erfgoedobject

Depressies van Kolk- en Maanbeek

landschappelijk geheel
ID
135248
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135248

Juridische gevolgen

Beschrijving

Korte beschrijving

Dit gebied beslaat delen van de gemeenten Destelbergen en Laarne. Het is ontstaan door de Vlaamse Vallei en de aanwezigheid van verschillende riviersystemen van de Schelde. Het gebied is ruwweg in twee delen op te splitsen.

In het noordelijkste deel van het gebied ligt de Damvallei. De zuidoostelijke hoek van deze vallei is tegenwoordig door autosnelwegen afgesneden van de rest van de Damvallei. Dit afgesneden deel staat bekend als 'De Hauw’ en is een laaggelegen, moerassig gebied waar ooit de Schelde stroomde.

Ten zuiden en zuidoosten van '‘De Hauw’' strekt zich een cultuurlandschap uit rond de historische hoeven 'Kattenheye' en 'Schalieveld'. Dit landschap wordt doorkruist door de depressies van de Maanbeek en de Kolkbeek. Deze depressies, die waarschijnlijk dateren uit de laatste ijstijd, zijn relicten van de vlechtende Schelde en zijn wellicht tussen de 29.000 en 14.700 jaar oud, zo niet ouder.

Relicten van de oude Schelde

- De Vlaamse Vallei

Geomorfologisch gezien bevindt dit landschap zich in de Vlaamse Vallei, die de oorsprong vormt van het Scheldebekken. Deze vallei ontstond als een depressie door een insnijding van het paleogeen- en neogeen-substraat tijdens glaciale perioden in het Pleistoceen. Een belangrijke fase van deze insnijding van de Vlaamse Vallei vond plaats rond 450.000 jaar geleden, toen het drainagepatroon van Noordwest-Europa zich via een megavloed in het Nauw van Calais verlegde. Tijdens de laatste ijstijd, het weichseliaan, (115.000-10.000 jaar geleden) vulde de Vlaamse Vallei zich met voornamelijk zandige fluviatiele sedimenten, afkomstig van een vlechtend riviersysteem.

- De Schelde als brede, vlechtende rivier (30.000 – 15.000 jaar geleden)

Tijdens de laatste fase van het weichselien, ongeveer 30.000 tot 15.000 jaar geleden, heerste er een zeer koude en droge periode die het gebied veranderde in een schaars begroeide poolwoestijn. Er was weinig tot geen vegetatie en de Schelde vormde een vlechtende rivier met meerdere kleine geulen binnen één hoogwaterbedding. Het sediment in deze geulen bestond voornamelijk uit zand. De combinatie van een onvoldoende dicht plantendek en een relatief lage grondwaterstand zorgde ervoor dat de zandige riviersedimenten werden opgewaaid en herwerkt. De wind kreeg meer vat op het schrale zandoppervlak, waardoor een dunne, continue laag dekzand werd afgezet. Bovendien accumuleerde het uitgewaaide zand zich tijdens de laatste fasen van het weichselien soms tot dekzandruggen, dwars op de overheersende noord- tot noordwestelijke windrichting. Op deze manier ontstond de dekzandrug tussen Stekene en Maldegem, die de Vlaamse Vallei afdamde. De toenmalige noordwaartse afwatering van de Schelde door de Vlaamse Vallei moest zich daarom oostwaarts verplaatsen.

- De Schelde wordt een meanderende rivier (omstreeks 15.000 – 13.000 jaar geleden)

Aan het einde van het weichselien, ook wel het laatglaciaal genoemd, werd het klimaat milder. De vegetatie nam toe, waardoor bodemsedimenten bij neerslag werden vastgehouden. Rivieren zoals de Schelde vervoerden daarom ook minder sediment en verhoudingsgewijs meer water. Hierdoor veranderde de vlechtende Schelde in een meanderende rivier, die dieper in het landschap insneed. Deze verandering wordt doorgaans ongeveer 13.000 jaar geleden gesitueerd. Op basis van recent onderzoek in de Kalkense Meersen moet het ontstaan van deze meanderende rivier nog voor het Allerød, mogelijk zelfs tijdens de overgang van het pleniglaciaal naar het aatglaciaal ongeveer 14.700 jaar geleden, worden gedateerd.

- Grote laatglaciale meanders verlanden (omstreeks 5.800 jaar gleden)

Bij de aanvang van het holoceen verminderde het debiet en sedimenttransport nog verder. De paleomeanders van de Schelde vulden zich langzaam met afzettingen, voornamelijk bestaande uit veen en klei. Dit proces was vooral actief gedurende de eerste 5.000 jaar van het Holoceen. Ongeveer 5.800 jaar geleden waren de laatglaciale meanders door toenemende veengroei grotendeels opgevuld.

- Relicten van de oude Schelde in het gebied

In de literatuur wordt de Damvallei beschouwd als een van de laatglaciale meanders van de meanderende Schelde. Recente onderzoeksresultaten suggereren dat de basis van de geul in 'De Hauw', een onderdeel van de Damvallei, ongeveer 6.000 jaar geleden werd opgevuld met venig materiaal. Dit kan erop duiden dat de Schelde in deze periode, tijdens het Holoceen, de meander van 'De Hauw' verliet. Dit is later dan de meander van de Kalkense Meersen, waar de eerste opvulling van de laatglaciale meander al vóór het Allerød plaatsvond. Deze recentere datering in 'De Hauw' zou kunnen verklaren waarom de Scheldebedding in de Damvallei steiler is uitgeschuurd en de alluviale vlakte minder breed is ontwikkeld in vergelijking met de laatglaciale meander van de Kalkense Meersen. In de buitenbocht van de meander van 'De Hauw' vond erosie plaats, terwijl in de binnenbocht sikkelvormige stroomruggen zich ophoopten tot kronkelwaardruggen. Binnen 'De Hauw' is een van deze oude kronkelwaardruggen van de Schelde als relict bewaard gebleven. Zowel in de percelering, op de topografische kaart van 1873 als op het Digitaal Hoogtemodel II van Vlaanderen zijn deze oude kronkelwaardruggen goed waarneembaar. Morfologisch gezien kenmerkt de Damvallei zich als een alluviale depressie op ongeveer 4 tot 4,5 meter TAW, met plaatselijk een klein talud. De vroegere kronkelwaardrug kan plaatselijk een hoogte van 6,5 meter TAW bereiken.

De depressies van de Maanbeek en de Kolkbeek, ook wel 'de Meere' genoemd, spelen waarschijnlijk een opmerkelijke rol in de ontstaansgeschiedenis van de paleomeanders van de Schelde in de Damvallei en de Kalkense Meersen. De depressies, gelegen op een hoogte van ongeveer 5 tot 5,5 meter TAW, strekken zich uit vanuit '‘De Hauw’', de zuidoostelijke hoek van de Damvallei, naar het zuidoosten bij de laatglaciale Scheldemeander van Kalken. Het alluvium vertoont soms een uitgesproken talud, waarvan die in het noordwestelijke alluvium van de Kolkbeek het meest uitgesproken is met een hoogteverschil van enkele meters. Plaatselijk is dit alluvium van de Kolk- en Maanbeek in twee takken gesplitst en omvat deze zandige opduikingen van 6 tot 6,5 meter TAW. Deze opduikingen zijn terug te vinden in het gebied rondom de historische hoeve Kattenheye en in het gebied 'Bankgat' aan de Koewegstraat. De ontstaansgeschiedenis van deze beekdepressies is tot op heden nog niet volledig duidelijk, maar op basis van geologisch onderzoek uit de jaren 1970 maakte dit laaggelegen gebied van de Kolkbeek en Maanbeek tijdens de laatste ijstijd, het weichseliaan, wellicht deel uit van de vlechtende glaciale Schelde. Deze natuurlijke verbinding en vermoedelijke 'oerkanalen' of 'oergeulen' van de Schelde tussen de Damvallei en de Kalkense Meersen werden wellicht verlaten toen de Schelde evolueerde naar een meanderende rivier. Een precieze datering van deze 'oerkanalen' of 'oergeulen' is momenteel onzeker, maar mogelijk kunnen ze in de laatste fase van de vlechtende rivier, mogelijk tijdens het pleniglaciaal, ergens tussen 29.000 tot 14.700 jaar geleden, worden gesitueerd. De morfologie van de beekdalen van de Kolk- en Maanbeek, die vanwege hun breedte en taluds moeilijk met een holocene beekvallei kunnen worden geassocieerd, lijken deze glaciale oorsprong alvast te bevestigen.

Een variatie aan bodems

De textuur van de bodems in het gebied '‘De Hauw’' bestaat voornamelijk uit klei of zware klei. Deze bodems worden beschreven als zeer nat tot sterk gleyig. De bodemtextuur van de kronkelwaardrug is grover en varieert van zandleem over licht zandleem tot lemig zand.

De depressies van de Kolkbeek en de Maanbeek bestaan uit natte licht zandleem- en zandleembodems, maar centraal in het landschappelijk geheel domineren vooral natte en sterk gleyige kleibodems. De alluviale bodems van deze beken liggen meestal op een zandig substraat, wat waarschijnlijk de zandige glaciale opvulling van de Vlaamse Vallei vertegenwoordigt. De natte bodems in de depressies hebben geen duidelijke profielontwikkeling en omzomen de opduikingen van rondom de hoeve 'Kattenheye' en 'Bankgat' aan de Koewegstraat. De overgang van de beekdepressies naar deze opduikingen bestaat voornamelijk uit matig natte lemig-zandbodem.

De bodems van de opduikingen bestaan uit droge en matig droge zandgronden met een verbrokkelde textuur in de B-horizont. In vergelijking met de bodems in Zandig Vlaanderen, zoals de podzolen, is de profielontwikkeling van deze zandige ‘schiereilanden' en opduikingen minder uitgesproken. In de literatuur wordt deze geringere profielontwikkeling aan de geografische ligging op een eiland in de directe nabijheid van een actief fluviatiel milieu toegeschreven. Echter, het is waarschijnlijker dat het ontbreken van podzolen te wijten is aan de vroege ontginning en het langdurige agrarische gebruik van deze landschapsposities.

Fauna en Flora

In het uitgesproken reliëf van '‘De Hauw’', met zijn alluviale depressies, turfputten en kronkelwaardruggen, wisselen tegenwoordig vochtige en hoger gelegen schraalgraslanden, wilgenstruwelen, grote zeggevegetaties, moerasspirearuigten, dotterbloemgraslanden en elzenbroekbossen elkaar af. De kronkelwaardruggen bestaan uit loofbossen en populierenbestanden. Dankzij het natuurbeheer van de afgelopen decennia worden vrijwel alle percelen in het gebied '‘De Hauw’' op de Biologische Waarderingskaart als biologisch waardevol tot biologisch zeer waardevol gecategoriseerd. Een korte bespreking van de fauna en flora in ‘De Hauw’ in 2025 wordt als bijlage toegevoegd.

De depressies van de Kolkbeek en de Maanbeek kenmerken zich door natte vegetatietypes. Permanente cultuurgraslanden en alluviale elzenbossen overheersen. Deze depressies maken tegenwoordig deel uit van het provinciale projectgebied "Gestroomlijnd Landschap Maanbeek-Laresloot". Dit project richt zich op zowel een betere waterhuishouding en de herwaardering van de waterlopen in het landschap, als op het creëren van natuurverbindingen via een fijnmazig netwerk van landschapselementen.

In het zuidoosten van het gebied ligt het provinciaal natuurdomein 'Brugskeswieë', gelegen tussen de Meersstraat en de Schoolstraat in Laarne. De naam 'Brugskeswieë' is dialect voor 'brug in de wei' en verwijst naar de trage weg die door het gebied loopt. Op de kadastrale Popp-kaart uit het midden van de 19de eeuw wordt het gebied, waartoe het provinciaal domein behoort, als ‘Breemermeerschen’ aangeduid. ‘Brugskeswieë’ is tegenwoordig een klein maar ecologisch waardevol gebied van 2 hectare, bestaande uit vochtige graslanden waar levende hagen met elzen en knotwilgen nog talrijk aanwezig zijn. Tot de zeldzame plantensoorten in het gebied behoren onder meer de slanke sleutelbloem (Primula elatior) en de heggenvogelmuur (Stellaria neglecta).

Op de hoger gelegen gebieden tussen de depressies, zoals in de omgeving van ‘Kattenheye’ en ‘Bankgat’, komen vooral akkers op zandige bodems voor. Graslanden zijn in deze drogere delen van het landschap slechts beperkt aanwezig. Uitzonderlijk kunnen hier levende hagen bestaande uit gewone es, els of knotwilg worden waargenomen. Opmerkelijk is ook het voorkomen van een perceeltje met een zuur eikenbos in deze hoger gelegen gebieden.

Cultuurhistorie

- Beperkte aanwijzingen van een vroege menselijke aanwezigheid

In het gebied van de Vlaamse Vallei en de Scheldevallei werden diverse Midden-Paleolithische artefacten uit het pleistoceen aangetroffen. Deze vondsten zijn over het algemeen geassocieerd met alluviale afzettingen die de Vlaamse Vallei hebben opgevuld. Vondsten uit het finaal-paleolithicum binnen het ruimere gebied zijn gelokaliseerd op de randen van het laatglaciale riviersysteem en op de rivierduinen die zich in die periode hebben gevormd.

Voor het mesolithicum zijn er talrijke vindplaatsen in het Scheldealluvium bekend. Deze wijzen op het belang van deze vallei in de prehistorie. Gezien het gevarieerde landschap van ‘‘De Hauw’’ en de alluviale depressies van Kolk- en Maanbeek, kan menselijke aanwezigheid tijdens het mesolithicum in het gebied daarom niet worden uitgesloten. Momenteel ontbreken echter concrete aanwijzingen en vondsten die dit kunnen bevestigen.

Voor het neolithicum, de bronstijd en de ijzertijd zijn er in het gebied weinig tot geen gegevens voorhanden die op bewoning wijzen. De weinige silexfragmenten uit het neolithicum, die tijdens een veldprospectie op de drogere zandgronden zijn teruggevonden, bieden te weinig informatie om met zekerheid te spreken over de eerste ontginningen in het gebied.

Nabij de historische hoeve 'Kattenheye' zijn aanwijzingen van Gallo-Romeins gebruiksaardewerk aangetroffen. Hoewel sporen van bewoning tot op heden nog niet zijn vastgesteld, is de aanwezigheid van een Gallo-Romeinse nederzetting in de directe omgeving zeer waarschijnlijk. Direct ten noorden van 'Kattenheye' bevindt zich tevens de Lage Heirweg. Van een intensieve ontginning tijdens de Gallo-Romeinse periode was binnen het gebied nog geen sprake. Het natuurlandschap bestond waarschijnlijk uit overwegend bos met hier en daar open ruimtes, van waaruit de eerste kleine ontginningsactiviteiten ontstonden. Het is dan ook zeer aannemelijk dat deze activiteiten vooral plaatsvonden op gunstige en goed ontsloten plekken, zoals de drogere opduikingen nabij 'Kattenheye'.

Door de beperkte menselijke aanwezigheid in de vroege middeleeuwen wordt aangenomen, dat het bosareaal terug aan oppervlakte won. In de 10de eeuw kende het ruimere gebied vooral bossen, “wastinae” en vochtige valleien met moeras. Verspreid kwamen er in het landschap hetzij natuurlijk, hetzij door ontginning open plekken voor.

- Verspreide bewoning vanaf de 10de eeuw

Ongetwijfeld speelde het ‘Goed ten Catteneye’ een belangrijke rol in de laatmiddeleeuwse ontginningen. Deze hoeve ligt binnen de vroegere Wetterse enclave ‘Ertbuur’ in het noordwesten van Laarne, een uithoek van het vroegere Land van Dendermonde. Haar ligging op de overgang van een zandige opduiking en de beekdepressie is typisch voor een vroege landbouwontginning. Deze plaats was zo geschikt voor akkerbouw op de zandige opduiking en veeteelt op graslanden in de beekvallei.

Archeologische vondsten uit de jaren 1980 op het domein suggereren dat er tussen de 10de en begin 13de eeuw een ontginningskern met bewoning op ‘Kattenheye’ aanwezig was. Deze oudste bewoning situeert zich ten westen van de huidige hoeve. Een ondiepe depressie wijst mogelijk op de vroegere wal die het erf (deels) omringde. Bovendien verwijst het toponiem ‘Kattenheye’, wat betekent ‘een ophoging (kade) in een wilde streek of heide", naar het vroege ontstaan van deze hoeve bij woeste gronden. Men veronderstelt dat de uitbouw van deze landbouwnederzetting kadert binnen de laatste ontginningsbeweging van de 13de eeuw in Vlaanderen, of mogelijk zelfs vroeger ontstond.

Sinds het midden van de 14de eeuw was de pachthoeve in bezit van vooraanstaande en kapitaalkrachtige families van het Gentse stadspatriciaat, behorend tot de lagere ambtsadel. Zo behoorde het goed midden 14de eeuw toe aan de voormalige Gentse schepen Everdeye De Grutere, die vóór 1360 overleed. Uit het oudste goederenregister van de Sint-Baafsabdij, daterend uit het begin van de 13de eeuw, blijkt duidelijk dat in deze streek nieuwe bedrijven werden opgestart door bepaalde stedelingen. Dit lijkt dus ook het geval te zijn geweest voor de zandige opduiking bij 'Kattenheye'.

De pachthoeve, die tegenwoordig sterk verbouwd is, werd in de 14de eeuw opgericht. De omgrachte hoeve is voor een deel omgeven door een tweede watergordel, gevormd door de Kolkbeek. De walgrachten rond de huidige hoeve werden waarschijnlijk in de 15de eeuw gegraven. Uit een document van 1523 blijkt dat deze site een karakteristieke tweeledige structuur had, bestaande uit een opper- en neerhof. Op de mote of het opperhof bevond zich vroeger het buitenverblijf van de heer. Oorspronkelijk omvatte het domein ‘Kattenheye’ een woonhuis, schuren, stallingen, een duivenhok, een boomgaard, een moestuin en een 'koollochting'. De aanwezigheid van een duiventoren en poort op het omgrachte goed te Kattenheye, zoals vermeld in een document van 1544, getuigt van het prestige en het versterkte voorkomen dat de eigenaars in navolging van de kasteelheren aan hun buitengoed wilden verlenen. In 1683 was er nog steeds sprake van een duifhuis en poort op het erf van het goed te Kattenheye. Naast akkerland op de zandige opduiking en weiden in de vochtige deptressie omvatte het patrimonium van de hoeve in de 17de eeuw ook een ‘bosakker’ en een elzenbos.

Na de 16de eeuw werd het versterkte woonverblijf bij de belangrijke pachthoeve verlaten. Begin 17de eeuw was het woonhuis op de mote vervallen en in de 18de eeuw definitief verdwenen. De tussengracht die het neerhof en het achterliggende opperhof van elkaar scheidde, is intussen gedempt.

De eerste vermelding van de ‘Schalieveldhoeve’ dateert dan weer uit 1357. Oorspronkelijk werd dit goed aangeduid als 'het goed te Kieckenshage'. Al in 1412 stond er een 'steenhuis op de wal'. Het landgoed omvatte toen '21 bunder aan land, meren, bossen, water en weiden'. Volgens een kaart van Benthuys uit 1725 bevond zich op deze locatie een aanzienlijk landgoed. Het grote stenen huis had twee verdiepingen en een dak bedekt met leien, die in Gent en omgeving bekendstaan als 'schalies'. De L-vormige constructie telde twee bouwlagen en verdween waarschijnlijk aan het einde van de 18de of begin 19de eeuw. De naam van de hoeve verwijst naar de bouwresten, waaronder de schalies, van het verdwenen landgoed die nog steeds op het omringende akkerland worden aangetroffen.

Tegenwoordig is de 'Schalieveldhoeve' een grote hoeve met losse bestanddelen, gelegen op een ruim, rechthoekig erf dat omringd wordt door een brede walgracht en gedeeltelijk door een rij populieren. In het landschap valt het boerenerf op door de scherpe afbakening door de omgrachting en de populieren. Het is een ensemble van roze gekalkte hoevegebouwen. De hoeven in Heusden kregen destijds een kleur die verwees naar de eigenaar van het goed. De roze kleur verwijst naar de familie Kervyn d’Oud Mooreghem, die er eigenaar van was. Hun hoeven waren rooskleurig met geel-zwart gestreepte deuren en luiken. Het huidige boerenhuis dateert uit de 18de eeuw, maar is vanaf 1906 aanzienlijk uitgebreid.

- Het traditioneel landschap in de 18de eeuw

De oudste cartografische voorstellingen van het landschap dateren uit de 18de eeuw (Ferrariskaart, Benthuys). Ze tonen het beeld van een kleinschalig landschap met kleine door houtkanten omsloten percelen op de hoger gelegen zandige gronden. In de depressies van de Kolkbeek en de Maanbeek kwamen meer graslanden voor. Vaak betrof het open graslanden met een beperkt aantal levende afsluitingen en enkele bomenrijen. De Breemermeerschen, waartoe het provinciaal domein ‘Brugskeswieë ‘ behoort en de Oostermeersch, die zich op de Popp-kaart tussen de Lepelstraat en de Lange Meire situeert, en zich als een open meersengebied kenmerkt.

Op de twee zandige opduikingen van Kattenheye en Bankgat waren vooral akkers te vinden. Er was ook perceelsrandbegroeiing aanwezig. Hier en daar lag een perceel bos. Verschillende oude grondnamen nabij de Schalieveldhoeve uit 1653 verwijzen expliciet naar de aanwezigheid van bos (Helsbosch, Hettynghebosch) of hagen (Den neederhaeghe, het neerhaeghe meesstelken, den hooghe haeghe). Ook nabij de hoeve Kattenheye bevonden zich in 1617 dergelijke grondnamen (bosackere, tbosschelken, Ingelbosch). Mogelijk verwijzen enkele van deze grondnamen, zoals bosackere, naar de aanwezigheid van een of meerdere geriefbosjes nabij deze hoeves. Belangrijke assen en historische wegen, zoals de toegangswegen naar het goed Cattenaye, de Lage Heirweg of de Koewegstraat, werden met bomen omzoomd. Ten noorden van de Maanbeek, aan de straat Motjesrede, lag ook een omwalde site. Het is echter niet duidelijk of deze site, die al sinds 1835 bestaat, oorspronkelijk een hoeve of een kasteel was. De beschrijving van het omwalde perceel als 'lusttuin' op de kadastrale legger van Popp, lijkt vooral de hypothese van een lusthof of kasteeltje te ondersteunen.

Over het hele gebied is de percelering opvallend blokvormig en regelmatig, met uitzondering van ‘De Hauw’ in de Damvallei, dat tot in de 19de eeuw een open meersengebied was en bij de Schelevallei in het westen nabij Gentbrugge aansloot. Bij de oudere ontginningskern van Kattenheye hebben de individuele percelen verhoudingsgewijs een grotere oppervlakte.

- Landschapsevolutie in de 19de een 20ste eeuw - huidig beeld van de ‘Depressies van Kolk- en Maanbeek’

In de Damvallei werd gedurende lange tijd turf gestoken. De meeste turfputten werden tussen 1770 en 1840 gegraven. Deze putten waren diep, soms tot zes meter, en vulden zich met water. Een krans van ongeveer 50 turfputten getuigen op oude kaarten van deze activiteit en markeert als het ware de loop van de meander van de fossiele Schelde. Aan de “binnenzijde” van deze krans van turfputten lagen de natte hooilanden van '‘De Hauw’'. Deze gronden hadden in de moderne landbouw in de tweede helft van de 20ste eeuw te weinig opbrengsten en werden beplant met populierenbestanden voor houtopbrengst. Hier en daar verschenen vakantiehuisjes met tuintjes aan de turfputten, die al snel een functie als visvijvers kregen. De grootste landschappelijke ingreep in de Damvallei was echter de aanleg van de E17, de R4 en het grote klaverblad. De Damvallei werd letterlijk gevierendeeld. 'De Hauw' raakte sindsdien afgesneden van de rest van de Damvallei afgesneden. Door de verhoogde aandacht voor natuurbehoud zijn het milieu en de natuur in '‘De Hauw’' vanaf het begin van de 21ste eeuw in hoge mate hersteld. Populieren werden gerooid en uitgefreesd, blauwgraslanden werden hersteld. De biodiversiteit is toegenomen en ook het landschap heeft haar oude kenmerken, zoals soortenrijke hooilanden, herwonnen. Hierdoor heeft '‘De Hauw’' weer veel van de kenmerken van het traditionele landschap.

Het landschap langs de Kolkbeek en de Maanbeek bleef gedurende de 19de en 20ste eeuw een belangrijk landbouwgebied. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw vestigden er zich in het gebied ook nog nieuwe hoeven, zoals een hoeve in Heusden die tussen 1870 en 1893 werd opgericht. Bij deze jonge hoeve staan drie gekandelaarde linden als schermbeplanting. De opduiking ‘Bankgat’ vormt tegenwoordig een open akkerlandschap waarin dreven of levende perceelsafsluitingen nagenoeg volledig ontbreken. In het huidige cultuurlandschap is het traditionele landschap met hooilanden in de depressies en de aanwezigheid van knotbomenrijen en levende perceelsafsluitingen nog duidelijk herkenbaar. De depressie van de Maanbeek ten oosten van de Eekhoekstraat en het gebied 'Brugskeswieë' kenmerken zich door talrijke hooilanden op bijna vierkante percelen met levende afsluitingen, voornamelijk bestaande uit geknotte wilg of Zwarte els. Ten zuiden van de Koewegstraat bevindt zich in de Kolkbeek een afgedekt stort met huishoudelijk afval uit het einde van de 20ste eeuw. Dit stort is als een lichte, atypische verhevenheid in het landschap herkenbaar. Voorts is het 'goed Catteneye' tegenwoordig in gebruik als paardenmelkerij en recreatief centrum, waardoor het huidige grondgebruik en de vele bijgebouwen afwijken van het traditionele landschap.

Bibliografie

BALTHAU E. 1984: Laarne. Archeologisch Inventaris Vlaanderen III, Gent, 327.

BATS M. 2005: Prospectief booronderzoek in de Kalkense Meersen (prov. Oost-Vlaanderen, België), Notae Prehistoriae 25, 203-207.

BOGAERT D., MEURIS L., BERTIER PH., VINCK H., MOORS, M., DE GROOTE M., HENDRICKX F., VLEESCHOUWER P., & VAN UYTVANCK J. 2015: De Damvallei. Een beeldend verhaal, Gent, 150.

BOGAERT D., HENDRICKX F., & GEVAERT L. 2008: De Damvallei : een bloeiend verhaal., Mechelen, 175.

BOGEMANS F., MEYLEMANS E., JACOPS, J., STORME, A., VERDURMEN, I. & DEFORCE, K. 2012: The evolution of the sedimentary environment in the lower River Scheldt valley (Belgium) during the last 13,000 a BP, Geologica Belgica 1-2, 105-112.

BORREMANS M. 2015: 5. De Vlaamse Vallei in: BORREMANS M. (ed.), De Geologie van Vlaanderen, Gent, 211-221.

COLLIER J.S, OGGIONI F., GUPTA S., GARCIA-MORENO D., TRENTESEAUX A. & DE BATIST M. 2015: Streamlined islands and the English Channel megaflood hypothesis. Global and Planetary Change 135, 190-206.

CUYCKENS G. 2024: Veenonderzoek in de Damvallei. De Snep 23.4, 48-50 pp.

DE GROOTE M. 2014: Een naam voor iedere wegel in Heusden en Destelbergen Vandaag: De Schalieveldwegel en de Kieckenshagewegel. Heemkundig Nieuws van de Heemkundige Kring De Oost-Oudburg, 42.3, 25-32.

DE WILDE J.R.J. 1999: De pachthoeve te Cattenaye. Castellum 1999.1, 3-57.

DE WILDE J.R.J. 1996: De enclave Ertbuur van de vroege middeleeuwen tot ca 1600: peiling naar het ontstaan en de ontwikkeling van een plattelandsgehucht. Castellum, 1996.3-4, 10-80.

JACOBS P. 1974: Kwartairgeologie van de streek tussen Destelbergen en Kalken (België, provincie Oost-Vlaanderen). Mededelingen van de werkgroep voor Tertiair en Kwartair Geologie 11.1, 3-23.

KIDEN P. en VERBRUGGEN C. 2001: Het verhaal van een rivier. De evolutie van de Schelde na de laatste ijstijd. in: BOURGEOIS J., CROMBÉ PH., DE MULDER G. & ROGGE M. (eds), 2001: Een duik in het verleden Schelde Maas en Rijn in de pre-en protohistorie. Publicaties van het Provinciaal Archeologisch Museum van Zuid-Oost-Vlaanderen - site Velzeke. Buitengewone Reeks 4, 1-35.

GYSSELING M. & VERHULST A. 1964: Het Oudste Goederenregister van de Sint-Baafsabdij Te Gent (Eerste Helft XIIIe Eeuw), Brugge, 228.

STORME A. & ALLEMEERSCH L. 2024: Destelbergen Damvallei. Beperkte analyse palynologie, 14C-datering. Rapport natuurwetenschappelijk onderzoek 2024-22, Brugge.

SWINNEN W., OTTOY S., VAN CAMPENHOUT K. & VERSTRAETEN G. 2023: Veen in Vlaamse bodem en ondergrond in relatie tot klimaat en boven- en ondergronds ruimtegebruik. Leuven, 69p.

VERBRUGGEN C., DENYS L. & KIDEN P. 1991 : Paleo-ecologische en geomorfologische evolutie van Laag- en Midden-België tijdens het laatkwartair. De Aardrijkskunde 1991.3, 357-376.

VERHULST A. 1958: De Sint-Baafsabdij en haar grondbezit (VIIe – XIVe eeuw). Bijdrage tot de kennis van de structuur en de uitbating van het grootgrondbezit in Vlaanderen tijdens de Middeleeuw. Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen. Klasse der Letteren. Verhandelingen 30, Brussel, 665.

VINCK H. 2018: Uitbreiding natuurgebied Damvallei niet te stuiten. De Snep, 17.3, 50-51.

Cartografie

Digitaal Vlaanderen, Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart - Toestand 2023, Geopunt | Digitaal Vlaanderen (geraadpleegd op 23 juli 2025).

Digitaal Vlaanderen, Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen II, DTM, raster, 1 m, afgeleid van LiDAR-hoogtegegevens, 2013-2015.

Rijksarchief Gent, Kaarten en plannen, nr 1397,: Chaerte van Heusden”. Kaart van Heusden, door landmeter Philippe Jacques Benthuys, schaal 1:4700, 1725, https://agatha.arch.be/data/images/514/514_0549_000_01397_000/0_0001 (geraadpleegd op 23 juli 2025).

Ferrariskaart 1771-1778: Carte de cabinet des Pays-Bas autrichiens levée à l'initiative du comte de Ferraris, 1771-1778, schaal 1:11.520, originelen in de Koninklijke Bibliotheek, Kaarten en plans, Ms. IV 5.627.

Rijksarchief Gent, Kaarten en plannen, nr. 359,: Kaerte figurative van de prochie van Heusden, eertyds Heusdonck genaemd, gelegen onder de kasselrye van den Audenburg en de heerlykheid van de burggravye van Gent, verdeeld in acht wyken,, door landmeter Philippe Benthuys in opdracht van de abdis van de Nieuwenbosabdij van Gent, 1717- 1729, https://agatha.arch.be/data/images/514/514_0549_000_00359_000/0_0001 (geraadpleegd op 23 juli 2025).

Nationaal Geografisch Instituut: Chronologische mozaïek van de kaart van België voor het jaar 1873, Cartesius [online], http://www.cartesius.be/arcgis/home/webmap/viewer.html?url=https://wmts.ngi.be/arcgis/rest/services/seamless_carto__default__3857__140/MapServer&lang=nl (geraadpleegd op 25 juli 2025).

Websites

Waarnemingen.be, Stichting Observation International en lokale partners, Laarne – Meerskant en Zuid (Laarne - Meerskant en Zand - Waarnemingen.be), raadpleging op 24 april 2025

Provincie Oost-Vlaanderen, dienst Klimaat, Milieu & Natuur, Gestroomlijnd Landschap (https://oost-vlaanderen.be/wonen-en-leven/natuur-en-milieu/gestroomlijnd-landschap.html), raadpleging op 24 april 2025.

Terreinbezoek

DE HAAN A. & MESTDAGH H. 2025: Terreinbezoek Landschappelijk Geheel (Laarne)(terreinbezoek op 19 mei 2025)

Bron: Ankerplaats 'Katteneie en Schalieveld'. Landschapsatlas, A40095, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Auteurs: Mestdagh, Hans
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Schalieveldhoeve

  • Is gerelateerd aan
    Kasteeldomein Fallon de Keyser

  • Is deel van
    Heusden

  • Is deel van
    Laarne


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Depressies van Kolk- en Maanbeek [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135248 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.