Dit deel van de Perlinckbeek vormt de bovenloop van de beek die ongeveer vijf kilometer lang is en zich tussen Zegelsem en Sint-Blasius-Boekel in noord-zuidelijke richting situeert. Hier is het verval van de beek het grootst: over de helft van het tracé (5 van de 10 km) wordt twee derden van het hoogteverschil afgelegd. Het begin van de beek wordt net ten zuiden van Zegelsem gevormd door de samenloop van twee beken die in twee amfitheatervormige brongebieden hun aanvang nemen. De westelijke zijbeken van de Perlinkbeek zijn iets langer, zijn ook beter ontwikkeld dan de oostelijke en ze staan min of meer loodrecht op elkaar.
Fysische geografie
Door de textuurwisseling van het tertiair substraat van klei en zand ontstaan de vele watertafels in de Vlaamse Ardennen. Samen met het sterk versneden reliëf ontstaan hierdoor talrijke bronniveaus. Regressieve bronerosie is de voornaamste genesefactor van de hydrografie van het bekken. Deze werkt in tegenovergestelde richting van het geologische substraat, maar wel volgens zijn noord-noordoostelijke richting. Dit geeft aanleiding tot consequente (waterloop die met bedding het afdalen van geologisch lagen volgt) beekvalleien. De vele bifurcaties (splitsingen) rond de brongebieden en in de bovenlopen wijten ze aan de verstopping van de oorspronkelijke bron door colmatatie. Deze leem is veel minder permeabel dan het zand in de watergeleidende laag. Het water moet zich een nieuwe uitweg zoeken en dat is de kortste uitweg, waar het leemdek het dunst is (aan de zijkanten van de valleien). Dit fenomeen komt (nu) vooral aan de randen van de plateaus voor. De kleine stroomrichtingveranderingen stroomopwaarts van het dal van Sint-Blasius-Boekel is aan dergelijke bifurcaties te wijten. Deze richtingsveranderingen vinden vaak plaats net voor een samenvloeiing. Eén van die zijtakken ontwikkelde zich sneller en heeft de andere opgeslokt. Als dit afwisselend gebeurde krijgt men een zigzagpatroon. Het dal van Sint-Blasius-Boekel is opgevuld met een enorm pakket holocene sedimenten. Waarschijnlijk kende dit dal een sterke erosie gedurende het weichseliaan en werd het daardoor een preferentieel sedimentatiebekken.
Topografie
Stroomopwaarts van Sint-Blasius-Boekel is de dalbodem zeer smal, nauwelijks vlak te noemen, en de valleivorm wisselt er om de haverklap. Tussen Sint-Blasius-Boekel-dal en de Perlinkmolen benadert de valleivorm een asymmetrisch boogdal. In de dalbodem zelf is een vleugelvorm te onderscheiden stroomafwaarts van de samenvloeiing met de Roebeek. Stroomopwaarts hiervan tot de Perlinkmolen is deze vleugelvorm meer uitgesproken. Vanaf de Perlinkmolen tot Zegelsem is de valleivorm een asymmetrisch vleugeldal. Stroomopwaarts van Zegelsem zijn het eerder boogdalen.
Cultuurhistorie
Op de 18de-eeuwse Ferrariskaart zien we dat vooral op de oostelijke dalwand, tevens de steilste, verschillende stukken bos voorkomen, waaronder het ‘Priestendrisbosch’. De minder steile, westelijke oever lag voornamelijk onder akkerland. Hier en daar komen langs de beek meersen voor die met perceelsrandbegroeiingen zijn afgeboord. Aan de rand van de vallei staan hier en daar hoeves. Tegen het midden van de 19de eeuw is het grootste deel van het bos verdwenen en omgezet naar meersen. Beekbegeleidende vegetatie blijft ook in deze periode voorkomen. Dit kaartbeeld komt sterk met het huidige overeen; de westelijke dalwand onder akker en de oostelijke onder bos en graslandpercelen die met perceelsrandbegroeiing omzoomd zijn. Op de steile helling vonden al verschillende verglijdingen plaats.
De loop van het Perlinkbeek lijkt niet overal natuurlijk. Hoogst waarschijnlijk heeft de mens reeds vroeg (voor 1776) waterbeheerswerken uitgevoerd. Een groot deel van het dal werd ter hoogte van Sint-Blasius-Boekel, zoals weergegeven op de kabinetskaart de Ferraris (1771-1777), als akkerland gebruikt, wat eigenlijk verwonderlijk is gezien de huidige slechte drainering. Ofwel wijst dit op een tekort aan landbouwgrond, ofwel waren deze gronden toen beter gedraineerd.
De Perlinkmolen op de Perlinkbeek ligt aan de voet van de Pottelberg. In de 9de eeuw werd hij vermeld als eigendom van de abdij van Lobbes te Zegelsem. Het huidige gebouwencomplex dateert grotendeels uit de 19de eeuw met enkele oudere onderdelen en ook enkele jongere verbouwingen. Na een overstroming in 1859 werd het sluiswerk in gewijzigde vorm heropgebouwd. In 1974 werd de maalinstallatie buiten gebruik gesteld. Het geheel valt op door het volumespel van de gedeeltelijk witgeschilderde bakstenen gebouwen onder zadeldaken met rode dakpannen. In de vallei van de Perlinkbeek komen verschillende grote gesloten hoeves voor. In de Teirlinckstraat staat een hoevetje met wagenmakerij dat in 1903 uitgebreid werd.
Tegenover de Sint- Ursmaruskerk staat een klooster van de zusters van de congregatie van Sint- Vincentius van Deftinge met school en voormalig godshuis. Het klooster dateert van 1892, het schoolgebouw van 1893. In 1895 volgde de uitbreiding met het godshuis. Bij het geheel hoort een neogotische kapel voor. De voormalige hoeve “‘t hof Van De Putte” is gedeeltelijk aangepast omwille van de functiewijziging. De hoeve zou in 1792 opgericht zijn. Van de pastorie werd reeds in 1622 vermelding gemaakt als een omwalde pastorie met brouwerij. De huidige pastorie dateert vanuit de 18e eeuw.
De dorpsherberg “In den Drijaard” tegenover de kerk is mogelijk 18de-eeuws. Van de parochiekerk van Zegelsem, met ommuurd kerkhof, is weinig over de bouwhistoriek bekend. De huidige kerk wordt wellicht voorafgegaan door een romaans of vroeggotisch eenbeukig kerkje. Het huidige classicistisch schip met koor en sacristie werden in 1780-1783 gebouwd en later nog wat verbouwd.
- Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
- Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven in 1846-1854, schaal 1:20.000.