De rivierpolders langs de Schelde zijn uitgesproken cultuurhistorische landschappen, ontstaan in de middeleeuwen, gevormd door de mens. Eén daarvan is de polder van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde (KBR), langs de linkeroever van de Schelde. De polder werd zeker sinds de 13de eeuw of vroeger bedijkt. Het gebied is langgerekt en in het midden loopt de Barbierbeek dwars door de polder. Het heeft een uitgesproken historische percelering. Welen en kreken langs de dijken laten zien dat er in het verleden meermaals dijkdoorbraken zijn geweest.
De polder van KBR ligt in de Scheldevallei. Diep in de ondergrond zijn de sporen van een breed meanderend riviersysteem uit de overgang tussen pleniglaciale periode en late ijstijd te vinden (ruwweg tussen 140.000 en 12.500 jaar geleden). De Schelde had in deze periode een zeer onregelmatig debiet waardoor piekafvoeren een brede vallei uitschuurden. In het holoceen werd het klimaat milder en zorgde de beginnende plantengroei voor een regelmatiger debiet. In koude periodes was de vallei nog vrij van begroeiing en kon het sediment lokaal verstuiven en zandige ophogingen vormen. Juist ten zuiden van de Barbierbeek is de donk daar een voorbeeld van. In warmere periodes was de riviervallei met planten begroeid. Door de extreem natte omstandigheden van kwelwater en het rivierwater, groeide een veenlaag in de vallei, in het eindstadium bestaande uit een elzenbroekbos. Van getijdewerking op de Schelde was er in deze periode nog geen sprake. De rivier stroomde nog in verschillende smalle geulen door de vallei. Pas vanaf enkele eeuwen voor onze jaartelling brak de kustbarrière in Zeeland door en begon de getijdenwerking landinwaarts zijn sporen na te laten. Toch duurde het nog tot enkele eeuwen na Chr. voordat de getijden tot de regio ter hoogte van Kruibeke-Bazel en Rupelmonde doordrongen. Het getijdewater zette een kleilaag op het veen af en deed de veengroei stoppen. Momenteel is deze kleilaag ongeveer 50cm tot één meter dik en is het getijdeverschil tussen eb en vloed bij Rupelmonde tot ongeveer 5m opgelopen.
De eerste bedijking van de polder van Bazel vond plaats in de 13de eeuw of vroeger. In 1299 werden er namelijk bedijkingswerken uitgevoerd aan een weel in de oude dijk, wat erop wijst dat de dijken al een tijd aanwezig waren. Over de bedijking van de polder van Kruibeke zijn geen gegevens beschikbaar, maar er kan vanuit worden gegaan dat de inpoldering past binnen het tijdsbeeld van het ontstaan van andere rivierpolders in de Scheldevallei die ook uit de 12de-13de eeuw dateren. De polders van Kruibeke-Bazel-Rupelmonde zijn vanuit de nederzettingen van de hoger gelegen cuestarand ontstaan, en niet vanuit een bewoningskern in de alluviale vlakte. Dat was waarschijnlijk te wijten aan de ligging en de vorm van de langgerekte en ondiepe polder. Ook de percelen die het dichtst bij de rivier lagen, waren nog relatief gemakkelijk bereikbaar vanuit de woonkernen buiten de polder.
De Barbierbeek splitst de polder in twee delen die ook qua waterbeheer van elkaar gescheiden waren: de polder van Bazel-Rupelmonde in het zuiden en de polder van Kruibeke in het noorden. Elke polder beschikte over een eigen uitwateringssysteem en kon dus onafhankelijk van de andere functioneren. Het verschil in perceleringspatroon tussen de twee polders is ook opvallend. In de polder van Kruibeke (noordelijk) is die zeer planmatig, terwijl de polder van Bazel-Rupelmonde een onregelmatiger patroon heeft. De verklaring hiervoor kan worden gezocht in enerzijds de structuur van organisatie ten tijde van de ontginning en anderzijds de fysische toestand van de polders. 1° De verschillen in de verkavelingsstructuur suggereren een andere ontstaansgeschiedenis. In Rupelmonde herkennen we een stichting van de Vlaamse graaf. De stad stond rechtstreeks onder grafelijk gezag. Het grondgebied Bazel daarentegen was in de 13de eeuw al versnipperd over verschillende leenhouders. Die versnippering leidde in Bazelbroek tot een verkaveling in meerdere kleine blokken, verschillend van vorm en structuur. Kruibeke bleef tot in de 14de eeuw buiten de invloedssfeer van de Vlaamse graaf. Waarschijnlijk was een lokale heer initiatiefnemer van de inpoldering en de strakke, planmatig aangelegde strookverkaveling in Kruibekebroek. 2° De polder van Kruibeke kende weinig reliëfverschillen die sturend waren in de verkaveling. Bovendien was het een smalle polder waar een ingewikkelde structuur niet nodig was. De polder van Bazel kent juist wel een grotere hoogte- en bodemvariatie die, hoewel ze gering waren, toch aanleiding hebben gegeven voor een onregelmatigere verkaveling. De euwenoude percelering is samen met de grachten en de wegenstructuur weinig veranderd.
De meeste dijken die vandaag in deze polder liggen, hebben een middeleeuwse oorsprong. Oorspronkelijk waren de dijken veel lager dan de huidige en volgden ze een rechtlijniger traject. In de loop van de eeuwen hebben ze een veel grilliger verloop gekregen als gevolg van de vele dijkdoorbraken. Als een dijk doorbrak ontstond door het krachtig binnenstromende Scheldewater een weel of uitkolkingsgat. Om te vermijden dat de getijdenwerking de bres vergrootte of verder uitschuurde, werd het gat in de dijk zo snel mogelijk gedicht. Als de aannemer een weel binnendijkte werd een nieuwe dijk in een bocht om de bres aangelegd. Het met water gevulde uitkolkingsgat bleef als litteken van de dijkdoorbraak in de polder achter. Het resultaat van een buitengedijkt weel was ook een bocht in de dijk, maar één die meer landinwaarts lag. Door de snelle sedimentatie vanuit de Schelde was van het uitgedijkte weel spoedig niet veel meer te zien. De aanwezigheid van welen, maar ook het bochtige traject van een dijk, zijn indicatoren voor de breukgevoeligheid van een historische dijk. Uit vergelijkend kaartonderzoek bleek dat de 13km dijken in Kruibeke-Bazel en Rupelmonde op 48 plaatsen waren doorgebroken tussen de 17de-21ste eeuw. De zwaarste dijkdoorbraak was die in 1715. Een stormvloed perforeerde de Scheldedijk en de zijdijken langs de Barbierbeek op verschillende plaatsen. Achter de grootste bressen vormden zich kreken, waaronder de Rupelmondse kreek die zich één kilometer in het polderlandschap uitstrekt.
Het landgebruik in de polder bestond na de ontginning voor het grootste deel uit akkers met diverse soorten gewassen. Op verschillende plekken in de polder, maar in het bijzonder in het westelijke deel is veen gewonnen. Dit gebied stond namelijk onder invloed van kwel uit de hoger gelegen zandgronden, waardoor hier een veenlaag kon groeien. De kleinschalige veenwinning gebeurde perceel per perceel en was wellicht voor eigen gebruik of lokale verkoop bedoeld. In totaal werd een laag van 2-3 meter veen gewonnen. Na de veenwinning was akkerbouw in het natte deel vaak niet langer mogelijk. De gronden werden omgezet in rabatten waarop men elzenhakhout plantte. Eind 20ste eeuw bestaat het landgebruik in de polder overwegend uit grasland en bos. Enkel op de donk kwam toen nog akkerbouw voor. Op de kabinetskaart van de Ferraris (1771-1777) valt de grote dichtheid aan perceelsbeplanting op, bestaande uit houtkanten en bomenrijen. Op het einde van de 20ste eeuw bestonden daar alleen nog restanten van, bijvoorbeeld in de vorm van knotbomenrijen of houtkanten op de perceelsranden. Buitendijks werden de schorren langs de Schelde gebruikt als hooilanden of voor de kleiwinning. Het hooi was belangrijk voor de veeteelt, omdat het tijdens de winter als veevoer diende. Het hielp de dieren de winter doorkomen. Ook de schorregronden waren dus in het landbouwsysteem geïntegreerd. Door de introductie van andere veevoergewassen verminderde het belang van hooilanden in de loop van de 20ste eeuw. Landbouwers gaven de schorregronden op. Natuurlijke processen van overstromingen en sedimentatie gingen opnieuw hun gang, waardoor de schorren hun traditionele rietvegetatie herwonnen.
Sinds ongeveer 2010 vormt Waterwegen en Zeekanaal het gebied om tot overstromingsgebied in het kader van het Sigmaplan. Het Sigmaplan wil het Zeescheldebekken tegen frequente overstromingen beveiligen. Meer ruimte voor de rivier is één van de streefdoelen. Historisch ingedijkte valleigebieden worden daarom omgevormd tot gecontroleerde overstromingsgebieden. Nieuwe sluizen in de historische dijken, zoals in Bazel, controleren voortaan het instromende water. Het vroegere landbouwgebied dient nu als waterberging en natuurontwikkeling. Bij hoge waterstanden laat men het water over de verlaagde Scheldedijken stromen. In de polder van Kruibeke is een kreek aangelegd waardoor dagelijks Scheldewater de polder binnen stroomt. Dat zet een laagje slib af. Welke impact dit op het landschap heeft, is niet gekend, maar de verwachting is dat de historische perceleringsstructuur en het netwerk van grachtjes en greppels waarschijnlijk zal vervagen. Het zuidelijk deel, de polder van Bazel, overstroomt maar af en toe bij springtij. De impact van de overstromingen zal hier minder groot zijn, maar de herkenbaarheid van de historische polder neemt hier door de inrichting als natuurgebied geleidelijk aan af, onder andere door de verbossing van percelen. In de polder is, binnenlands aan de kant van de dorpen, een nieuwe ringdijk aangelegd. Deze dijk vormt visueel en fysiek een barrière tussen de polder en de bebouwing op de hogere gronden.
De bewoning concentreert zich in de dorpen op de cuestarand: van noord naar zuid Kruibeke, Bazel en Rupelmonde. Ten noorden van het dorp Kruibeke ligt het kasteel van Kruibeke. Het werd op een strategische plek in het landschap gebouwd, dicht tegen de rivier en toch veilig op de hogere gronden. De huidige waterburcht verving in 1594 een ouder kasteel. Het was de zetel van de heerlijkheid Kruibeke waartoe enkele andere gebouwen, gronden en schorren toe behoorden. Begin 19de eeuw vormden het kasteel en park een kleine kern van ongeveer 3,5 ha bestaande uit een waterburcht met slotgracht, waarschijnlijk een poortgebouw en stallingen, twee moestuinen, een tuin en een noord-zuid georiënteerde rechte dreef. Ridder le Boucq de Beaudignies vernieuwde en vergrootte het kasteel rond 1880. Ook de parkaanleg dateert uit die periode.
De dorpskom van Bazel ligt ten zuiden van de Barbierbeek, en heeft een gaaf historisch centrum rond een kerk. In de dorpskom start en eindigt een kapelletjesommegang door de Bazelse Polder: via Lange Gaanweg, Beekdam, Verbindingsdijk, Blauwe Gaanweg, Lange Gaanweg, Dweerse Gaanweg, Kemphoekstraat en door de kasteeldreef. Vijf lindes en één plataan staan op kruispunten langs deze weg, ze hebben allemaal een kleine boomkapel tegen de stam. Op de rand van de polder staat het kasteel van Wissekerke. Voor de 10de eeuw stond hier een burcht, die deel uitmaakte van de versterkingsgordel langs de Scheldeoever. Het 8 ha grote park bood oorspronkelijk zicht op de Bazelse polder. De voormalige kasteeldreef, ten noorden van het park, bestaat hoofdzakelijk uit lindebomen. In de aanzet van de dreef komen oude beuken en een plataan voor. In Rupelmonde herinneren de getijdewatermolen en de Graventoren aan de invloed van de vroegere graaf van Vlaanderen bij de ontwikkeling van het gebied.
Auteurs: de Haan, Aukje; Verboven, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: de Haan A. & Verboven H. 2008: Polder van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde [online], https://id.erfgoed.net/teksten/312324 (geraadpleegd op ).
In Bazel is er slechts sprake van een inpoldering in een geschreven bron in het midden van de 13de eeuw. Vermoedelijk was er reeds voordien een inpoldering geweest omdat historische bronnen ervan gewag maken. De onderverdeling van de polders in “Broekwijken” zijn reeds in de 13de eeuw in gebruik. Vermoedelijk betreft het hier een herinpoldering na dijkdoorbraken ten gevolge van eens stormvloed in 1251. Sindsdien heeft de mens dit zeer laag gelegen gebied blijven beschermen tegen overstromingen. Door de eeuwen heen zijn er weinig gegevens bekend van dijkdoorbraken die een grote invloed hadden op de vorming van het landschap, enkel in het begin van de 18de eeuw is er een grote doorbraak geweest met vorming van de Rupelmondse en Bazelse kreek. Het voorkomen van verschillende wielen langsheen de dijken duidt op andere dijkdoorbraken, vermoedelijk met minder erge gevolgen.
Voor de 13de eeuw bestaan er geen geschreven bronnen over een inpoldering van het gebied. Enkel P. Janssens, een befaamd heemkundige, durft stellen dat de Germanen in de 8ste-9de eeuw reeds dijken of dammen hebben aangelegd op de plaats waar nu de “gaanwegen” gelegen zijn. Hij steunde zich trouwens op de naamgeving van “Gaanweg” om dit te staven. Terzelfdertijd zouden “Twissels” zijn aangelegd die parallel verlopen aan deze “Gaewegen”. Het zijn gegraven waterlopen die het teveel aan water moeten evacueren. In elk geval bestonden in de 12de eeuw reeds de twissels, dicksloten en bantsloten.
Uit een bron van de 14de-15de eeuw kunnen we met zekerheid stellen dat toen reeds de Barbierbeek in de polder ingedijkt was. Hoogstwaarschijnlijk stond de Barbierbeek rechtstreeks in verbinding met de Schelde, waardoor een indijking noodzakelijk was. Omtrent het grondgebruik in de polder zijn er relatief weinig gegevens.
Op de kabinetskaart de Ferraris (1771-1777) is deze hele polder akkerland en niet-permanent-grasland. In de polders van Kruibeke is de structuur bijna nog identiek en gaaf ten opzichte van de Ferrariskaart. De percelering is nog niet gewijzigd, bospercelen zijn nog steeds aanwezig, soms wat uitgebreider tegenover eind 18de eeuw. Een groot aantal perceelsranden zijn bewaard gebleven. Ook de kreken zijn zichtbaar op de Ferrariskaarten.
Het voornaamste zichtbare geomorfologische verschijnsel in de Kruibeekse polders naast de alluviale klei-afzettingen is een “donk” die zich ongeveer in het midden van de Bazelse polder bevindt en zich parallel met de rivier noord- zuid uittrekt.
De watermolen van Rupelmonde zou het grootste binnenrad van het land bezitten. Thans is de molen buiten gebruik en zou hij als streekmuseum zijn ingericht.
In de buurt van deze molen staat de “Graventoren”, een ruïne van een waterburcht uit XII, opgericht door de graven van Vlaanderen. Het kasteel werd in 1389 door Filips de Stoute grondig hersteld en verruimd tot een burcht met zeventien torens. Het kasteel werd in 1583 grotendeels verwoest door Marnix van Sint- Aldegonde. De overblijvende torens zullen tot 1647 dienst doen als staatsgevangenis. Het slot deed daarna, tot in 1748 dienst als militaire verschansing, werd zwaar geteisterd maar nooit hersteld. Van de huidige toren is enkel het benedendeel van Doornikse kalksteen origineel. Elk van de vier bouwlagen bevat spitsboog vensters, met baksteen tot schietgaten gedicht. Nog in het zuiden van deze ankerplaats bevindt zich de scheepswerf van Rupelmonde, dat tot het industrieel erfgoed behoort.
De kerk van Bazel is een georiënteerde kruiskerk, in het centrum van het dorp gelegen. Ze dateert van 1364, het koor werd in 1560 vervangen door het huidige. De oude zijbeuken worden in 1666 en 1699 terug opgebouwd, de sacristie in 1714. Na een brand in 1879 wordt het koor grondig hersteld en de benedenkerk wordt verruimd. Het zogenaamde ‘Klein Kasteel’ wordt in 1846 gebouwd als twee afzonderlijke woningen. In 1874 worden ze tot één eigendom versmolten en waarschijnlijk aan de buitenzijde ook grondig aangepast. Het staat vlak tegenover de ‘Eenhoorn’ en is een geslaagde nabootsing daarvan. Van de ‘Eenhoorn’ is het juist bouwjaar niet bekend. In 1452 speelde het gebouw reeds een rol in de slag om Bazel, toen het als verschansing diende tegen de Franse troepen van Filips de Goede.
Het kasteel van Wissekerke is in een 8 hectare groot park gelegen met daarin een ruime vijver waarover een smeedijzeren hangbrug ligt. De ingang van het park wordt door de ingangspoort gedomineerd. Deze geeft op het zuidoosten van het dorpsplein uit. De twee vierkanten baksteenwoontorens in 1832-33 gebouwd, telt twee bouwlagen. Boven de ingangspoort hangt het wapenschild van de families Vilain XIIII en de Feltz. Aan weerszijden van de torens grote schietgaten als versiering in de muur. De gekartelde omheining loopt everzijds langs de polderweg tot aan de parkvijver, anderzijds loopt hij door tot tegen de “Eenhoorn”. Ook tegen het “Klein Kasteeltje” is een dergelijke muur aangebracht. Het geheel vormt een stemmingsvolle afsluiting van de dorpskom. De voormalige kasteeldreef, ten noorden van het park, mondt in de Kemphoekstraat uit. Op de plaats van het huidige kasteel van Wissekerke stond reeds in 10e eeuw een burcht, die deel uitmaakte van de versterkingsgordel aan de Scheldeoever. In 1238 legde Raas van Basele de funderingen van het nieuwe versterkt kasteel dat in 1510 verkocht werd aan Lieven van Pottelsberghe. In 1562 wordt een kapel in het kasteel ingericht. In 1583 brandde het gedeeltelijk af en in 1590 gebeurden verschillende verbouwingswerken. In 1803 hebben verbouwingswerken plaats, de wal werd met aarde opgevuld die uit de dreef werd aangebracht (vandaar haar diepe ligging) en ook uit het park werd aarde aangevoerd, hierdoor vergrootten de vijvers. Nadien gebeurden er nog verschillende verbouwingswerken aan het kasteel. In het park, met Engelse aanleg, bevinden zich een reeks bakstenen hoevegebouwen. Merkwaardig is vooral de ronde bakstenen duiventoren die kegelvormig was afgedekt. Om de twee delen van het park te verbinden werd speciaal een smeedijzeren hangbrug gemaakt.
Bron: Ankerplaats 'Polder van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde'. Landschapsatlas, A40024, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2001: Polder van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde [online], https://id.erfgoed.net/teksten/162738 (geraadpleegd op ).