemcondities en de vochtigheidsgraad gradueel wat ook een graduele florale verandering met zich meebrengt. Vandaar de grote florale rijkdom langs de helling. De bossen zelf herbergen vaak een rijke vochtminnende flora waarbij de Vorte Bossen en de Slangebossen een zeer rijke voorjaarsflora hebben. Daar zijn ook grote delen onder hakhoutbeheer. In de valleibossen treft men nog de repelstructuur met afwateringslanen aan. De aanwezige heideflora getuigt van de nabijheid van het voormalig veldgebied met heidebegroeiing. De bossen op de helling worden omringd door een mozaïek van akker- en weilanden. De Wantebeek zelf (tenzij rond haar brongebied) heeft meestal aan beide oevers weiland omringd door grachten met rietvegetatie en op sommige plaatsen zeer gave perceelsrandbegroeiing van knotbomen. Bomen en struiken accentueren de loop van de Wantebeek in het landschap.
Langs de hellingen getuigt het geometrische perceelspatroon van de late ontginning van dit gebied. In de 18de eeuw werden de bossen op de minder goeie landbouwgronden langs de hellingen gerooid en ontgonnen. Daarbij legde men een grootschalig geometrisch perceelspatroon met dreven aan dat de hydrografische structuur volgde. De geometrische percelering loopt vaak door tot in de vallei. Het Schoonbergbos vormt door het gave drevenpatroon een entiteit op zich en een gaaf voorbeeld van het 18de- een 19de-eeuwse landschap. Het gebied kent een lage bebouwingsdichtheid waarbij landbouwbedrijven het grootste aandeel innemen.
Cultuurhistorisch is het Schoonbergbos van het grootste belang. Het gebied vormde eens de kern van het grootste heidegebied van Vlaanderen, het Bulskampveld. In de 17de eeuw was dit gebied na een eerste ontginning (vermoedelijk voor de 12de eeuw) als bos in gebruik. Het gebied Schoonbergbos - Slangenbos wordt als het grootste aaneengesloten bos afgebeeld op een 17de-eeuwse kaart opgenomen door Loys de Bersaques. Deze kaart werd opgemaakt naar aanleiding van een grensgeschil tussen de Kasselrijen Kortrijk en Oudburg. Op deze kaart wordt het gebied Schoonberg als bos voorgesteld. Het alluviale gedeelte langs de Wantebeek is niet bebost. Ten oosten van het bos bevond er zich toen een uitgestrekte waterpartij, op de topografische kaart aangeduid met het toponiem Eendekooi.
Uit historische gegevens blijkt dat de heerlijkheid Schoonberg reeds in de 12de en 13de eeuw bestond. Twee cirkelvormige structuren die op de kaart van Bersaques in het noordelijk deel van het bos terug te vinden zijn duiden waarschijnlijk op een oude ontginningskern. Verdere gegevens ontbreken om dit te staven. Op een bepaald ogenblik tussen de 13de en 17de eeuw werd dit gebied niet meer agrarisch uitgebaat, waardoor bos ontstond, zoals de kaart van Bersaques aangeeft.
Met de komst van de Oostenrijkers in de 18de eeuw werden de bossen op de minder goede landbouwgronden langs de hellingen gerooid en ontgonnen. Daarbij legde men een grootschalig geometrisch perceelpatroon met dreven aan dat de hydrografische structuur volgde. Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) is er een aanduiding dat het gebied opnieuw werd ontgonnen tijdens de tweede helft van de 18de eeuw. Het dambordvormige drevenpatroon stamt voornamelijk uit deze herbebossingsperiode. Latere kaarten tonen aan dat stelselmatig meer bos ontgonnen werd. Een gedeelte is tot op het moment van de bescherming (1996) bebost gebleven. De Ferrariskaart geeft een hoeve weer die vermoedelijk als de nieuwe ontginningskern kan beschouwd worden. De Schoonberghoeve, een hoeve met losstaande bestanddelen in U-vorm gegroepeerd, bevat nog een dergelijke oude kern. Vanuit het erf vertrekken vier dreven van circa 150 meter naar de vier windstreken. De dubbele beukendreef leidend naar de straat zou dateren van 1910. Aan de toegangsdreef ligt tevens een goed bewaarde en opvallende boswachterswoning die bij de hoeve behoorde.
Aan de zuidelijke rand van het Schoonbergbos ten oosten van Kruiskerke ligt een oude boswal met gracht (ten noorden ervan) die waarschijnlijk vóór de 12de eeuw aangelegd werd als veekering. Hij getuigt van de vroegere occupatiegeschiedenis van de streek en heeft momenteel een waardevolle flora. Goed bewaarde boswallen zijn zeldzaam in Vlaanderen, omdat ze door het latere grondgebruik vaak zijn afgegraven.
Het nieuwe, rechthoekige ontginningspatroon weergegeven op de primitieve kadasterkaart (begin 19de eeuw) is nog grotendeels bewaard gebleven, zodat dit een zeer kenmerkend element in het landschap vormt. Volgens de literatuur duidt het ontginningspatroon op ontginning uit bos en niet uit woeste gronden. Het patroon van de ontginning uit die periode - hoogstwaarschijnlijk akkerland dat later werd omgezet naar grasland - is bewaard gebleven. De geometrische percelering loopt vaak door tot in de vallei. Het Schoonbergbos vormt door het gave drevenpatroon een entiteit op zich en een gaaf voorbeeld van het 18de- een 19de-eeuwse landschap.
Aan de zuidelijke rand van het 17de-eeuwse bos bevindt zich de boswal, een zeldzaam landschapselement omdat boswallen op vele plaatsen zijn afgegraven. In de veronderstelling dat er een ontginningskern bestond voor de 12de eeuw werd de boswal aangelegd om het vee uit het alluviaal bos langs de beek te houden. Op een boswal werden daarvoor doornige struiken aangebracht als een natuurlijke afscherming. Het alluviaal bos langsheen de Wantebeek werd alleszins voor de kaart van Bersaques ontgonnen.
Rond Eendekooi, ten oosten van de Schoonberghoeve, lag vroeger een kooivijver die verland is. Op die plaats komt momenteel stuwwater voor. Het half gesloten landschap van de helling contrasteert met het vrij open landschap in de grazige vallei én de beboste brongebieden van Wantebeek en haar zijbeken contrasteren met het open grasland in de Wantebeekvallei stroomafwaarts van Kruiskerke.
In de vallei van de Wantebeek zijn quasi alle percelen nog als grasland in gebruik, een gebruik dat reeds eeuwenlang vastligt, vooral onder invloed van de winteroverstromingen van de Wantebeek. Het noordelijk deel, dat de 18de-eeuwse ontginning bevat, heeft - door het behoud van de dreven die de ontginning begeleidden met als kernpunt de hoeve Schoonberg - zijn typisch uitzicht bewaard: dreven met langs beide zijden een enkele of een dubbele bomenrij, daartussenin bossen, akkerland of grasland. De Axpoelehoeve is een grote hoeve bestaande uit enkele losse gebouwen die vlakbij de Wantebeek op een lichte verhevenheid staat. Deze hoeve is gekend als een oude watermolensite.
Het gebied Schoonbergbos - Slangenbos kent een grote variatie van vegetaties als gevolg van een differentiatie door pedologische en geomorfologische omstandigheden. Er komen overgangen in milieufactoren voor, zoals van nat naar droog, van naakte grond tot eeuwenlang beboste grond en van alluviale bodems tot droge zandbodems.
De beboste percelen vallen in twee categorieën uiteen op basis van droge of natte omstandigheden. Op de droge gronden komen de bossen behorend tot de socio-ecologische groep van de bossen op matig voedselarme, droge, zure grond voor. In een vroegere fase (voor de 17de eeuw) zal na het verlaten van de grond een wastine ontstaan zijn die ten slotte resulteerde in bos bij het begin van de 17de eeuw (confer de kaart van de Bersaques). Vanaf het einde van de 18de eeuw werd het gebied geleidelijk aan opnieuw ontgonnen tot de latere bebossingsgraad. Op natte gronden worden de natte bossen behorend tot de socio-ecologische groep van bossen op gerijpte, matig voedselrijke, matig vochtige tot droge grond aangetroffen. Het zijn de bospercelen die de vegetaties bevatten die op Vlaamse schaal als het waardevolst kunnen beschouwd worden. Dit is niet zo verwonderlijk aangezien deze gronden sinds de Bersaques bebost zijn gebleven. Ze zullen vermoedelijk zelfs nooit ontgonnen zijn geweest omdat hier kwelwater aan de oppervlakte komt. In de buurt van de natte bossen, aan de zuidelijke rand van het Schoonbergbos ten oosten van Kruiskerke, ligt een oude boswal met afwatering aan beide zijden. Deze dateert vermoedelijk uit de 12de of 13de eeuw. Op deze boswal kwamen een aantal soorten voor die getuigden van een oude historische en continue bebossing. Begin 1993 werd deze boswal gedeeltelijk verbreed.
De bospercelen hebben een rabattenstructuur. Naast opgaande bomen (voornamelijk populieren met witte (of grauwe) abeel in hooghout) zijn er duidelijk hakhoutstobben aanwezig bestaande uit zwarte els, gewone es, hazelaar en gladde iep. Daarnaast komen opschietende zaailingen voor van wilde lijsterbes, zomereik, Amerikaanse eik, witte els, eenstijlige meidoorn, zoete kers, zachte berk, Amerikaanse vogelkers, sporkehout en vlier. Sommige van de beboste percelen (voornamelijk populieren) zijn in een niet zo ver verleden gekapt. Tussen de heraangeplante populieren komen voornamelijk soorten behorend tot de socio-ecologische groep van de jonge aanplanten en zomen op voedsel- (vooral stikstof-) rijke, neutrale, humeuze, matig vochtige grond voor. Het gebied wordt doorkruist door verschillende dreven, onder andere beukendreven. In deze historische dreven doen nog enkele planten van droge heiden het goed, voornamelijk op plaatsen die aansluiten bij weidepercelen.
Het Schoonbergbos is een bos op zandgrond dat plantengeografisch tot het Vlaams district behoort. Het gebied herbergt een groot aantal vrij zeldzame tot zeer zeldzame soorten, waardoor de belangrijkheid van dit gebied in de Vlaamse zandstreek of het Vlaams district duidelijk wordt gesteld. Als uitzonderlijk zeldzame planten worden op het moment van de bescherming (1996) volgende soorten vermeld: viltroos, muskuskruid, gevlekte aronskelk, vogelmuur, tweestijlige meidoorn, elzenzegge, boswederik, heelkruid, gulden boterbloem, boszegge, bleeksporig bosviooltje, groot heksenkruid. Enkele van deze planten zijn doorgaans typische bossoorten die in historische tijden algemener zullen geweest zijn.
De bosgebieden worden omgeven door grasland. Ter hoogte van het Slangenbos werd een natte weide herleid tot een grote vijver waarvan de randen opgehoogd werden tot op de hoogte van de boswal. De weiden op de alluviale gronden langs de Wantebeek zijn meestal de weiden het Engels raaigrastype. Langsheen het oostelijke zuid-noord gerichte wandelpad komen zelfs maaigraslanden met Italiaans raaigras voor. De weiden zelf hebben globaal genomen nog een micro-reliëf alhoewel sommige percelen drastisch zijn aangepakt, zodat het egale maaigrasland tot egaal raaigrasweide is omgevormd. Kenmerkende soorten van dergelijke gronden zijn nog moeilijk te ontdekken. In het zuidelijk deel van het gebied komen recent naar akker omgezette weiden voor. Centraal in het gebied komt grasland voor. Het oorspronkelijk microreliëf in het zuidelijk gedeelte is verdwenen door ophoging met specie uit de aangelegde vijver. Tussen de percelen is een laagte aanwezig. De aanwezige perceelsgracht is verbreed tot een smalle vijver. De percelen zijn in gebruik als grasland waarop diverse in- en uitheemse diersoorten rondlopen. De overige percelen zijn meestal in gebruik als akkerland (voornamelijk maïs).
Sommige delen van dit gebied zijn ten gevolge van de bloemenrijkdom zeer aantrekkelijk voor verschillende vlindersoorten, waaronder de oranjetip en distelvlinder, en libellensoorten, zoals de geelvlekheidelibel en platbuik.
Auteurs: Van den Bremt, Paul; Lanclus, Kathleen; Tack, Guido; De Meirsman, Reginald; Lievens, Filip; Van der Linden, Geert; Vanmaele, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Van den Bremt P. & Lanclus K. & Tack G. & De Meirsman R. & Lievens F. & Van der Linden G. & Vanmaele N. 2019: Vallei van de Wantebeek met Vorte Bossen, Slangenbos en Schoonbergbos [online], https://id.erfgoed.net/teksten/311783 (geraadpleegd op ).
Het Schoonbergbos was in de 17de eeuw - na een eerste ontginning vóór de 12de eeuw - als bos in gebruik. Het rechthoekige ontginningspatroon van de daaropvolgende ontginning is bewaard gebleven. Ten zuiden van het bos bevindt zich een (mogelijk 12de-eeuwse) boswal. Het gebied wordt gekenmerkt door typische graslanden langs de Wantebeek in het zuiden en door natte en droge bossen en akkerlanden binnen het historisch drevenpatroon in het noorden.
Het gebied Schoonbergbos - Slangenbos ligt ten noorden en ten zuiden van de grens tussen de provincies Oost- en West-Vlaanderen op het grondgebied van de gemeenten Aalter en Ruiselede. Het gebied ligt aan de zuidelijke rand van het Bulskampveld. De Wantebeek loopt ten zuiden van het Slangenbos.
Het gebied ligt op de zuidelijke helling van de cuesta van Lotenhulle naar Hertsberghe met de Wantebeek aan de voet ervan. Langs de helling ontspringen de Wantebeek en talrijke kleinere zijbeken. In de vallei van de Wantebeek zijn quasi alle percelen nog als grasland in gebruik, een gebruik dat reeds eeuwenlang vastligt, vooral onder invloed van de winteroverstromingen van de Wantebeek. Het noordelijk deel, dat de 18de-eeuwse ontginning bevat, heeft - door het behoud van de dreven die de ontginning begeleidden met als kernpunt de hoeve Schoonberg - zijn typisch uitzicht bewaard: dreven met langs beide zijden een enkele of een dubbele bomenrij, daartussenin bossen, akkerland of grasland.
Volgens de tertiair-geologische kaart primeren in dit gebied de grijsgroene, zandhoudende, (weinig) glauconiet- en glimmerhoudende klei met plaatselijk zandsteenbanken van het Lid van Pittem (Formatie van Gentbrugge, eoceen, 53 tot 33,7 miljoen jaar geleden) en de groene tot grijsgroene, fijne, (soms) klei-, glauconiet- en glimmerhoudende zanden met plaatselijk dunne zandsteenbankjes van het Lid van Vlierzele (Formatie van Gentbrugge, eoceen, 53 tot 33,7 miljoen jaar geleden).
Het gebied heeft een grote variatie aan bodemkenmerken. Het Schoonbergbos - Slangenbos heeft twee duidelijk onderscheiden gedeelten: een valleideel met een recent afgezet kleisubstraat en ten noorden ervan tertiaire ondoorlatende lagen op geringe diepte onder een dek van zand of lemig zand. Langsheen de Wantebeek is klei tot zware klei afgezet door voornamelijk winteroverstromingen van de beek. Deze bodems zijn nat tot zeer nat. In het noordelijk deel bestaan de bodems globaal uit zand- tot lemig zandgronden. De tertiaire afzettingen zijn ondiep aanwezig en zijn op deze plaats ook meestal ondoorlatend. Over een geringe oppervlakte en verspreid komen bodems met stuwwater voor. De kringvormige structuren op de kaart van de Bersaque (eerste helft 17de eeuw) komen overeen met de natte gronden op licht zandleem met een relatief hoge ligging. Deze structuren zijn waarschijnlijk relicten van de vermoedelijk 12de-eeuwse ontginningskern. Op dezelfde kaart werd ten westen van de vermelde structuren een vijver ingetekend. Op de bodemkaart blijkt deze geclassificeerd te zijn als kleisubstraat beginnend op geringe of matige diepte. Opmerkelijk is tevens dat als profielontwikkeling voor de zandgronden een podzol wordt aangegeven, volgens de bodemkaart een aanwijzing voor een relatief jonge ontginning van bos of heide. Als een soort overgangszone tussen de kleiige en zandige bodems werden lichte zandgronden opgetekend.
Het gebied Schoonbergbos - Slangenbos kent een grote variatie van vegetaties als gevolg van een differentiatie door pedologische en geomorfologische omstandigheden. Er komen overgangen in milieufactoren voor, zoals van nat naar droog, van naakte grond tot eeuwenlang beboste grond en van alluviale bodems tot droge zandbodems.
De beboste percelen vallen in twee categorieën uiteen op basis van droge of natte omstandigheden. Op de droge gronden komen de bossen behorend tot de socio-ecologische groep van de bossen op matig voedselarme, droge, zure grond voor. In een vroegere fase (voor de 17de eeuw) zal na het verlaten van de grond een wastine ontstaan zijn die ten slotte resulteerde in bos bij het begin van de 17de eeuw (confer de kaart van de Bersaques). Vanaf het einde van de 18de eeuw werd het gebied geleidelijk aan opnieuw ontgonnen tot de latere bebossingsgraad. Op natte gronden worden de natte bossen behorend tot de socio-ecologische groep van bossen op gerijpte, matig voedselrijke, matig vochtige tot droge grond aangetroffen. Het zijn de bospercelen die de vegetaties bevatten die op Vlaamse schaal als het waardevolst kunnen beschouwd worden. Dit is niet zo verwonderlijk aangezien deze gronden sinds de Bersaques bebost zijn gebleven. Ze zullen vermoedelijk zelfs nooit ontgonnen zijn geweest omdat hier kwelwater aan de oppervlakte komt. In de buurt van de natte bossen, aan de zuidelijke rand van het Schoonbergbos ten oosten van Kruiskerke, ligt een oude boswal met afwatering aan beide zijden. Deze dateert vermoedelijk uit de 12de of 13de eeuw. Op deze boswal kwamen een aantal soorten voor die getuigden van een oude historische en continue bebossing. Begin 1993 werd deze boswal gedeeltelijk verbreed.
De bospercelen hebben een rabattenstructuur. Naast opgaande bomen (voornamelijk populieren met witte (of grauwe) abeel in hooghout) zijn er duidelijk hakhoutstobben aanwezig bestaande uit zwarte els, gewone es, hazelaar en gladde iep. Daarnaast komen opschietende zaailingen voor van wilde lijsterbes, zomereik, Amerikaanse eik, witte els, eenstijlige meidoorn, zoete kers, zachte berk, Amerikaanse vogelkers, sporkehout en vlier. Sommige van de beboste percelen (voornamelijk populieren) zijn in een niet zo ver verleden gekapt. Tussen de heraangeplante populieren komen voornamelijk soorten behorend tot de socio-ecologische groep van de jonge aanplanten en zomen op voedsel- (vooral stikstof-) rijke, neutrale, humeuze, matig vochtige grond voor. Het gebied wordt doorkruist door verschillende dreven, onder andere beukendreven. In deze historische dreven doen nog enkele planten van droge heiden het goed, voornamelijk op plaatsen die aansluiten bij weidepercelen.
Het Schoonbergbos is een bos op zandgrond dat plantengeografisch tot het Vlaams district behoort. Het gebied herbergt een groot aantal vrij zeldzame tot zeer zeldzame soorten, waardoor de belangrijkheid van dit gebied in de Vlaamse zandstreek of het Vlaams district duidelijk wordt gesteld. Als uitzonderlijk zeldzame planten worden op het moment van de bescherming (1996) volgende soorten vermeld: viltroos (Rosa tomentosa), muskuskruid (Adoxa moschatellina), gevlekte aronskelk (Arum maculatum), vogelmuur (Stellaria media), tweestijlige meidoorn (Crataegus laevigata), elzenzegge (Carex elongata), boswederik (Lysimachia nemorum), heelkruid (Sanicula europaea), gulden boterbloem (Ranunculus auricomus), boszegge (Carex sylvatica), bIeeksporig bosviooltje (Viola reichenbachiana), groot heksenkruid (Circaea lutetiana). Enkele van deze planten zijn doorgaans typische bossoorten die in historische tijden algemener zullen geweest zijn.
De bosgebieden worden omgeven door grasland. Ter hoogte van het Slangenbos werd een natte weide herleid tot een grote vijver waarvan de randen opgehoogd werden tot op de hoogte van de boswal. De weiden op de alluviale gronden langs de Wantebeek zijn meestal de weiden het Engels raaigrastype. Langsheen het oostelijke zuid-noord gerichte wandelpad komen zelfs maaigraslanden met Italiaans raaigras voor. De weiden zelf hebben globaal genomen nog een micro-reliëf alhoewel sommige percelen drastisch zijn aangepakt, zodat het egale maaigrasland tot egaal raaigrasweide is omgevormd. Kenmerkende soorten van dergelijke gronden zijn nog moeilijk te ontdekken. In het zuidelijk deel van het gebied komen recent naar akker omgezette weiden voor. Centraal in het gebied komt grasland voor. Het oorspronkelijk microreliëf in het zuidelijk gedeelte is verdwenen door ophoging met specie uit de aangelegde vijver. Tussen de percelen is een laagte aanwezig. De aanwezige perceelsgracht is verbreed tot een smalle vijver. De percelen zijn in gebruik als grasland waarop diverse in- en uitheemse diersoorten rondlopen. De overige percelen zijn meestal in gebruik als akkerland (voornamelijk maïs).
Sommige delen van dit gebied zijn ten gevolge van de bloemenrijkdom zeer aantrekkelijk voor verschillende vlindersoorten, waaronder de oranjetip en distelvlinder, en libellensoorten, zoals de geelvlekheidelibel en platbuik.
Cultuurhistorisch is het Schoonbergbos van het grootste belang. Het gebied vormde eens de kern van het grootste heidegebied van Vlaanderen, het Bulskampveld. In de 17de eeuw was dit gebied na een eerste ontginning (vermoedelijk voor de 12de eeuw) als bos in gebruik. Het gebied Schoonbergbos - Slangenbos wordt als het grootste aaneengesloten bos afgebeeld op een 17de-eeuwse kaart opgenomen door Loys de Bersaques. Deze kaart werd opgemaakt naar aanleiding van een grensgeschil tussen de Kasselrijen Kortrijk en Oudburg. Op deze kaart wordt het gebied Schoonberg als bos voorgesteld. Het alluviale gedeelte langs de Wantebeek is niet bebost. Ten oosten van het bos bevond er zich toen een uitgestrekte waterpartij, op de topografische kaart aangeduid met het toponiem Eendekooi.
Uit historische gegevens blijkt dat de heerlijkheid Schoonberg reeds in de 12de en 13de eeuw bestond. Twee cirkelvormige structuren die op de kaart van Bersaques in het noordelijk deel van het bos terug te vinden zijn duiden waarschijnlijk op een oude ontginningskern. Verdere gegevens ontbreken om dit te staven. Op een bepaald ogenblik tussen de 13de en 17de eeuw werd dit gebied niet meer agrarisch uitgebaat, waardoor bos ontstond, zoals de kaart van Bersaques aangeeft.
Met de komst van de Oostenrijkers in de 18de eeuw werden de bossen op de minder goede landbouwgronden langs de hellingen gerooid en ontgonnen. Daarbij legde men een grootschalig geometrisch perceelpatroon met dreven aan dat de hydrografische structuur volgde. Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) is er een aanduiding dat het gebied opnieuw werd ontgonnen tijdens de tweede helft van de 18de eeuw. Het dambordvormige drevenpatroon stamt voornamelijk uit deze herbebossingsperiode. Latere kaarten tonen aan dat stelselmatig meer bos ontgonnen werd. Een gedeelte is tot op het moment van de bescherming (1996) bebost gebleven. De Ferrariskaart geeft een hoeve weer die vermoedelijk als de nieuwe ontginningskern kan beschouwd worden. De Schoonberghoeve, een hoeve met losstaande bestanddelen in U-vorm gegroepeerd, bevat nog een dergelijke oude kern. Vanuit het erf vertrekken vier dreven van circa 150 meter naar de vier windstreken. De dubbele beukendreef leidend naar de straat zou dateren van 1910.
Het nieuwe, rechthoekige ontginningspatroon weergegeven op de primitieve kadasterkaart (begin 19de eeuw) is nog grotendeels bewaard gebleven, zodat dit een zeer kenmerkend element in het landschap vormt. Volgens de literatuur duidt het ontginningspatroon op ontginning uit bos en niet uit woeste gronden. Het patroon van de ontginning uit die periode - hoogstwaarschijnlijk akkerland dat later werd omgezet naar grasland - is bewaard gebleven. De geometrische percelering loopt vaak door tot in de vallei. Het Schoonbergbos vormt door het gave drevenpatroon een entiteit op zich en een gaaf voorbeeld van het 18de- een 19de-eeuwse landschap.
Aan de zuidelijke rand van het 17de-eeuwse bos bevindt zich de boswal, een zeldzaam landschapselement omdat boswallen op vele plaatsen zijn afgegraven. In de veronderstelling dat er een ontginningskern bestond voor de 12de eeuw werd de boswal aangelegd om het vee uit het alluviaal bos langs de beek te houden. Op een boswal werden daarvoor doornige struiken aangebracht als een natuurlijke afscherming. Het alluviaal bos langsheen de Wantebeek werd alleszins voor de kaart van Bersaques ontgonnen.
Auteurs: Van den Bremt, Paul; Lanclus, Kathleen; Tack, Guido; De Meirsman, Reginald; Lievens, Filip; Van der Linden, Geert; Vanmaele, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Van den Bremt P. & Lanclus K. & Tack G. & De Meirsman R. & Lievens F. & Van der Linden G. & Vanmaele N. 2015: Vallei van de Wantebeek met Vorte Bossen, Slangenbos en Schoonbergbos [online], https://id.erfgoed.net/teksten/327337 (geraadpleegd op ).
Deze ankerplaats strekt zich uit langs de Wantebeek op grondgebied van de gemeenten Ruiselede (West-Vlaanderen) en Aalter (Oost-Vlaanderen). Ze loopt van gehucht Doomkerke (Ruiselede) tot vóór de kaarsrechte weg tussen Ruiselede en Aalter.
Het gebied ligt op de zuidelijke steile helling van de cuesta van Lotenhulle naar Hertsberge met de Wantebeek aan de voet ervan. Langs de helling ontspringen de Wantebeek en talrijke kleinere zijbeken door de geologische gesteldheid. De bronniveaus ontstaan rond de grenslijn tussen het Lid van Vlierzele (fijn zand; Formatie van Gent) en het Lid van Pittem (Formatie van Gent; kleiig zand) omdat de kleiige laag de infiltratie van water bemoeilijkt en omdat de quartaire laag zeer dun is op de steile helling van het cuestafront. Deze beekjes staan veelal loodrecht op de Wantebeek die van west naar oost stroomt.
Rond de brongebieden staat vaak bos zoals de bossen rond Doomkerke, de Vorte Bossen en de Schoonbergbossen. Ze bestaan uit loof-, naald- en gemengde boscomplexen en een diversiteit van hoog-, middel- tot hakhout met enkele zeer oude hakhoutstobben. Vanaf de kam van de cuesta tot in de beekvallei van de Wantebeek veranderen de bodemcondities en de vochtigheidsgraad gradueel wat ook een graduele florale verandering met zich meebrengt. Vandaar de grote florale rijkdom langs de helling. De bossen zelf herbergen vaak een rijke vochtminnende flora waarbij de Vorte Bossen en de Slangebossen een zeer rijke voorjaarsflora hebben. Daar zijn ook grote delen onder hakhoutbeheer. In de valleibossen treft men nog de repelstructuur met afwateringslanen aan. De aanwezige heideflora getuigt van de nabijheid van het voormalig veldgebied met heidebegroeiing. De bossen op de helling worden omringd door een mozaïek van akker- en weilanden. De Wantebeek zelf (tenzij rond haar brongebied) heeft meestal aan beide oevers weiland omringd door grachten met rietvegetatie en op sommige plaatsen zeer gave perceelsrandbegroeiing van knotbomen. Bomen en struiken accentueren de loop van de Wantebeek in het landschap.
Langs de hellingen getuigt het geometrische perceelspatroon van de late ontginning van dit gebied. In de 18de eeuw werden de bossen op de minder goeie landbouwgronden langs de hellingen gerooid en ontgonnen. Daarbij legde men een grootschalig geometrisch perceelspatroon met dreven aan dat de hydrografische structuur volgde. De geometrische percelering loopt vaak door tot in de vallei. Het Schoonbergbos vormt door het gave drevenpatroon een entiteit op zich en een gaaf voorbeeld van het 18de- een 19de-eeuwse landschap. Het gebied kent een lage bebouwingsdichtheid waarbij landbouwbedrijven het grootste aandeel innemen.
De Axpoelehoeve is een grote hoeve bestaande uit enkele losse gebouwen die vlakbij de Wantebeek op een lichte verhevenheid staat. Deze hoeve is gekend als een oude watermolensite. De hoeve Schoonberg met dubbele toegangsdreef bestaat uit enkele losstaande gebouwen in U-vorm gegroepeerd en met een woonhuis op een natuurlijke verhevenheid. Tijdens de middeleeuwen maakte deze plek deel uit van de heerlijkheid Schoonberg, waarvan de oudst bekende melding van 1306 dateert. Aan de toegangsdreef ligt tevens een goed bewaarde en opvallende boswachterswoning die bij de hoeve behoorde.
Aan de zuidelijke rand van het Schoonbergbos ten oosten van Kruiskerke ligt een oude boswal met gracht (ten noorden ervan) die waarschijnlijk vóór de 12de eeuw aangelegd werd als veekering. Hij getuigt van de vroegere occupatiegeschiedenis van de streek en heeft momenteel een waardevolle flora. Goed bewaarde boswallen zijn zeldzaam in Vlaanderen, omdat ze door het latere grondgebruik vaak zijn afgegraven.
Rond Eendekooi, ten oosten van de Schoonberghoeve, lag vroeger een kooivijver die verland is. Op die plaats komt momenteel stuwwater voor. Het half gesloten landschap van de helling contrasteert met het vrij open landschap in de grazige vallei én de beboste brongebieden van Wantebeek en haar zijbeken contrasteren met het open grasland in de Wantebeekvallei stroomafwaarts van Kruiskerke.
Bron: Ankerplaats 'Schoonbergbos - Vorte Bossen- Wantebeek'. Landschapsatlas, A34003, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2001: Vallei van de Wantebeek met Vorte Bossen, Slangenbos en Schoonbergbos [online], https://id.erfgoed.net/teksten/162685 (geraadpleegd op ).