erfgoedobject

Osbroek

landschappelijk geheel
ID
135233
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135233

Juridische gevolgen

  • omvat de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Osbroek
    Deze bescherming is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Stadspark Groot Park
    Deze bescherming is geldig sinds

Beschrijving

Het Osbroek, ontstaan ten gevolge van erosie door de Dender, vormt samen met het Stadspark een groot groengebied in Aalst.

Fysische geografie

Ter hoogte van Erembodegem en Aalst, zowat op de overgangszone van de middenloop naar de benedenloop van de Dender, vindt men de laatste hellingen van enige betekenis langs de linkeroever van de Dender: de tot 24 meter hoge, ruim 15 meter boven het Osbroek torende dalflank, gevormd door de Molenkouter, Evelsenberg, Haring, Ajuinkouter en Konijnenaarde.

Door zijdelingse of laterale erosie kon de Dender hier gedurende het laatglaciaal een komvormige depressie uitschuren. De kronkelende rivier breidde zich breed uit en onder invloed van haar ondermijnende, eroderende werking ontstond er een uitgesproken steile westelijke valleiwand. Op een bepaald ogenblik moet de Dendermeander zichzelf hebben afgesneden door laterale opschuiving. Zo kon uiteindelijk de moerassige Osbroekdepressie ontstaan waarin oorspronkelijke een (afgesneden) meander moet hebben gelegen. Gedurende het atlanticum (8000 tot 5000 jaar geleden), een periode van zeespiegelrijzing, geraakte deze depressie langzaam aan met alluviale klei en leem opgevuld. Opvulling en verminderde aanvoer van water en afzettingsslib moeten daarna hebben geleid tot de vorming van riet- en zeggeveen in de afgesneden meanderloop. Het afzetten van klei en leem kon ook later nog tot in historische tijden doorgaan, mede door een nieuwe sedimentenaanvoer ingevolge ontbossingen en bodembewerking van de stroomopwaarts gelegen heuvel- en plateaugebieden.

Cultuurhistorie

De eerste werken tot bevaarbaarmaking van de Dender dateren al van het einde van de 12de eeuw. Voor 1600 is er reeds sprake van het bekostigen van de aanleg van een nieuwe ‘speye’ of schutsluis op de Dender van Hofstade. Door de opeenvolgende kanalisaties en de bouw van sluizen kwam het waterpeil van de rivier te Aalst - Erembodegem hoger te liggen dan de kern van het Osbroek. Tenminste al vanaf de tweede helft van de 19de eeuw konden de Osbroekbeken hun water in de Dender lozen voorbij het sas van Aalst. Eerst gebeurde dat via een oude afvoergracht, nu via een gloednieuw rioolstelsel.

De oudste vermeldingen van het Osbroekgebied gaan terug tot de 13de en de 14de eeuw. Toen het broektoponiem ontstond was het gebied vermoedelijk een gemeenschappelijk beweid en sterk gedegradeerd moerassig bos. Ten tijde van de oudste oorkonde bleek het gebied reeds geprivatiseerd en had het het uitzicht van een gepercelleerd graslandgebied. Bij de vroegst gekende eigenaars vinden we, buiten de particuliere grondbezitters, een aantal kerkelijke instellingen en armenkamers. Het grondgebruik was over het algemeen hooiland, met eventueel beweiding van de toemaat van het hooiland in de nazomer. Vooral vanaf de 17de eeuw hield men de dieren meer en meer op stal en was men overgeschakeld op volledige stalvoedering. De productiviteit van het grasland kon op die manier optimaal benut worden. Door de lage ligging en de moeilijke ontwatering van het gebied kwam akkerbouw weinig voor. Slechts enkele percelen, aan de rand van het gebied gelegen, waren in gebruik als akkerland. In het Osbroek werd ook turf gestoken.

Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) worden binnen het Osbroek slechts twee bodemgebruikstypen weergegeven: moerassig grasland en bos. Ook heel wat houtkanten en bomenrijen zijn erop waarneembaar. Uit pachtcontracten blijkt dat er op een aantal percelen knotbomen stonden. Omstreeks diezelfde periode is zowat 45 procent in handen van kerkelijke instellingen en armenbesturen. Onder de Franse bezetter werd alle kerkgoed aangeslagen. Bij de opstelling van het primitief kadaster, enkele jaren na de Belgische onafhankelijkheid, is voor het eerst informatie beschikbaar over de bodemkwaliteit van het volledige Osbroek. In 1834 is 34 procent van de oppervlakte bos, 58 procent hooiland en 8 procent bouwland. Het betreft voornamelijk middelhoutbossen. Het zijn nog altijd erg natte gronden. Tussen 1834 en 1910 nam de bebossing in het gebied niet toe. Integendeel, het bos ging zelfs lichtjes achteruit. Door vergelijking van verschillende topografische kaarten kan vastgesteld worden dat het bodemgebruik in de onderhavige periode niet erg stabiel was. Rond 1850 was het bouwland sterk in oppervlakte toegenomen en steeg het uit boven 20 procent; in 1909 was echter praktisch alle akkerbouw verdwenen. Niet alleen wijzigingen in de landbouweconomie waren hiervoor verantwoordelijk. Ook de zware hongersnood van 1845-1846 zal ertoe bijgedragen hebben dat een aantal meersen werd omgezet in akkers. De wijmencultuur nam eveneens een hoge vlucht, zoals blijkt uit archiefmateriaal. Globaal genomen kan men dus stellen dat het bos nog het meest stabiele element was in het Osbroeklandschap van de 19de eeuw. Het belang van de meersen verminderde eerst ten voordele van het bouwland en later de wijmencultuur. In de jaren 1860 werd in het Osbroek een watering opgericht met het doel het waterrijke gebied te saneren. Steeds meer industriële en financiële elite van de Aalsterse bevolking kochten gronden als investering.

In de jaren 1915-1916 kocht de stad een stuk grond met een oppervlakte van 17 hectare in het Osbroekgebied voor de aanleg van een stadspark. Iets eerder was aan de zuidwestkant te Erembodegem het eigendom van Moyersoen in het bezit gekomen van zijn neef. Deze bouwde in 1914 op de aanpalende gronden een grote landelijke villa, het zogenaamde Osbroekkasteel en verwierf in de jaren 1910 meer dan 35 hectare eigendom. In 1923 werd op een stuk meers de enige industriële vestiging binnen het Osbroek ten westen van de Kapellekensbaan ingeplant. Tussen 1920 en 1977 werd het resterende Aalsterse deel van het Osbroek compleet opgehoogd. Huisvuil, vliegas en puin herschiepen de moerassige gronden bodems in een ruderaal terrein. Aanvankelijk was het de bedoeling deze gronden bouwrijp te maken, maar later veranderde men van mening: de terreinen worden door de stad Aalst aangekocht en op een deel ervan wordt een sportcomplex aangelegd.

  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.

Bron: Ankerplaats 'Osbroek'. Landschapsatlas, A40077, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Auteurs: Van den Bremt, Paul; Tack, Guido; De Meirsman, Reginald; Vanmaele, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Stadspark Groot Park

  • Is deel van
    Aalst

  • Is deel van
    Erembodegem


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Osbroek [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135233 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.