erfgoedobject

Dendervallei tussen Idegem en Ninove en het Geitebos

landschappelijk geheel
ID
135222
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135222

Juridische gevolgen

Beschrijving

Het voorgestelde gebied omvat de Dendervallei tussen Idegem en Ninove met inbegrip van de meersen en bosjes langs de rivier, alsook het Geitebos of Bos Nieuwenhove dat op de zuidelijke steile helling van de Dendervallei ligt.

Fysische geografie

De Denderstreek vormt een overgangsgebied tussen Laag- en Midden-België, waar de zand- en leemstreek elkaar ontmoeten. Het landschap is ten zuiden van de Dender golvend met vrij sterk ingesneden beekdalen en wordt gekenmerkt door een opeenvolging van langgerekte, meestal zuidwest-noordoost gerichte ruggen, afgewisseld met ingesneden beekvalleien en secundaire depressies. Ten noorden van de Dender zijn er brede en meer afgevlakte heuveltoppen met een zwakkere golving. De oudste afzettingen dateren uit het tertiair (eoceen en plioceen). Deze periode werd gekenmerkt door verschillende transgressies en regressies van de zee, die gepaard gingen met mariene afzettingen van zowel zandige als kleiige sedimenten zoals Ieperiaan, Panesiliaan en Diestiaan. Op het einde van het mioceen overspoelde de zee voor de laatste keer het gebied en trok zich in noord-noordoostelijke richting terug. Als resultaat ontstonden rivieren zoals de Dender die naar de zich terugtrekkende zee toestroomden en de helling van de lagen volgden.

De tertiaire afzettingen bestaan uit een afwisseling van doorlatende, zandige lagen met ondoorlatende kleilagen. De hydrologische basis wordt gevormd door een ondoorlatende kleilaag van de Formatie van Kortrijk. In de Formatie van Tielt komt o.a. glauconiethoudend zand voor zodat zich kalksteenzandbanken gevormd hebben. Tijdens het quartair wisselden ijstijden en warmere periodes elkaar af en vonden erosie- en sedimentatieprocessen onder invloed van water en wind plaats. Door deze processen werden de tertiaire formaties door een sterk in dikte wisselend quartair pakket afgedekt. Tijdens het pleistoceen heeft de Dender zich aanzienlijk in het landschap ingesneden en zijn er terrassen gevormd.

Tijdens de laatste ijstijd (würmglaciaal) werden het huidige reliëf bepaald. Het tertiair oppervlak werd bedekt met grote hoeveelheden niveo-eolisch zandleem en leem (löss). Op de steile oostelijke en zuidelijke dalflank van de Dendervallei is deze leemlaag echter dun of zelfs afwezig. Op de zwakkere westelijke hellingen en de laaggelegen ruggen bereikte het pleistocene dek een dikte van verschillende meters. De westelijke hellingen waren veel langer onderhevig aan erosie dan de oostelijke hellingen wat resulteerde in een asymmetrische vallei. De rechteroever (zuidoostwand) heeft hierdoor een vrij steile valleiwand en de linkeroever (noordwestwand) een zacht hellende wand. Bij Pollare in het gehucht Roost is de steilrand het meest uitgesproken. De Steenberg is een voorbeeld van een droge zandleemrug. Door intensief gebruik hebben meerdere wegen zich ingesneden in de steilrand zoals Roost-Renderstede op de grens van het kasteel de Lalaing en Bovenkassei doorheen het Geitebos.

Tijdens het holoceen werd het rivierdal verder opgevuld met heterogene alluviale sedimenten en veen. Ten gevolge van de toenemende ontbossing ontstond erosie en afspoeling op de hellingen. Het afspoelend materiaal werd als colluvium afgezet aan de voet van hellingen en in depressies. Een deel van dit materiaal werd door het water meegevoerd en sedimenteerde langs de Dender. Ten gevolge van de wisselende stromingskracht van de rivier ontstonden zandige oeverwallen die hoger liggen dan de kleiige komgronden. De komgronden van de Dender worden ook vaak doorsneden door de oeverwallen van zijbeken.

Hydrografie

In de Dendervallei is een permanente grondwatertafel aanwezig die tijdens een groot deel van het jaar op geringe diepte onder het maaiveld ligt. Dit leidt tot een langzame natuurlijke drainering en regelmatige seizoenschommelingen. In de zomer wordt het waterniveau echter op kunstmatige wijze beïnvloed in functie van de scheepvaart op het Denderkanaal. De afwatering van de vallei gebeurt in hoofdzaak via smalle grachten of rijten die meestal parallel met de rivier lopen en stroomafwaarts in de Dender afwateren. Een grachtensysteem zorgt voor een versnelde afvoer van het regenwater in functie van landbouw en populierenteelt. Een deel van de broeken te Idegem wordt kunstmatig ontwaterd door een pompstation. In de winter blijft er echter een overstromingsrisico bestaan voor de laagste delen van de Dendervallei. De plateau- en hellingronden hebben een natuurlijke goede drainage dankzij het zandleemdek en gunstig reliëf. De ondoordringbare laag in de bodem zorgt voor het ontstaan van bronnen zoals in het Geitebos.

Fauna en flora

Het valleigebied wordt gekenmerkt door perceelsrandbegroeiingen van hoofdzakelijk knotwilgen en cultuurpopulieren. Langs de sloten staan vaak meidoorn en zwarte els. Op beperkte plaatsen staan wilgensoorten die gebruikt werden voor het mandenvlechten. Tussen de voormalige abdijsite van Beaupré en het dorp Idegem ligt op de rechteroever het Vlaams Natuurreservaat Gemene Meers (17 ha). Het gebied bestaat uit historisch grasland met valleibossen, wilgenstruweel, moeras en slechts enkele populieraanplanten. Bij winterse oeverstromingen is dit gebied een trekpleister voor watervogels en steltlopers. Ook het moerasbos De Nuchten vormt een ideale biotoop voor watervogels zoals de ijsvogel, de blauwborst en de roerdomp. De natte ruigten worden gekenmerkt door gele lis, grote kattenstaart en moerasspirea. In de meersen liggen dottergraslanden, kamgraslanden, grote zeggenvegetaties en rietvegetaties. Dichter bij de rivier staan waardevolle planten zoals gevlekte aronskelk, gewone sleutelbloem en bosanemoon. In het broekbos zelf domineren wilgen en elzen. Het Geitebos is een gemengd loofbos met een bronbeekvallei. Het vochtig bos wordt lokaal gevoed door bronwater en vanuit kwelzones. Het boombestand bestaat uit o.a. zomereik, beuk, gewone esdoorn en Canadapopulier. Oud-bossoorten zoals daslook, bosanemoon, wilde hyacint, gewone salomonszegel, wilde kamperfoelie en kleine maagdenpalm wijzen op een lange bosgeschiedenis.

Cultuurhistorisch landschap

In de loop van de 19de eeuw werden meerdere archeologische vondsten aangetroffen in en nabij de Dendervallei. Vooral bij de kanalisatiewerken aan de Dender kwam herhaaldelijke Romeins materiaal aan het licht wat de aantrekkingskracht van de rivier op de mens in het verleden bevestigt. De dorpen langs de Dender gaan minstens terug tot de 13de eeuw maar hebben wellicht een oudere oorsprong zoals Idegem en Denderwindeke die reeds vermeld worden in de 10de eeuw. Het gebied staat op de Villaretkaart (1745-1748) en Kabinetskaart van de Ferraris (1771-1778) weergegeven als een brede vallei die nagenoeg uitsluitend ingericht was als grasland. De Dender meanderde nog tamelijk vrij doorheen de vallei. Langs de valleirand lagen enkele verspreide kleine bospercelen. De vallei wordt geflankeerd door parallelle heuvelruggen waar de dorpen Eichem en Pollare ingeplant liggen, vaak langs de valleien van de zijbeken. Idegem en Grimminge liggen net op de rand van de vallei, op de overgang naar de landbouwgronden die zich concentreren op de hoger gelegen gronden zoals tussen Appeltere en Eichem. De abdij van Beaupré domineert de meersen op de rechteroever tussen Grimminge en Idegem. De meersen zijn hier door een dijk beschermd tegen overstromingen door de Dender. De wegen die de dorpen en gehuchten onderling verbinden, volgen de valleirand. De Dendervallei zelf was onbewoond met oversteekmogelijkheid langs de bruggen bij Zandbergen en bij Idegem. Parallel met de rivier liep op de linkeroever een afwateringssloot of rijt. In het gebied op de linkeroever van de Dender tussen Idegem en Zandbergen, de latere Nuchten, lag een concentratie putten of vijvers met een sterk vertakt slotensysteem in functie van ontwatering. De putten zijn vermoedelijk relicten van turfwinning. Vroeger werd op sommige drassige plaatsen de zwarte turflaag ontgonnen. Op het kruispunt van de huidige Dijk met de Klakvijverstraat, langs de hoofdweg van Geraardsbergen naar Ninove, stond op de rechteroever de galg opgesteld.

In de 19de eeuw (Vandermaelenkaart) blijft de Dendervallei hoofdzakelijk in gebruik als weiland getuige de toponiemen Idegem Broeken, Pollaere Meerschen en Roosenmeersch. De meersen bij de voormalige abdij van Beaupré staan aangeduid als Gemeyne Meersch wat wijst op een gemeenschappelijk gebruik door de dorpsbewoners, in dit geval van Grimminge. In de Pollaremeersen werd ter hoogte van de sluis een deel van de Dender recht getrokken. Het aantal wegen en paden doorheen de meersen bleef beperkt. Op de Poppkaart liep vanuit Pollare de Santbergschen merktweg langs de rand van de meersen naar de dorpskern van Zandbergen. Op de grote akker tussen Appelterre en Eichem werd een windmolen, de Nouveau Moulin, opgericht langs de Wilderstraat die de kouter doorkruiste tot in Eichem. De Brandewijn Weg, vermoedelijk een oude smokkelweg, dwarste de kouter in de andere richting en liep van Appelterre tot aan de Dender. Van de abdij van Beaupré restte enkel nog een ruïne.

Parallel met de Dender werd in het midden van de 19de eeuw op de linkeroever de spoorlijn 90 Denderleeuw-Saint-Ghislain aangelegd. In de Botermelkstraat bevindt zich nog een spoorwegonderbrugging uit de 19de eeuw met bakstenen brugpijlers en natuurstenen hoekstenen, waarop een brugdek ligt uit metalen liggers. Dwars door de Gemene Meersen liep de Idegem Weg tot aan het sas van Grimminge en naar het station van Idegem. Veel mijnwerkers uit Galmaarden namen in Idegem de trein naar de mijnen van de Borinage. Eind 19de eeuw bestaat een deel van de meersen van de Idegem Broeken uit moerasgebied in plaats van grasland. De meersen worden gekenmerkt door een ruim vertakt slotennetwerk en een toename van de perceelsrandbegroeiingen. Tussen Zandbergen en Pollare wordt een hele reeks kleinere meanders rechtgetrokken. Tegen het begin van de 20ste eeuw zijn de oude meanders verdwenen en omgezet naar grasland. In het Geitebos worden extra wegen aangelegd die vanuit Nieuwenhove de verbinding maken met Grimminge en Zandbergen. De cijnshoeve Dilbeek net buiten het bos is tegen dan verdwenen. In de Molenmeersen en Pollaremeersen worden kleine dijkjes opgericht als bescherming tegen rivieroverstromingen. In de loop van de 20ste eeuw verschijnen verspreide bospercelen in de meersen, vaak door aanplanting van populierenbossen voor de plaatselijke luciferindustrie. Zo bevond zich in Grimminge een proefkwekerij voor populieren van de Geraardsbergse luciferfabriek NV Allumettière. De meersen van De Nuchten zijn toen volledig omgezet naar bosgebied. Deze evolutie zette zich verder naar het einde van de 20ste eeuw zodat in de Dendervallei grotere aaneengesloten blokken met populierenbos ontstonden zoals in de Gemene Meers, de Kwaadbroeken en Molenmeersen-Pollaremeersen. Deze bossen concentreren zich vooral op de erg natte alluviale valleigronden ter vervanging van de minderwaardige graasweiden. Hier ontwikkelden zich ook elzen- en wilgenbroeken.

De rivier de Dender

De bevaarbare Dender begint bij Aat en mondt bij Dendermonde uit in de Schelde. De rivier heeft een sterk kronkelend verloop en wordt hoofdzakelijk gevoed door regenwater wat zorgt voor grote debietschommelingen naargelang de seizoenen. In de zomer kon men vaak de rivier doorwaden maar in de winter zette de rivier de omliggende weilanden volledig onder water. Deze sterke fluctuaties in waterpeil en het kronkelend verloop van de Dender verhinderden een optimaal gebruik van de rivier voor de scheepvaart. De Dender werd vanaf de 12de eeuw gekanaliseerd in verschillende fasen. In functie van de scheepvaart werd de Dender in panden opgedeeld, waarbij stuwsluizen zoals deze in Idegem en tussen Ninove en Pollare het waterdebiet en dus de hoeveelheid water in deze panden gingen regelen. De rivier kreeg zo een getrapt verval. Bij de kanalisaties werd de Dender opgehoogd en ingedijkt wat periodiek en lokaal overstromingsgevaar veroorzaakte. Parallel met de Dender liep de Rijt, een brede afwateringsgracht ter vervanging van de natuurlijke afwatering van de beken in de rivier. Een aantal wegen langs de Dendermeersen werd aangelegd als een soort dijk met slechts bebouwing langs de buitenzijde. Ook later werden kleine aanpassingen aan de Denderloop uitgevoerd zodat het oorspronkelijk kronkelende verloop deels werd afgevlakt. In enkele oude meanders in de meersen is de vroegere loop nog afleesbaar zoals in De Nuchten bij Idegem. In de middeleeuwen bezat de abdij van Ninove net zoals de heren van Wedergrate en Zandbergen een deel van de visrechten op de Dender. Voor het herstel van de dijken mocht de abdij vrij grond en graszoden uitsteken in de aanpalende broeken bij de Dender en hout kappen op de Denderdijk. De begroeiing op de Denderdijk was in gemeenschappelijk gebruik met de heer. De dorpen langs de Dender waren toen zelf verantwoordelijk voor het onderhoud van de sluizen op hun grondgebied.

De kanalisaties brachten een sterke economische bloei tussen de 12de en 15de eeuw, waarbij talrijke goederen over het water werden vervoerd. Handelsnederzettingen ontwikkelden zich op de oevers, bij voorkeur op een locatie waar ook een belangrijke landweg de rivier kruiste. Na een terugval in de 16de eeuw door de godsdienstoorlogen, hernam in de 17de eeuw de economische bloei snel. In de 17de eeuw vormde de Dender een belangrijke scheepvaartverbinding tussen Henegouwen en de Schelde bij Dendermonde en droeg in belangrijke mate bij tot de economische bloei van de Denderstreek. De schepen werden getrokken door scheepstrekkers en later paarden die speciaal hiervoor werden gekweekt. Zo is den dikken van den Dender een van de drie erkende paardenrassen. Het kaartboek van Pollare uit 1762 toont scheepstrekkers in actie langs de Dender. Op de Poppkaart loopt op de rechteroever van de Dender door de meersen een rechte weg, de Schiptrekkers weg, waarlangs de scheepstrekkers terugkeerden uit Zandbergen zonder alle meanders te moeten volgen. In 1865 werd de Dender over haar volledige loop gekanaliseerd op initiatief van de Belgische staat. Omwille van de diepgang van de binnenschepen werd het waterpeil van de rivier verhoogd door ophoging van de dijken. Een opeenvolging van sluizen zorgde voor voldoende stuwkracht. Hierdoor kwam echter de natuurlijke afwatering van de weiden op de rivieroevers in het gedrang en steeg het aandeel ‘waterzieke’ gronden. In navolging hiervan werden de wateringen ‘De Rijt’ en ‘De Lestpolder’ opgericht. De wateringen waren belast met de verbetering van bestaande grachten, het graven van nieuwe grachten en het oprichten van kleine bemalingsstations om het water naar de Dender te pompen.

In 1867 ging de nieuwe gekanaliseerde Dender open voor de scheepvaart. De rivier werd voornamelijk ingeschakeld voor het transport van steenkool uit Wallonië. In de loop van de 19de en 20ste eeuw vestigden veel fabrieken zich langs de Dender, onder andere in functie van de lucifernijverheid. De terugval van de economie en het verdwijnen van de nijverheid deed na de Tweede Wereldoorlog het vrachtvervoer over het water sterk teruglopen. De vaarweg werd verwaarloosd en de capaciteit van de Dendersluizen stagneerde wat ten koste ging van de bevaarbaarheid van de Dender. Het gebruik van de Dender beperkt zich vandaag hoofdzakelijk tot de pleziervaart. De rivier vormt de administratieve grens tussen verschillende (deel)gemeenten zoals tussen Grimminge en Idegem. Een aantal afgesneden meanders zijn nog herkenbaar in het landschap door beplanting of perceelsgrenzen zoals in Grimminge waar de Hulketse wegel is aangelegd op de oude Denderloop. Langs de rechteroever van de gekanaliseerde Dender loopt een verhard jaagpad tot in Ninove. Op de Dender bij Idegem staat nog een handbediende sluis van hetzelfde type als in Geraardsbergen. Deze stuwsluis heeft een verval van 2,3 m. Stroomopwaarts ligt aansluitend bij de sluis een metalen ophaalbrug van 1942. De Dender vormt hier de natuurlijke grens tussen Idegem en Grimminge.

Idegem

Idegem is een klein dorp met relatief gave kern en wordt voor het eerst vermeld in 964 als Idingehem, wat op een Germaanse oorsprong wijst. De parochie behoorde tot het kerngebied van de Baronie van Boelare en was de bakermat van de zeer oude familie Van Idegem of d’Ydeghem. Het centrum wordt gedomineerd door de classicistische Sint-Pieters bandenkerk van Idegem met een 15de-eeuwse kern. Rondom het dorpsplein liggen een aantal gesloten 18de- en 19de-eeuwse hoeves zoals de hoeve Hof van der Taelen. Op de Dender ligt de ‘sluis van Idegem’ hoewel het sas op de rechteroever en dus op grondgebied Grimminge ligt. De ligging van de sluis was het voorwerp van een jarenlange rivaliteit met buurgemeente Grimminge. Toch staat de sluis centraal op het gemeentewapen van Idegem.

Grimminge

Grimminge ligt op de grens met het Denderalluvium en wordt al vermeld in 1068. Het centrum ligt aan de voet van de Kakelenberg. De dorpskern wordt gevormd door de parochiekerk met vierkante westtoren uit de 17de eeuw en de 18de-eeuwse pastorie met ommuurde tuin. Op het kerkhof staat een arduinen schandpaal. Het patronaatsrecht over de parochiekerk hoorde sinds de 13de eeuw toe aan de vlakbij gelegen abdij van Beaupré. Vanaf 1608 behoorde zowel de parochiekerk als de gemeente tot de bezittingen van de abdij. Tegenover kerk en pastorie staat het 19de-eeuwse gemeentehuis met oude roepsteen.

Abdij van Beaupré

Net ten westen van Grimminge, ligt de site van de voormalige abdij Beaupré die haar naam dankt aan haar ligging vlakbij de Dender met uitzicht op de meersen (Bellum Pratum). Oorspronkelijk grensde het abdijdomein ten oosten en ten zuiden aan het Raspaillebos. De voormalige Cisterciënzerinnenabdij was afhankelijk van de abdij van Clairvaux en werd gesticht in 1228 door Aleidis van Boelare. In de 13de en 14de eeuw bezat de abdij talrijke percelen in de Dendermeersen maar ook uitgestrekte gronden in de gemeenten rondom, twee watermolens en een windmolen (Houteklopmolen) op het kruispunt van de Raspaillebosstraat (vroeger Molenstraat) en de Lembosstraat. De abdij speelde een belangrijke rol bij de ontwikkeling van Grimminge en omgeving door de ontginning van bossen en de uitbreiding van het landbouwareaal. In 1578, tijdens de beeldenstorm, werd het klooster verlaten. Begin 17de eeuw was er een terugkeer en wederopbouw van de grotendeels verwoeste abdij. Op de Villaretkaart is te zien dat het abdijcomplex omgeven was door een waterpartij en meerdere vijvers. De abdij was in het noorden via een waterpoort en een rechte dreef doorheen de meersen verbonden met de trekweg langs de Dender. Een dijk beschermde de meersen tegen overstromingen. De laatste zusters werden in 1796 door de Fransen verdreven, waarna de afbraak startte. De abdij werd voor kandidaat-bouwers in de omgeving een ideale steengroeve. Enkel het monumentale poortgebouw (met haar barokke koepel), het kwartier van de abdis, de schuur en de stallingen bleven over. In 1991 stortte het poortgebouw over de vijver in. Het abdissenhuis geraakte zwaar beschadigd. Het abdijcomplex is deels omwald en ommuurd en het poortgebouw is door middel van een beboomde dreef met de Klakvijverstraat verbonden. Van op de abdijsite zijn er zichtassen op de Dendervallei. Aan de ingang van de dreef staat de Kapel Onze-Lieve-Vrouw-van-Vreugde uit de 18de eeuw die sindsdien een van de stopplaatsen vormt in de jaarlijkse processie. Rechts naast de kloostermuur staat een boerenhuis dat teruggaat op hoeve het Withof, een boerderij uit 1754 die ook de abdij toebehoorde. Langs de Dender werden in de meersen ter hoogte van de abdij van Beaupré fragmenten gevonden van twee gepolijste bijlen in silex uit het neolithicum.

Zandbergen

Zandbergen ligt op de grens van het Denderalluvium op een zandige opduiking in de vallei en behoorde net zoals de andere dorpen tot het Land van Aalst. Het dorp is ontstaan op de rechteroever bij een knooppunt van wegen en een oversteekplaats op de Dender. De Onze-Lieve-Vrouwkerk gaat terug op een 13de-eeuwse kerk van het Kapittel van Anderlecht, overgemaakt aan de abdij Beaupré van Grimminge. In de 16de eeuw werd de kerk verwoest, met uitzondering van de gotische toren uit Ledische natuursteen, en heropgebouwd in de 17de en 18de eeuw. Ten noordoosten van de kerk ligt een omwalling met gracht als relict van de voormalige pastorie. De omwalde site wordt al weergegeven op een kaart uit 1763 en op de Ferrariskaart. In het archief van de abdij van Beaupré wordt de pastorie vermeld in 1488. Na een brand werd een nieuwe pastorie gebouwd in 1636, in 1755 is er nog sprake van een omwalling. In de jaren 1970 werd de pastorie afgebroken en vervangen door een nieuw gebouw. In 1614 kreeg Zandbergen een octrooi om tolgeld te vragen voor de toen nog houten brug over de Dender. De brug werd meermaals vervangen. De huidige brug dateert uit de Tweede Wereldoorlog. Langs de rechteroever van de Dender ligt maalderij De Kroon die in de eerste helft van de 19de eeuw werd gebouwd als zoutziederij. In de 20ste eeuw werd hier een graanmolen ingericht. In de alluviale vlakte van de Dender ligt stroomafwaarts op de rechteroever een beboste heuvel, de Doornikberg, als relict van een 13de-eeuwse versterking en omringd door de Doorikmeersen. Het betreft een mottekasteel met ringgracht, het voormalige Hof van Wedergrate, dat de voorloper zou zijn van het kasteel van Zandbergen. In 1233 is sprake van het castrum Wedergrete wat een militaire functie suggereert. De motteburcht lag aan de binnenzijde van een sterk uitgesproken Dendermeander op een strategische locatie en wordt afgebeeld op een kaart uit 1644 als Den Bergh van Wedergraet. Op de Ferrariskaart wordt de beboste heuvel voorgesteld als Naesbergh. Mogelijk maakte de burcht deel uit van de Denderlinie, een aaneensluiting van versterkingen tussen Geraardsbergen en Aalst. Het oorspronkelijk kasteel werd verwoest in de 14de eeuw en niet meer heropgebouwd. De motte heeft een diameter van circa 50m, is circa 4m hoog en grotendeels begroeid met beuken en struikgewas.

Kasteel de Lalaing

Ongeveer 250m ten zuiden van de motte ligt het Kasteel de Lalaing in een groot park dat tot op het grondgebied van Denderwindeke uitloopt. Het waterkasteel is sinds de 16de eeuw in bezit van de familie de Lalaing en wordt een eerste maal vermeld in 1429. Het kasteel werd ingeplant nabij de Dender en de toen reeds tot ruïne vervallen burcht van Wedergrate (Contrecoeur). Een dam zorgde ervoor dat de kasteelgracht een hogere waterstand had ten opzichte van de lager gelegen Denderweiden die afwaterden op de rivier. Het oorspronkelijk waterslot met gesloten en versterkt karakter werd meermaals verwoest (16de-17de eeuw) en in de loop van de 18de eeuw aangepast in functie van een betere bewoonbaarheid en opengewerkt als residentie. Bij de kanalisatiewerken aan de Dender in 1866 werden bij het kasteel van Zandbergen een bronzen armband en bijl gevonden, vermoedelijk uit de 6de eeuw v. Chr. Er zouden hier ook Romeinse artefacten zoals aardewerk en tegulae zijn aangetroffen eind 19de eeuw. Het huidige complex bestaat uit een kasteel met in U-vorm opgestelde dienstgebouwen omgeven door brede grachten en een vierkante omwalling met twee vaste bruggen. Er zijn twee toegangsdreven met toegangshekken en gietijzeren zuiltjes. De sterk gerestaureerde vierkante toren van het kasteel klimt op tot in de 15de eeuw. De grachten rond het kasteeldomein worden gevoed door een waterloopje, dat zich in de steile helling ten zuiden van het kasteel heeft ingesneden en ontspringt in het Geitebos. Deze overgangen van de Dendermeersen naar de beboste steile hellingen vormen een markante terreinovergang in het landschap. Door de parkaanleg ligt de motte in een directe zichtas van het kasteel. Vanuit het kasteel zijn ook zichtassen op de vallei en richting Geitebos. In het verlengde van de zuidoostelijke toegangsdreef van het kasteeldomein leidt een dreef naar de kasteelhoeve of Hof van Lier. De semi-gesloten hoeve heeft een 18de-eeuwse kern met gebouwen die gegroepeerd liggen rondom een rechthoekig aarden erf. Op de Ferrariskaart ligt hier de omwalde hoeve Eikhoute, een verwijzing naar het Geitebos dat oorspronkelijk tot hier kwam. Pas in de 19de eeuw wordt de Nieuwe Dreef aangelegd, een kasseidreef die de hoeve met het kasteel verbindt.

Het Geitebos

De Dendervallei wordt in het zuiden afgeboord door een lange heuvelrug of getuigenheuvel tussen Nieuwenhove en Pollare, waarop nog enkele belangrijke boskernen aanwezig zijn, waaronder het Geitebos. Het Geitebos ligt op de steile hellingen ten zuiden van het kasteel de Lalaing en maakte ooit deel uit van het grote Kolenwoud, dat van de 11de tot 13de eeuw ontgonnen werd. Door deze ontginningen viel het bos uiteen in kleinere complexen zoals het Geitebos dat in 1606 en 1673 aangeduid wordt als bois de Geete. In 1713-1715 werd hier lokaal zandsteen ontgonnen als bouwmateriaal onder andere voor de bouw van de abdijkerk te Ninove. Kleine kraters en enkele groeven in het bos herinneren nog aan de zandsteenuitbating. Langs de vroegere Doorikstraat, nu een doodlopende losweg, werd de zandsteen uit de groeven naar de schepen op de Dender afgevoerd. In de 18de eeuw zijn er ook meldingen van hakhoutbeheer waarvan in het huidige bos nog sporen waarneembaar zijn. Op de Kabinetskaart van de Ferraris (1775) wordt de begrenzing van het bos vrij nauwkeurig weergegeven. Het Geitebos vormde toen een aaneengesloten bosgebied, weliswaar doorsneden door de holle weg tussen Zandbergen en Nieuwenhoven. In het westen grensde het bos aan de akkers rondom het gehucht Keringen. Op de Villaretkaart ligt de omwalde hoeve Dilbeek net ten noorden van een uitloper van het Geitebos. Deze cijnshoeve zou dateren uit de 13de eeuw en was door een inrit verbonden met de Nieuwenhovebaan naar Zandbergen en de oversteek op de Dender. De ligging aan de rand van het Geitebos suggereert dat het een villa nova of ontginningshoeve betrof. Eind 19de eeuw is er geen spoor meer van de hoeve. Vandaag leidt de inrit naar een perceel weiland dat nog steeds omgracht is door een beekje dat langs het kasteel van Lalaing loopt en uitmondt in de Dender. Wanneer men deze kaart echter vergelijkt met de kaart van Vandermaelen (1840-1850), dan merkt men de sterke inkrimping van het bos in het noordoosten. Latere topografische kaarten, zoals die van 1892, tonen het verder verdwijnen van het bos in het oostelijke deel ten voordele van het weideareaal dat bijna verdubbeld is. In de eerste helft van de 20ste eeuw zou een deel van het bos opnieuw bebost worden waardoor het bos zijn huidige vorm kreeg en nu ongeveer 44 ha groot is. De relatief steile taluds en wallen zijn relicten van oude bosgrenzen. Het bos wordt in het zuiden begrensd door de Heirebaan, de oude verbindingsweg tussen Geraardsbergen en Brussel. In het zuidwesten loopt een onverharde voetweg die deels de bosrand volgt en vervolgens dwars over de akkers loopt en aansluit op de Boekevijverstraat. Deze weg is al aanwezig op de Kabinetskaart van de Ferraris en vormde toen een doorsteek vanuit Keringen naar Nieuwenhove. De huidige voetweg volgt dit historisch traject. Het boombestand bestaat uit o.a. zomereik, beuk, gewone esdoorn en Canadapopulier. Oud-bossoorten zoals daslook, bosanemoon, wilde hyacint, gewone salomonszegel, wilde kamperfoelie en kleine maagdenpalm wijzen op een lange bosgeschiedenis. In het bos ligt een bronbeekvallei die gevoed wordt door meerdere bronnen en kwelzones.

Appelterre-Eichem

Appelterre-Eichem ligt op de westhelling van de Dendervallei en bestaat uit twee woonkernen. Appelterre wordt voor het eerst vermeld in 1218 als Aptres, in het bezit van de heer van Wedergrate. Eichem in zijn huidige vorm komt voor vanaf 1142 en was in het bezit van de heer van Eichem. Vanaf de 13de eeuw vormden beide dorpen één heerlijkheid onder Wedergrate en één parochie onder het patronaat van de abdij van Nijvel. De abdijen van Nijvel, Ninove en het Sint-Jans-hospitaal van Gent bezaten hier grote eigendommen en pachthoeven. In de gemeente zijn nog talrijke imposante gesloten hoeven bewaard, waaronder een zestal oude pachthoeven. Een voorbeeld is de gesloten hoeve Hof te Eichem, een 15de-eeuwse pachthoeve van het Gentse Sint-Janshuis. In Appelterre ligt het Hof Steppe, een grote gesloten hoeve die waarschijnlijk teruggaat op het ‘Goed ter Vrouwenhove’, een pachtgoed van de Heren van Ouwegem vanaf 1219. Dichter bij de Dender ligt het allodiaal goed Hof te Anghereel uit 1543, ook wel Hof Schollaert, Hof Buysse of Ter Biest genoemd. Op de open kouter bij Appelterre staat de Wildermolen, een houten korenwindmolen met bijhorend molenaarshuis. De staakmolen werd oorspronkelijk in 1779 opgericht in Elingen (Pepingen, Vlaams-Brabant) en in 1802 heropgebouwd op de Wilderkouter in Appelterre. Vermoedelijk verving deze molen een andere molen, waarvan al sprake is in 1571. De molen bleef in bedrijf tot 1953. Dwars over de Wilderkouter loopt de Wilderstraat, een onverharde molenweg die minstens teruggaat tot de 18de eeuw.

Pollare

De oudste gekende vermelding van Pollare dateert uit 1112 als Posleér. Pollare bestond rond 1200 vermoedelijk uit twee kernen: een oude kern (de burgus) nabij de oorspronkelijke kerk en een nieuwe kern rond de burcht bij de Dender. De eerste kerk van Pollare was de Sint-Martinuskerk en stond nabij de IJzerenmanbeek of Rijt in de wijk Nekkersput. Het patrocinium van Sint-Martinus hoort tot de oudste patroonheiligen in deze streek wat een stichting in de eerste helft van de 10de eeuw of zelfs een Karolingische oorsprong doet vermoeden. De naam Pollare zelf verwijst naar een verhevenheid bij bebost moerassig terrein wat overeenkomt met de locatie van de Sint-Martinuskerk. Deze oude kern lag na de eerste kanalisatie van de Dender in potentieel overstromingsgebied van de Dender en was op zich slecht bereikbaar. Er was een moeilijke verbinding met Eichem aan de overkant en geen directe verbindingsweg met de opkomende stad Ninove. De parochie Pollare werd verplaatst in de late middeleeuwen van Nekkersput naar het huidige Pollare. De bouw van een statusburcht stroomopwaarts op een geografisch gunstiger locatie kan de aanzet geweest zijn voor de uitbouw van een nieuwe dorpskern in de eerste helft van de 13de eeuw. Het nieuwe dorp was opgedeeld in een vrijheid rond de huidige kerk en de rest van het dorp dat minder vrijheden genoot. De nieuwe parochiekerk werd gewijd aan Sint-Christoffel dankzij een reliek van de heilige meegebracht uit Jerusalem na de zesde kruistocht (1228-1229). In de 16de eeuw is er geen sprake meer van het oude kerkje, enkel van het Sint-Maartenskerkhof als gewijde plaats. In de 18de eeuw droeg deze locatie het toponiem cluyswijde en werd verhuurd door de kerk van Pollare. Van de oudste dorpskern van Pollare is enkel het oude wegentracé in de vallei bewaard gebleven. Het perceel tussen de Dender en Nekkersput waar de Sint-Martinuskerk stond, werd opgehoogd voor de bouw van een stalling maar de percelering refereert nog aan de site van de kerk.

De heren van Pollare, de Brabantse heren van Aa, resideerden vanaf het begin van de 13de eeuw in hun burcht bij de Dender. Naar analogie met de burcht van Wedergrate in een lus van de Dendermeander, lijkt de bouw van een motteburcht te Pollare aannemelijk. Vóór de kanalisatiewerken uit 1863-1867 lag bij Pollare op de rechteroever immers een grote S-vormige meander waarbinnen de oorspronkelijke burcht stond. Op de Villaretkaart staat ter hoogte van Pollare dorp een motte afgebeeld met de vermelding Riderbergh Château ruïne. Deze zou al in 1267 gekend zijn als het kasteel te Pollare. In 1451 was dit Ridderhof nog intact en omvatte een opper- en neerhof, een duiventoren en een poort. Tijdens de 15de werd de Dendervallei zwaar getroffen door het oorlogsgeweld in de strijd tussen Filips de Goede en de stad Gent (1451-1453). De vernieling van de burcht van Pollare dateert vermoedelijk uit deze periode. Op het kaartboek van Pollare uit 1762 staat de motte als beboste heuvel in de Denderbocht. Op de Sanderusprent van 1641 ligt de motte als beboomde heuvel in de riviermeander. Net zoals de motte van Wedergrate betrof het een kleine motte die vermoedelijk als statussymbool was gebouwd. Bij de kanalisatie van de Dender werd de meander hier in 1863 afgesneden en de motte afgegraven zodat de site van het Ridderhof vandaag op de linkeroever van de Dender ligt, in een weiland net over de Ijzeren brug. Een landbouwweg volgt als overblijfsel van de oude trekweg nog de contour van de afgesneden meander die langs drie zijden de burcht omsloot. Bij het afgraven van de middeleeuwse motte kwam bij de kanalisatie van de Dender Romeins materiaal aan het licht.

Pollare dorp ligt op de steile oostelijke dalflank (de Steenberg) van de Dendervallei. Het centrum van Pollare wordt gevormd door de weg Pollare-Dorp die parallel loopt met de Dender en de hoofdverbindingsweg vormt. De gekasseide Sint-Kristoffelstraat loopt langs de voormalige dries, nu een parkje met bijzondere bomen, de helling op naar de gelijknamige parochiekerk met ommuurd kerkhof en imposante beuk. De kerk is door een netwerk van onverharde voetwegen zoals de Kapellenweg en Steenbergweg verbonden met het achterliggend plateau. Van in de Sint-Kristoffelstraat leidt een natuurstenen trap door het parkje naar de Denderbrug. De brug over de Dender aan de Schuitstraat wordt vermeld in 1444-1445 als een houten constructie die werd onderhouden door de heer van Pollare. De brug blijft vermeld tot de 17de eeuw maar op het kaartboek uit 1762 is hier enkel een schuit te zien die aan een kabel werd overgetrokken. Ook op de Poppkaart wordt hier een Ponton of Schuyt vermeld. Met het rechttrekken van de meanderbochten werd de Schuitstraat verlengd. Het oude veerhuis ’t Schuyt werd vervangen door een herberg met loskade voor steenkool uit Wallonië. De herbergier zorgde ook voor de uitbating van een private veerdienst. Pas in 1913 werd een ijzeren voetgangersbrug te Pollare gebouwd. Het is een vakwerkboogbrugje op bakstenen pijlers met natuurstenen decoratie.

Huidige landgebruik

Het landschap in de Dendervallei bestaat vandaag uit een aaneenschakeling van graslanden, natte ruigten en percelen met Canadapopulier. De graslanden in de vallei zijn vooral hooimeersen die begraasd worden na de eerste snede. Oeverwallen en komgronden zorgen voor (micro)reliëf in de open meersen. De ongunstige waterhuishouding maakt drainage door een netwerk van sloten noodzakelijk voor het gebruik als weiland. Langs de perceelsgrenzen en het afwateringsysteem staan hagen en bomenrijen (meidoorn, knotwilgen). De opgehoogde weg De Dijk langs de Gemene Meers op de rechteroever herinnert nog aan de bescherming van de meersen tegen overstromingen door de rivier. De Dender heeft oevers met een natuurlijk uitzicht en de dijken worden gekenmerkt door een grazige vegetatie. De populierenbossen werden aangeplant in functie van de luciferproductie die vanaf het midden van de 19de eeuw tot ongeveer het midden van de 20ste eeuw bestond. Het gebied De Nuchten vormt een aaneengesloten moerasbos in een oude meander van de Dender tussen Idegem en Zandbergen en is dooraderd met oude drainagesloten en turfputten. De spoorweg volgt de noordoostelijke rand van de riviervallei en vormt zo een visuele grens op de linkeroever. Op de vruchtbare (zand)leemgronden, vooral op de linkeroever, liggen open kouters die duidelijk zichtbaar zijn van in de vallei. De meeste dorpen zijn ingericht op de rand van de vallei of op de laatglaciale kleine ruggen langs de vallei zoals Grimminge, Zandbergen en Idegem. Buiten de woonkernen liggen enkele geïsoleerde grote gesloten hoeven tussen hun landerijen. De landelijke bewoning is gebonden aan het dichte wegennet waarin de 18de-eeuwse wegenstructuur nog goed herkenbaar is. Op de steilrand liggen holle wegen en buiten de vallei lopen nog talrijke onverharde wegen en voetwegen, vaak langs kleine veldkapellen. De Oude Eichembaan op de linkeroever bij het gehucht Outer is een voetweg die een historische alternatieve route bood naar Eichem langs de valleirand. In de Dendervallei zijn nog een beperkt aantal onverharde wegen bewaard die de meersen ontsluiten zoals de losweg in de Kwaadbroeken. Bij deze ontsluitingsweg staat een geknotte es als hoekboom.

  • Algemeen Rijksarchief (ARA), Familiearchief de Lalaing (13de-19de eeuw), nr. 1813.
  • Rijksarchief Gent (RAG), Baronie van Wedergrate (1435-1804), nr. 663 en 666.
  • Rijksarchief Gent (RAG), Abdij van Ninove (1092-1796), nr. 60.
  • Carte topographique de la partie de la Belgique comprise entre Gand et Tournay, Maestricht et Liège, levée par Villaret, Ingénieur du Roi, 1745-1748, Institut National de l’Information Géographique et Forestière-Saint-Mandé (France), CH 292, schaal 1:14.400.
  • De Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Jozef Jean François de Ferraris, opgesteld tussen 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000. Koninklijke Bibliotheek van België, http://www.kbr.be/collections/cart_plan/ferraris/ferraris_nl.html.
  • Atlas van de Buurtwegen, opgesteld naar aanleiding van de wet op de buurtwegen van 10 april 1841, schaal 1:2.500 (overzichtsplannen schaal 1:10.000) .
  • Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven tussen 1845-1855, schaal 1:20.000
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven tussen 1846-1854, schaal 1:20.000.
  • Atlas Cadastral parcellaire de la Belgique, Philippe-Christian Popp, uitgegeven tussen 1842-1879, schaal 1:5000
  • Topografische kaarten van België, Krijgsdepot: Eerste editie uitgegeven tussen 1865-1880, schaal 1:20.000. Herziening, Militair Cartografisch Instituut: tweede uitgave, 1880-1884, derde uitgave 1889-1900 en herziening derde uitgave 1900-1930, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven tussen 1928-1950, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Geografisch Instituut, uitgegeven tussen 1949-1970, schaal 1:25.000.
  • AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS 2009: Natuurrichtplan ‘De Dendervallei tussen de gewestgrens en Ninove, evenals het Raspailleboscomplex en Geitebos’, Brussel. [ook online beschikbaar: https://www.natuurenbos.be/sites/default/files/inserted-files/nrp017a_dendervallei_tekstbijlage.pdf]
  • ANTROP M., VAN EETVELDE V., JANSSENS J., MARTENS I. & VAN DAMME S. 2002: Traditionele landschappen van het Vlaamse gewest, onuitgegeven rapport, Universiteit Gent, Vakgroep Geografie, Gent. [ook online beschikbaar: http://www.geopunt.be/catalogus/datasetfolder/90d22342-b387-4366-a4e3-2d14be128772]
  • ARREN P. 1999: Van Kasteel naar Kasteel 8, Kapellen.
  • COSYNS E. 1987: Het Geitebos (Zandbergen, O.-Vl): historiek van een “oud-bosgebied” in: Het Land van Aalst 39, 1, 15-35.
  • CROMPHAUT R. 1996: Zandbergen onverzonnen. De geschiedenis van Zandbergen, Dendermonde.
  • DE BROUWER J. 1973: Geschiedenis van Pollare in: Het Land van Aalst 25, 2, 37-155.
  • DE BROUWER J. 1973: Toponymie van Pollare in: Het Land van Aalst 25, 4, 159-207.
  • DE CHOU F. 2015: De sluis in het gemeentewapen van Idegem in: Gerardimontium 263, 33-35.
  • DE CHOU F. 2016: Grimminge in de schaduw van de Abdij van Beaupré en het Raspaillebos in: Gerardimontium 269, 35-39.
  • DE DECKER S. 2009: Een archeologisch relict onder de loep: de Dooriksberg te Zandbergen/Denderwindeke in: Gerardimontium 224, 16-25.
  • DE MOL E. 1991: Een bekoorlijk dorpje langs de Dender: “mijn” Grimminge, Zottegem.
  • GOEMINNE L. 1994: De watermolens en windmolens van de abdij van Grimminge in: Het Land van Aalst 46, 4, 275-278.
  • GOSSELIN K. 2011: Een adellijke familie in het laatmiddeleeuwse Gent: de familie van Wedergrate, Gent.
  • LOUIS A. 1965: Bodemkaart van België. Verklarende tekst bij het kaartblad Denderwindeke 100 E, Gent.
  • LOUIS A. 1975: Bodemkaart van België. Verklarende tekst bij het kaartblad Geraardsbergen 100 W, Gent.
  • PIETERAERENS M., ROBIJNS L. & VAN BOCKSTAELE G. 1999: Van Beaupré tot Zwijveke. Cisterciënzers in Oost-Vlaanderen (1200-1999), Gent.
  • VAN DE PERRE D. 1986: De Berg en het Hof van Wedergrate te Denderwindeke in: Het Land van Aalst 38, 5-6, 245-265.
  • VAN DE PERRE D. 1996: De Ijzeren voetgangersbrug over de Dender te Pollare. Van constructie tot reconstructie (1912-1995) in: Monumenten & Landschappen 15, 1, 49-63.
  • VAN DE PERRE D. 2017: De middeleeuwse geschiedenis van Pollare in: Het Land van Aalst 69, 3, 145-152.
  • VAN DE PERRE D. 2003: De Dender en haar overstromingen bekeken vanuit historisch oogpunt in: Het Land van Aalst 55, 2, 153-166.
  • VAN DE PERRE D. & VANDEWINKEL G. 1998, Het kasteel van Zandbergen in: Het Land van Aalst 50, 3, 227-236.
  • VAN DE PERRE D. & VAN HAUWE R. 1992: De geschiedenis van Denderwindeke II. De middeleeuwse heren (ca. 1100-1487) in: Het Land van Aalst 44, 1, 1-62.
  • VERBESSELT J. 1991: Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13de eeuw. Deel XXIII. Dekenij Halle V, Brussel.
  • VERSCHAEREN J. 1973: Inventaris van het archief van de abdij van Beaupré te Grimminge, Brussel.

Auteurs: Verdurmen, Inge
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Kasteeldomein de Lalaing

  • Omvat
    Knotes als hoekboom

  • Omvat
    Losweg in de Kwaadbroeken

  • Omvat
    Molenweg Wildermolen

  • Omvat
    Opgaande beuk

  • Omvat
    Oude Eichembaan

  • Omvat
    Voetwegen Pollare dorp

  • Is deel van
    Appelterre-Eichem

  • Is deel van
    Denderwindeke

  • Is deel van
    Grimminge

  • Is deel van
    Idegem

  • Is deel van
    Nieuwenhove

  • Is deel van
    Outer

  • Is deel van
    Pollare

  • Is deel van
    Zandbergen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Dendervallei tussen Idegem en Ninove en het Geitebos [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135222 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.