De Scheldemeersen van Zevergem-Schelderode vormen één van de weinige restanten van een aaneengesloten meersenlandschap in de Scheldevallei. Het gebied wordt gekenmerkt door de afwisseling van meersen, afgesneden meanders, populierenaanplantingen en door greppels opgedeelde graslandpercelen. De in de Scheldevallei afgezette alluviale klei werd ontgonnen door de steenbakkerijen in de omgeving, waardoor kleiputten in het landschap achterbleven.
De Scheldemeersen situeren zich tussen Zevergem en Schelderode langs beide zijden van de Schelde. Min of meer parallel aan de rivier lopen de Coupure en de Oude Houwbeek. Het gebied ligt in een binnenbocht van de gekalibreerde Boven-Schelde. Dit deel van de Schelde maakt deel uit van de Vlaamse vallei. De Schelde loopt hier in een vlakke vallei met een breedte van 1500 meter. Het niveau varieert er rond 7,5 meter +TAW. Kenmerkend is de uitgesproken asymmetrische vorm van de Scheldevallei met een steile oostrand en een bijna vlakke westrand. Slechts kleine niveauverschillen worden in deze vlakte waargenomen en vinden hun oorsprong in het afgraven van de alluviale klei voor de baksteenfabricatie.
Karakteristiek voor dit gebied zijn de door greppels opgedeelde graslandpercelen, weilanden en grachten afgezoomd met knotwilgen, moerasruigten op afgegraven terreinen, struwelen, opgeschoten griend, houtkanten, bermen en dijken. Beken en met populieren afgeboorde landwegen brengen afwisseling in het rivierlandschap.
In de Scheldemeersen bevinden zich afgesneden meanderbochten. De rechttrekkingen van de Schelde gaven ontstaan aan verschillende oude rivierarmen. De Ham was een van de eerste bochtafsnijdingen (rond 1860). Bij de laatste kanalisatie (1967 en later) werden drie bochten afgesneden. De Scheldemeersen van Zevergem-Schelderode vormen één van de weinige restanten van een aaneengesloten meersenlandschap in de Scheldevallei. Langs de Schelde loopt de op een dijk gelegen trekweg.
De tertiaire ondergrond is zandig, lemig of venig. Volgens de tertiair-geologische kaart primeren in dit gebied van noord naar zuid de grijze tot groengrijze klei tot silt met dunne banken zand en silt behorend tot het Lid van Kortemark (eoceen, 53 tot 33,7 miljoen jaar geleden), de donkergrijze tot blauwe klei met glimmers behorend tot het Lid van Aalbeke (eoceen, 53 tot 33,7 miljoen jaar geleden) en de grijze, kleihoudende klei tot silt met kleilagen behorend tot het Lid van Moen (eoceen, 53 tot 33,7 miljoen jaar geleden).
De Scheldevallei vormt ongeveer de zuidgrens van de Vlaamse vallei, een glaciale erosievallei. Toen na de ijstijden het klimaat verzachtte, verdween de permanent bevroren ondergrond, zodat de valleien uitgediept werden. Tijdens het holoceen (10000 jaar geleden tot heden) verstoven de droogste delen van de ruggen. Zo werden landduinen gevormd langs de Scheldevallei. De valleien werden vanaf het atlanticum (8000 tot 5000 jaar geleden) deels opgevuld met door het water opgevuld terrigeen materiaal (overwegend klei en zware klei) en deels met organogeen materiaal (veen). Plaatselijk komen ook colluviale afzettingen voor.
De bodemkaart geeft de helft van de oppervlakte weer als uitgebrikte gronden op lemig of kleiig materiaal. De andere bodems zijn overwegend hydromorfe klei- en zware kleigronden. Op de oeverwal hebben de afzettingen een grovere textuur en bevatten ze vrijwel geen veenmateriaal, zodat dit sediment geschikt was voor steenbakkerijen. Het uitbrikken van gronden voor het ambachtelijk vervaardigen van bakstenen kende zijn hoogtepunt omstreeks 1900. Het was een activiteit die algemeen voorkwam tussen Gent en Oudenaarde. In het zuidwesten van het gebied geeft de bodemkaart de aanwezigheid van een venige bovengrond weer. De ontwatering van het colluvium gebeurt er via de Moerbeek of Coupure, die hier vermoedelijk het tracé van een fossiele geul volgt.
De afvoer van het water naar de Schelde werd door sluizen geregeld. Aangezien de alluviale vlakte regelmatig overstroomde was hooiland er aangewezen. Na het hooien werd het grasland begraasd. In de uiterwaarden van de Schelde ontstonden door eeuwenlang maaien en hooien natte soortenrijke hooilanden. Het kenmerkende open karakter van het meerslandschap is gedeeltelijk verloren gegaan door het aanplanten van wilgen- en populierenrijen op de perceelsranden en van populierenbosjes op de uitgebrikte gronden. Deze populierenbosjes kunnen als een geschikte bodemgebruiksvorm worden gezien voor dergelijke natte gronden en zijn ondertussen een deel van het landschap geworden.
Als gevolg van de rechttrekkingen van de Schelde werd de waterafvoer versneld, waardoor er minder wateroverlast was in het valleigebied. De kalibrering van de Boven-Schelde en de drainage van de meersgronden hebben een intensivering van het landbouwgebruik in de meersen meegebracht. Deze intensivering drukt zich in het landschap uit als een toename van het areaal (maïs)akkerland en fruitteelt (maar in beperktere mate). Er is ook een eutrofiëring van matig voedselrijke graslanden door het gebruik van kunst- en drijfmest door de landbouw waar te nemen. Enkele restanten van de natte, soortenrijke hooilanden bleven nog bewaard. Het gebied is bovendien grotendeels gevrijwaard gebleven van bebouwing. Op de rechteroever volgt de bebouwing de steilrand, op de linkeroever is de bebouwing grotendeels buiten het meersengebied gesitueerd.
Binnen de Scheldemeersen komen op het moment van de bescherming (1981) nog goed ontwikkelde vegetaties van moeras-, hooiland- en waterplanten voor. Vaak herbergen deze vegetaties een aantal zeldzame plantensoorten, zoals onder meer zwanenbloem (Butomus umbellatus), kleine kaardebol (Dipsacus pilosus), slanke waterbies (Eleocharis uniglumis), waterviolier (Hottonia palustris), aarvederkruid (Myriophyllum spicatum), pijptorkruid (Oenanthe fistulosa) en handjesereprijs (Veronica triphyllos). Ornithologisch is het gebied van belang wegens de grote verscheidenheid van broedvogels, waaronder een aantal zeldzame soorten, zoals onder meer een broedgeval van het woudaapje. Ten slotte hebben de Scheldemeersen een grote waarde als rust- en foerageergebied voor watervogels.
De kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) geeft de Scheldevallei weer als drassig weiland met een sterk meanderende Boven-Schelde. Buiten de Scheldevallei liggen akkers met hagen op de perceelsranden. Het kasteel van Welden wordt weergegeven als een dubbel omgracht kasteel met moestuinen binnen de tweede omwalling.
Aanvankelijk was de Ham niet meer dan een drassig weiland. Gedurende de eerste decennia van de 20ste eeuw werd het gebied geleidelijk afgegraven voor de kleiwinning ten behoeve van de steenbakkerijnijverheid. Het laaggelegen terrein dat overbleef, was tot in 1950 als vochtig hooiland in gebruik. Het typische greppelpatroon, dat nog steeds zichtbaar aanwezig is in het gebied, getuigt hiervan. Iedere winter overstroomde het gebied. De drie plassen in de Ham ontstonden omstreeks 1930.
Het dorp van Schelderode is op cultuurhistorisch en historisch-geografisch vlak een representatief voorbeeld van een dorpskern die zich aan de rand van de Scheldevallei ontwikkelde, in casu bij een feodaal centrum, namelijk de zetel van het ‘Land van Rode’, één van de belangrijkste heerlijkheden aan de rechteroever van de Schelde. De dorpskern en dorpskerk liggen bovenop de steilrand, het kasteel van Schelderode met park op de helling van het talud achter de Sint-Martinuskerk. Kerk en kasteel domineren van daaruit het Schelde-alluvium met de Scheldemeersen. Het neogotische kasteel van Schelderode gaat terug op de middeleeuwse site van het verdwenen heerlijk kasteel ‘Ten Daele’ van de machtige heren van Rode binnen het Land van Aalst.
Waardevolle kleine landschapselementen zijn resten van hoogstamboomgaarden, voetweg nr. 25 (zijnde een oud wegtracé) en de kerkwegel (lineair gemarkeerd door typische afsluitingen zoals bakstenen tuinmuren, haagbeuk en sierbetonafsluitingen). De zandweg vanaf de Gaversesteenweg leidt naar de Scheldedijk en loopt voor een deel rondom de oude Scheldearm de Sint-Elooisput. Typisch voor dit Scheldemeersgebied zijn de met populieren en kastanjes afgeboorde weiden. Aan de Sint-Elooisput bevindt zich de Sint-Elooiskapel, met aan weerszijden ervan een hoeve. Aan de kapel vindt jaarlijks een ommegang met paardenwijding plaats, sinds 1960 ook een voertuigenwijding. Deze merkwaardige gotische bedevaartskapel zou opklimmen tot in de 13de of 14de eeuw. In 1913 werd de kapel verworven door de kerkfabriek, die ze in 1927 herstelde.
Het kasteel van Welden heette vroeger ook het ‘Hof te Seevergem’ of ‘Hof te Weldene’. Het is vermoedelijk een middeleeuwse site met een walgracht en een afzonderlijk omgracht opper- en neerhof. Ze was in het bezit van de familie van Zevergem, die de dorpsheerlijkheid tot in de 13de eeuw behield. In 1232 werd de heerlijkheid afgestaan aan de Gentse Sint-Pietersabdij, met uitzondering van enkele gronden (velden of welden genoemd) en het neerhof, dat in bezit gebleven is van de dochter van de heer van Zevergem. De zetel van de heerlijkheid, het oude ‘Hof te Seevergem’, bij Sanderus “Praetorium de Weldene” genoemd, lag op grondgebied van Sint- Pieters en werd door de heren van Welden in cijns gehouden. Van dit kasteel werd enkel de cirkelvormige gracht met walmuur en een toren behouden bij de bouw van het nieuwe kasteel in 1700. Het nieuwe kasteel, in late barokstijl van traditionele bak- en zandsteen en symmetrisch toegevoegde noordtoren, is met het hoofdgebouw verbonden door een galerij. Vermoedelijk was er ook een nieuwe tuinaanleg met uitbreiding van de buitenwal naar het oosten en een tuinmuur met wandelgang. Het huidige uitzicht dateert van 1927 door een ‘historiserende’ restauratie met onder meer toevoeging van dakkapellen. Het waterkasteel ligt binnen een dubbele omwalling. In het noorden en zuiden is het site afgezoomd door dreven met loodrecht erop een noorddreef die het kasteel met de vroegere Oudenaardse Steenweg verbond en een zuiddreef naar Pont-Zuid. Er was een toegangsdreef naar het westen vanaf de Kriekestraat met een wederopgebouwde rococopoort aanwezig.
Auteurs: Van den Bremt, Paul; Cox, Lise; Tack, Guido; De Meirsman, Reginald; Van der Linden, Geert; Vanmaele, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Van den Bremt P. & Cox L. & Tack G. & De Meirsman R. & Van der Linden G. & Vanmaele N. 2015: Scheldemeersen tussen Zevergem en Schelderode [online], https://id.erfgoed.net/teksten/174018 (geraadpleegd op ).
Deze ankerplaats situeert zich tussen Zevergem en Schelderode, langs beide zijden van de Schelde gelegen. Dit deel van de Schelde maakt deel uit van de Vlaamse Vallei. De rechttrekkingen van de Schelde gaven ontstaan aan verschillende oude rivierarmen. De Ham was een van de eerste bochtafsnijdingen, dit rond 1860. Aanvankelijk was de Ham niet meer dan een drassig weiland. Gedurende de eerste decennia van deze eeuw werd het gebied geleidelijk afgegraven voor de kleiwinning ten behoeve van de steenbakkerijnijverheid. Het laaggelegen terrein dat overbleef, was tot in 1950 als vochtig hooiland in gebruik. Het typische greppelpatroon, dat nog steeds zichtbaar aanwezig is in het gebied, getuigt hiervan. Iedere winter overstroomde het gebied. De drie plassen in de Ham ontstonden omstreeks 1930.
De scheldemeersen van Zevergem-Schelderode is één van de weinige restanten te zijn in de Scheldevallei van een aaneengesloten meersenlandschap. Het kenmerkende open karakter van het meerslandschap is gedeeltelijk verloren gegaan door het aanplanten van wilgen- en populierenrijen op de perceelsranden en van populierenbosjes op de uitgebrikte gronden. Deze populierenbosjes kunnen als een geschikte bodemgebruiksvorm worden gezien voor dergelijke natte gronden en vormen een logische toevoeging aan het landschap en zijn ondertussen een deel van het landschap geworden. Calibrering van de Bovenschelde en de drainage van de meersgronden hebben een intensivering van het landbouwgebruik in de meersen meegebracht. Deze intensivering drukt zich in het landschap uit als een toename in het alluvium van het areaal (maïs)akkerland en op beperkte plaatsen van het areaal en op beperkte plaatsen van het areaal fruitteelt. Er is ook een eutrofiëring van matig voedselrijke graslanden door het gebruik van kunst- en drijfmest door de landbouw. Het gebied is bovendien grotendeels gevrijwaard gebleven van bebouwing. Op de rechteroever volgt de bebouwing de steilrand, op de linkeroever is de bebouwing grotendeels buiten het meersengebied gesitueerd.
Het dorp van Schelderode is op cultuurhistorisch en historisch-geografisch vlak een representatief voorbeeld voor de occupatiegeschiedenis van een dorpskern die zich aan de rand van de Scheldevallei ontwikkelde, in casu bij een feodaal centrum, namelijk de zetel van het “Land van Rode”, één van de belangrijkste heerlijkheden aan de rechteroever van de Schelde. De dorpskern en dorpskerk zijn aan het Schelderodeplein en Gaversesteenweg gesitueerd, bovenop de steilrand. Het kasteel van Schelderode met park liggen op de helling van het talud achter de beschermde Sint-Martinuskerk. De kerk en het kasteel domineren van daaruit het Schelde-alluvium met de Scheldemeersen. Het neogotische kasteel van Schelderode werd omstreeks 1864-1865 gebouwd op het Scheldetalud. Het huidige kasteel gaat immers terug op de middeleeuwse site van het verdwenen heerlijk kasteel “Ten Daele” van de machtige heren van Rode binnen het Land van Aalst. Naast de kerk, met daaromheen het uitgebreide kerkhof rond de oudere kern, en het kasteel is er ook nog de pastorie, enkele boerderijen en aangepaste dorpshuizen van de typerende jongere ontwikkelingsgang.
Waardevolle kleine landschapselementen zijn resten van hoogstamboomgaarden, voetweg nr. 25 zijnde een oud wegtracé en kerkwegel lineair gemarkeerd door typische afsluitingen zoals bakstenen tuinmuren, haagbeuk en sierbetonafsluitingen. De zandweg vanaf de Gaversesteenweg leidt naar de Scheldedijk en loopt voor een deel rondom de oude Scheldearm de Sint-Elooisput. Typisch voor dit Scheldemeersgebied is de met populieren en kastanjes afgeboorde weiden. Aan de Sint-Elooisput bevindt zich de Sint-Elooiskapel, met aan weerszij ervan een hoeve. Aan de kapel is jaarlijks een ommegang met paardenwijding, sinds 1960 ook een voertuigenwijding. Deze merkwaardige gotische bedevaartskapel zou opklimmen tot in de 1d3e of 14de eeuw. Ze werd in de 16de eeuw aangepast, in 1812 werd ze tot stal en stapelhuis omgevormd. Op het eind van de 19e werd ze verpacht als kolenmagazijn. Na 1896, als gevolg van een instorting van het dak, verviel ze tot een ruïne. In 1913 werd de kapel verworven door de kerkfabriek, die ze in 1927 herstelde.
Het Kasteel van Welden noemde vroeger ook nog wel het “Hof te Seevergem” of “Hof te Weldene”. Het is vermoedelijk een middeleeuwse site met een walgracht en een afzonderlijk omgracht opper en neerhof. Ze was in het bezit van de familie van Zevergem, die de dorpsheerlijkheid tot in de 13de eeuw behield. In 1232 werd de heerlijkheid afgestaan aan de Gentse Sint-Pietersabdij, met uitzondering van enkele gronden (velden of welden genoemd) en het neerhof, dat in bezit gebleven is van de dochter van de heer van Zevergem en behorende tot het leenhof van de Oudburg van Gent. De zetel van de heerlijkheid, het oude “Hof te Seevergem”, bij Sanderus ‘Praetorium de Weldene’ genoemd, lag op grondgebied van Sint- Pieters en werd door de heren van Welden in cijns gehouden. De eerst vermelde heren van Welden waren de Gentse patriciërs van der Zickele rond 1400. Van dit kasteel werd enkel de cirkelvormige gracht met walmuur en een toren behouden bij de bouw van het nieuwe, huidige, kasteel in 1700. Dit kasteel werd aan de oostzijde van het oude motteplateau op de gebogen walmuur gebouwd. De oude toren werd als zuidhoektoren gebruikt. Het nieuwe kasteel, in late barokstijl van traditionele bak- en zandsteen en symmetrisch toegevoegde noordtoren, is met het hoofdgebouw verbonden door een galerij. Vermoedelijk was er ook een nieuwe tuinaanleg met uitbreiding van de buitenwal naar het oosten en een tuinmuur met wandelgang. Het huidige uitzicht dateert van 1927 door een ‘historiserende’ restauratie met o.m. toevoeging van dakkapellen. Het waterkasteel is binnen een dubbele omwalling gelegen en ten noorden en zuiden afgezoomd door dreven en loodrecht erop een noorddreef dit het kasteel met de vroegere Oudenaardse Steenweg verbond en een zuiddreef naar Pont- Zuid. Er was een toegangsdreef naar het westen vanaf de Kriekestraat met een wederopgebouwde rococopoort.
Bron: Ankerplaats 'Scheldemeersen tussen Zevergem en Schelderode'. Landschapsatlas, A40033, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Auteurs: Van den Bremt, Paul; Tack, Guido; De Meirsman, Reginald; Vanmaele, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Van den Bremt P. & Tack G. & De Meirsman R. & Vanmaele N. 2001: Scheldemeersen tussen Zevergem en Schelderode [online], https://id.erfgoed.net/teksten/162748 (geraadpleegd op ).