is aangeduid als vastgesteld landschapsatlasrelict Bellevuebos en kastelen van Gors-Opleeuw
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Dorpskern Gors-Opleeuw
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Kasteel van Gorsleeuw: park met grachtrestanten en omheining
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Kasteel van Opleeuw met aanhankelijkheden, park en moestuin
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Kasteel van Opleeuw: omgeving, kasteeldreef en park
Deze bescherming is geldig sinds
Dit 706 ha grote gebied op de overgang tussen droog en vochtig Haspengouw wordt gekenmerkt door zijn zacht glooiend reliëf, een oude boskern op de steilrand (Bellevuebos) en een voor Haspengouw typisch kasteeldorp (Gorsopleeuw). Vier kastelen, waarvan twee met wortels in het laat-middeleeuwse feodale verleden, bepalen mee de aanblik van het dorp. De aanwezigheid van grote hoeves wijst op de vroegere agrarische rijkdom van Haspengouw. Het Bellevuebos is met zijn 128 ha één van de grotere boscomplexen in het voor het overige traditioneel bosarm Haspengouw. Buiten het bos kwamen open akkers en in mindere mate boomgaarden voor. Het noorden van het gebied is overwegend grootschaliger met het Bellevuebos en grote akkercomplexen. Meer naar het zuiden, in de omgeving van de dorpen, wordt het landschap kleinschaliger met veel afwisseling van akkers, weilanden, (hoogstam-)boomgaarden, tuinen en bebouwing. Hier zijn ook meer kleine landschapselementen zoals hagen, houtkanten en bomenrijen.
Gors-Opleeuw ligt op het overgangsgebied tussen droog- en vochtig-Haspengouw, door riviererosie plaatselijk sterk versneden. Geografisch bevindt het landschap zich op het talud tussen laag- en midden-België en de overgang tussen zand- en leemstreek. Deze natuurlijke steilrand is een belangrijke landschapsvormende factor. Door terugschrijdende bronerosie heeft dit gebied een hogere reliëfintensiteit met relatief steile hellingen. Dit verklaart o.m. de sterke versnijdingsgraad van het landschap tussen Tongeren en Borgloon: Piringen, Neerrepen, Overrepen, Kolmont, Jesseren, Vliermaal, Gors-Opleeuw, Kerniel, Kuttekoven, Grootloon en Borgloon. Op sommige plaatsen is deze steilrand die de overgang tussen laag en midden België en tussen vochtig en droog Haspengouw markeert, beter zichtbaar dan elders. Dat is hier het geval in het stroombekken van de Mombeek. Meer bepaald in de helling van Kerniel tot Kortessem (Haagsmeerstraat) is deze landschappelijke overgang bijzonder goed zichtbaar (Diriken 2013, 33). Door de aanwezigheid van de steilrand zijn er vergezichten op laag Haspengouw. De niveauvariaties zijn vrij uitgesproken. De topografie schommelt er van zuid naar noord tussen 105 en 58 m. De asymmetrisch ingesneden Molenbeek of Mombeek breekt hier door de steilrand. Centraal op de hoogte ontspringt de Winterbeek (ook Vloet genaamd), die door en langs het Bellevuebos meandert. De buurt Opleeuwkruis (Opleeuwstraat) biedt een interessant uitkijkpunt op het landschap van Gors-Opleeuw en ook op de wijdere omgeving.
Onder het Bellevuebos liggen allemaal natte leembodems, wellicht ook de reden waarom dit nooit volledig is omgezet naar weide of akkers. De gronden die wel in gebruik zijn voor akkers, weilanden en boomgaarden zijn veelal ook leembodems, maar minder nat of zelfs droog, en met een betere waterhuishouding dan de bodems onder het Bellevuebos.
Archeologische vondsten geven inzicht in de bewoningsgeschiedenis van een streek (Centraal archeologische inventaris, CAI). De oudst bekende sporen in dit gebied dateren uit de ijzertijd. In een veld nabij de Mellestraat werd een gouden munt en een bronzen pijlpunt uit de late ijzertijd gevonden. Ook al gaat de occupatiegeschiedenis van de regio verder terug, in de Romeinse periode is Haspengouw zeker volledig in gebruik door de mens. Dit gebied ligt op 8 km van Tongeren, op 4 km ten noorden van de Romeinse weg tussen Bavai-Tongeren-Keulen. De verwachting is dus dat de omgeving van Gors-Opleeuw wellicht tot het toenmalige agrarische gebied van Tongeren behoorde. Verschillende vondsten getuigen van deze Romeinse aanwezigheid. Het grafveld uit de midden-Romeinse tijd nabij het kasteel Bellevue is de voornaamste. Het gaat om twaalf brandgraven die niet regelmatig geordend waren. Bij drie graven werd gebruik gemaakt van een houten kist om de crematieresten en de grafgiften te bergen. Eén van de graven zou mogelijk een tumulusgraf kunnen zijn waarin een vrouw en een zuigeling begraven werden, samen met verschillende grafgiften. Niet toevallig brengt Gysseling (1960) de naam Gors-Opleeuw in verband met een grafheuvel: het toponiem Leeuw zou van het Germaans “hlaiwa” of grafheuvel zijn afgeleid.
De oudste schriftelijke vermeldingen zijn van de 7de en 8ste eeuw. In de onmiddellijke omgeving zijn er de woonkernen van Gors-Opleeuw, Kortessem, Guigoven, Kerniel, Wintershoven. Een bijzonder geval is Wintershoven, dat al van in de 7de eeuw bekend staat als landgoed. Naar verluidt zou de Haspengouwse edelman Bavo het in de 7de eeuw aan de Sint-Baafsabdij van Gent schenken (Delcroix 1997, 18-20). Ook Kortessem komt als plaatsnaam al voor in 740 (Roebben 1988). De ‘Vita Landoaldi’ van Heriger vermeldt in 980 Gorsleeuw en Opleeuw als “Lewa” en “Suslewa” (Delcroix 1997). Het toont in elk geval aan dat de regio al in de vroege middeleeuwen bewoond was, wat voor Haspengouw niet ongewoon is. In de 13de eeuw verandert de naam Leeuw in Gorsleeuw, een samentrekking van Godfriedsleeuw, naar de lokale heer en ridder Godfried van Leeuw. Gors-Opleeuw was een leen van de graven van Loon, sinds de late middeleeuwen twee heerlijkheden met volledige rechtsmacht (Houtman 1980). Typerend voor de streek is het voorkomen van verspreid liggende kleine landelijke nederzettingen, op korte afstand van elkaar. De Sint-Martinuskerk van Gorsleeuw -een oude stichting- bediende verschillende van deze gehuchtjes en vervulde op kerkelijk vlak de rol van hoofdparochie of kerkdorp. De historische dorpskernen ontwikkelden zich op de hoger gelegen gronden in de nabijheid van het smalle dal dwars op de rand van de Mombeekvallei. Opleeuw verwijst naar zijn hogere ligging boven op de rug. Sinds de 18de eeuw is de bebouwing er langs straten ontwikkeld (Mettekovenstraat-Elleboogstraat), niet echt geconcentreerd en eerder lintvormig. Een centraal plein ontbreekt. Gorsleeuw vertoont een heel ander patroon: een meer geconcentreerde, maar onregelmatige bebouwing rond een kerk.
Nog opvallend zijn de kasteelsites in Gorsopleeuw, vier in totaal, waarvan er twee in het feodale verleden van het dorp wortelen. Zij gaan terug op de laat-middeleeuwse heerlijkheden Opleeuw en Gorsleeuw. Beide kastelen met opperhof-neerhofstructuur ontwikkelden zich op de rand van de Molenbeekvallei in het smalle brongebied van een zijbeekje van de Mombeek: met het kasteel van Opleeuw op de hoger gelegen positie. Als zetel van de heren van Opleeuw onderging de kasteelsite doorheen de eeuwen enkele gedaanteveranderingen. Het park kende zijn grootste uitbreiding in de tweede helft van de 18de eeuw toen een dreef de warande bij het kasteel met het sterrebos rond de pachthoeve ‘de Oude Winning’ verbond. Voor 1840 werd deze aanleg vervangen door een aanleg in landschappelijke stijl met vele lusvormige paden. Maar lang hield die niet stand. Door vele wijzigingen en slopingen ging een deel van het kasteelpark verloren. Het kasteelpark met vijver in landschappelijke stijl is ten dele bewaard. Het vertoont ook sporen van tuinaanleg uit het begin van de 20ste eeuw. Vandaag liggen het kasteel van Opleeuw en de ommuurde moestuin nog steeds geïsoleerd halfweg tussen het gehucht Opleeuw en het dorp Gorsleeuw, in een nog landelijke omgeving met licht glooiend reliëf. De door bronnen gevoede vijver is het restant van de oude slotgracht.
Op het zelfde beeksysteem ligt het kasteeldomein van Gorsleeuw. Het kende een gelijkaardige evolutie van kasteel met opperhof-neerhofstructuur tot een kasteelpark met een (bescheiden) landschappelijke aanleg. De vroeg landschappelijke aanleg van het park met vijver, ruïnefolly en lusvormige paden dateert van het begin van de 19de eeuw. Het kasteel zelf is even later in classisistische stijl verbouwd. Het oude neerhof werd bij die gelegenheid vervangen door een nieuwe hoeve op een andere locatie, zodat kasteel en landbouwbedrijf ruimtelijk van elkaar werden afgescheiden, een typische 19de-eeuwse evolutie. In dit geval wordt de scheiding tussen deze twee sociale werelden vrij vroeg doorgevoerd. Een doorgeschoten, oude haag van haagbeuk blijft nu nog als erfscheiding met de boerderij over. Het kasteelpark is veel van zijn oorspronkelijke luister verloren, maar het neemt nog altijd een dominante positie binnen de dorpskern in. Aan de overzijde van de straat ligt de oorspronkelijk bij het kasteel behorende manege. De nabijheid van kasteel en kerk is de uitdrukking van de samenhang tussen de kerkelijke en wereldlijke macht in het dorp. De op een verhevenheid gelegen Sint-Martinuskerk heeft een ruim ommuurd kerkhof met enkele merkwaardige lindebomen (Tilia), op een hoogte in het oude dorpscentrum van Gorsleeuw. Naast de kerk staat de pastorie in een ruime ommuurde tuin.
Bescheidener van omvang en uitstraling is het kasteel Bellevue. Gebouwd in 1764 door dezelfde eigenaar als het kasteel van Gorsleeuw (de Copis) diende het wellicht als jachtpaviljoen. Het ommuurde goed heeft zijn unieke ligging aan de rand van het Bellevuebos en zijn mooi uitzicht op het landschap goed bewaard. Het vergezicht reikt noordoostelijk over de velden richting Guigoven tot de steenweg Tongeren-Hasselt. De boomgaard ten oosten, nu beplant met jonge populier, is omhaagd met éénstijlige meidoorn. Wat op kaart als het kasteel Haagsmeer staat aangeduid, is in oorsprong een 19de-eeuws jachtpaviljoen of een soort opwaardering van het heerlijke verblijf bij een 18de-eeuwse hoeve. Het herenboerparkje bij het kasteel wordt door een gemengde haag van meidoorn en olm van de straat gescheiden.
Het Bellevuebos is één van de grotere bossen van Zuid-Limburg (128 ha). Het strekt zich als hellingbos uit op de steilere oosthelling van de vallei van de Winterbeek, die een hoogteverschil van ongeveer 30 m overbrugt. Het is een langgerekt, zuid-noord georiënteerd boscomplex van loofhout, met vrij veel oude populierenbestanden en op de vochtigste plaatsen elzenbroeken. De kern van het Bellevuebos is oud bos, waarvan het bestaan zeker tot de eerste helft van de 18de eeuw kan worden teruggevoerd. Het dankt zijn naam aan het aantrekkelijk zicht dat men van op hoger gelegen steilrand op de omgeving had. Het toponiem ‘Bellevue’ duikt voor het eerst begin 18de eeuw op in de goederenregisters van de toenmalige eigenaar de Copis als een klein bosperceel op de steilrand (Meselberg): “... un bois nommé a present le Belle Videre sur la hauteur du premier Meselberg” (Rijksarchief Hasselt, familie de Copis, nr. 6). Het Latijnse ‘Belle Videre’ betekent hetzelfde als het Franse Belvédère of Bellevue, namelijk een plek met een mooi uitzicht. Het is zeer waarschijnlijk dat het bosperceel ‘le Belle Videre’ op de plaats van het latere kasteel Bellevue lag, dat pas in 1764 gebouwd werd. Het bostoponiem Bellevuebos is dus ouder dan het kasteel. De familie de Copis investeerde in de 18de eeuw trouwens in bosuitbreiding in de door haar beheerde gronden (RAHasselt, familie de Copis, 7). Er zijn verschillende aanwijzingen dat minstens enkele bospercelen als eikenhakhoutbos werden beheerd. Eerst werden ze met eikels ingezaaid. Tien jaar later volgde de eerste oogst van eikenschors, een belangrijke grondstof voor de leerlooierij. Verschillende kasteelheren bezaten in die tijd eikenhakhoutbossen die ze periodiek lieten ontschorsen om de schors te verkopen aan leerlooiers. Het ontschorste hout werd achteraf verkocht als brandhout. Tot het begin van de 20ste eeuw vormde het Bellevuebos geen aaneengesloten complex en was het onderverdeeld in percelen met verschillende eigenaars. Het is uit twee kernen gegroeid, het bos op de steilrand in Gors-Opleeuw (Grote Bos) en het bos van Guigoven op de lager gelegen natte gronden (Villaretkaart 1745; kabinetskaart de Ferraris 1771; Vandermaelenkaart 1845). Guigovenbos is trouwens een 19de-eeuwse bosuitbreiding op de natte gronden rond de Winterbeek. In de 18de eeuw bestond het nog overwegend uit akker- en weiland. Op de topografische kaarten van 1871, 1882 en 1933 is de uitbreiding van het bos goed te zien. Op het grondgebied van Kerniel lag in de 18de eeuw een derde boscomplex met name het Hoog Bos. Dit bos heeft zich niet kunnen aansluiten bij het Bellevuebos en ligt ten westen van de Haagmeersstraat. Hier zijn nu nog enkele populierenbossen. Buiten het bos lagen open akkercomplexen, zoals het Pamperveld.
Boomgaarden hoorden van in de 18de eeuw bij vrijwel elke huiskavel, zeker in het geval van een hoeve of kasteel, waar ze veelal onderdeel van een park of tuin waren. Ze komen historisch gezien dus vooral voor in de nabijheid van bebouwing. Door de graancrisis aan het einde van de 19de eeuw en een groeiende vraag naar fruit vanuit de buurlanden, schakelden landbouwers in de streek, gestimuleerd door protectionistische overheidsmaatregelen, om van akkerteelt naar een een combinatie van veeteelt en fruitteelt. Hierdoor breidde het areaal hoogstamboomgaarden uit en veranderde ook de samenstelling van de boomgaarden, waarbij commercieel interessante fruitsoorten bevoordeeld werden. Begin 19de eeuw ontwikkelde er zich een aan de fruitteelt gelieerde kleine industrie door de opkomst van stokerijen (Vandermaelen). De kasteelaanhorigheden werden omgebouwd tot kleine bedrijventerreinen voor deze kleinschalige landbouwindustriële activiteiten. Vanaf het begin van de 20ste eeuw nemen de hoogstamboomgaarden toe, met een hoogtepunt rond het midden van deze eeuw. Daarna neemt het weer af en worden veel hoogstamboomgaarden omgezet naar lucratievere laagstam. De hoogstamboomgaarden in de omgeving van het kasteel Opleeuw zijn goed bewaard gebleven en omkaderen deze historische site.
Hoewel verschillende kleine voetwegen verdwenen zijn, wordt het gebied nog altijd gekenmerkt door een fijnmazig wegpatroon van vooral lokale wegen of paden, waarvan verschillende tot het begin van de 19de eeuw kunnen worden teruggevoerd. Een uitzondering op de regel zijn de exploitatiewegen in het Bellevuebos die recent zijn en het oudere wegenpatroon hebben uitgeveegd. Op de grens van het gebied liggen wegen van bovenlokaal belang, in het bijzonder de Tongersesteenweg die een 17de-eeuwse verbinding tussen Tongeren en Hasselt realiseerde. Hij verving een ouder bochtig traject (Rijksarchief Luik).
Auteurs: de Haan, Aukje; Verboven, Hilde; Van Driessche, Thomas
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Cluster hoogstamboomgaarden nabij het kasteel van Gors-Opleeuw
Omvat
Kasteelpark van Opleeuw
Omvat
Lindeboom als hoekboom
Omvat
Mammoetboom
Is deel van
Borgloon
Is deel van
Kortessem
Is deel van
Wellen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bellevuebos en kastelen van Gors-Opleeuw [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135257 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.