Teksten van De abdij van Kolen en de Kolenberg

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135344

Abdij Kolen Kolenberg (2018) ()

De abdij van Kolen, vroeger het klooster van Kolen of abdij Mariënlof genoemd, ligt op de rand van droog Haspengouw, op een hoge uitloper van het plateau. De abdij is beeldbepalend voor de omgeving. Diep ingesneden ligt de vallei van de Kleine Herk die hier haar brongebied heeft. Via een historisch voetpad is er via de vallei een verbinding met de dorpskern van Kerniel. De spoorlijn Tongeren-Borgloon doorsnijdt het landschap ten zuiden van de abdij.

Fysische geografie

De abdij van Kolen ligt in het glooiende landschap aan de noordoostrand van het massief van Borgloon, dat zich ruim 30m verheft boven een schiervlakte ten zuiden van de lijn Heks, Bommershoven, Jesseren en Piringen. In het hele overgangsgebied tussen droog en vochtig Haspengouw komt nogal wat reliëf voor met soms zelfs relatief steile hellingen. Deze overgang is bij Kerniel bijzonder goed zichtbaar. De abdij van Kolen staat op een hoogte met in het zuidoosten droog Haspengouw en in het noordwesten het zicht op vochtig Haspengouw. De Kolenberg ten noorden van de abdij is een hoger gelegen plateau met in het oosten en westen respectievelijk de Kleine Herk en de Vilsterbeek die hier diep zijn ingesneden. De aanwezigheid van dit hoge reliëf ten opzichte van het lager gelegen vlakkere gebied ten noordwesten ervan is de reden waarom hier vergezichten mogelijk zijn.

De noordwest - zuidoost georiënteerde asymmetrische vallei van de Kleine Herk is hier landschapsbepalend. Het heeft een steilere, van graften voorziene noordoostgerichte en een zwakkere zuidwestgerichte helling. In het zuidoosten heeft het een amfitheatervormig dalhoofd. De bronnen van de Kleine Herk bevinden zich ongeveer op 89m hoogte. Zij ontstaan op plaatsen waar afwisselend zand- en kleilagen in de ondergrond voorkomen. Het water dringt door de zandlagen tot op het niveau waar de kleilaag het water zijdelings doet afstromen. Waar de kleilaag dagzoomt, treedt het water uit de bodem en ontstaan bronnen (Databank Ondergrond Vlaanderen). Het uittredende water heeft door terugschrijdende erosie een dalhoofd doen ontstaan, het brongebied van de Kleine Herk. Plaatselijk zijn drassige graslanden en populierenaanplantingen (sinds de jaren 1960) kenmerkend voor de beekvalleien. Heel het gebied wordt gekenmerkt door lemige bodems die variëren in droogte, waarbij de natte bodems vanzelfsprekend in de vallei liggen en de droge op hoger gelegen gronden. De vallei van de Vilsterbeek is minder steil en kent een overheersende beplanting met populieren.

Cultuurhistorisch landschap

De cultuurhistorische landschapskenmerken zijn hier, zoals in vele andere gebieden tussen droog en vochtig Haspengouw: een verschillend landgebruik tussen vallei en hoger gelegen gronden, akkers op de hoger gelegen gronden, boomgaarden aansluitend bij de bewoning en natte gras- of hooilanden langs de beken.

De hoogte ten noorden van de abdij, de zogenaamde Kolenberg, is nagenoeg volledig in gebruik als akkerland. Een historische holle weg, parallel met de Kleine Herk, verbindt de vallei van de Vilsterbeek met de abdij. De landschapsbepalende lijnelementen in het gebied zijn de wegen, graften op de steile zuidwestgerichte helling van de vallei van de Kleine Herk, enkele hagen of restanten ervan als perceelsbegrenzing, begroeide beekranden en populierenrijen. De Kolenberg, maar ook de dorpssite van Kerniel aan de valleirand, bieden panoramische zichten op het half-open weidenlandschap met een hoge visuele belevingswaarde.

Opvallend is het voorkomen van de boomgaarden op de oostelijke helling langs de Herk. Op het einde van de 18de eeuw lagen hier kleine boomgaarden bij elk huiskavel langs de Nielstraat van Kerniel. De meeste boomgaarden zijn intussen naar laagstam omgezet en zijn minder kleinschalig, maar het patroon is nog erg gelijkend. In de omgeving van de abdij en op de valleirand van de Vilsterbeek zijn nog weiden met restanten van hoogstamboomgaarden, soms omhaagd door meidoorn.

De opkomst van de fruitteelt leidde in 1879 tot de aanleg van de spoorweg Drieslinter-Tongeren (erfgoedobjecten/304755), ook wel fruitlijn genoemd. Het spoor ligt hier op een verhoogde bedding waardoor de vallei van de Kleine Herk werd afgesneden van haar bronnen. Aan de oostzijde van het talud liggen de bronnen en aan de westelijke zijde de ingesneden vallei van de Kleine Herk. Even drastisch is de recente vervanging van hoogstamboomgaarden door laagstamfruitteelt, gepaard gaande met de schaalvergroting in de landbouw. Na de Tweede Wereldoorlog nam het economisch belang van de spoorverbinding af. De sporen werden over heel de lijn gedurende de jaren 1970 en 1971 opgebroken. Vanaf 1994 werd op de spoorwegzate een fietsroute aangelegd.

De abdij

De Abdij van Kolen, ook Mariënlof genaamd, is de structurerende beelddrager van het gebied, gelegen op de westelijke valleirand nabij de bron van de Kleine Herk. Het is het oudste van drie kloosters die de Kruisheren van Hoei gedurende de 15de eeuw in de Zuidelijke Nederlanden gesticht hebben. Aan de basis van de stichting van het klooster ligt Maria van Colen, weduwe van Jan van Mettekoven, heer van Gors-Opleeuw. Na een mislukte poging op een andere locatie in Borgloon, slaagde ze in 1438 wel in de oprichting van een kruisherenklooster op de huidige locatie. De eerste gebouwen waren grotendeels in vakwerk opgetrokken. In de tweede helft van de 15de eeuw viel het klooster ten prooi aan plunderingen en vernielingen. Naar aanleiding van de geleden schade vroeg het klooster aan Rome om de parochie van Kerniel en haar rijkelijke bezittingen bij het klooster te voegen, een verzoek dat in 1486 werd goedgekeurd. Sindsdien oefende één van de kloosterlingen het priesterambt in Kerniel uit. Hij verplaatste zich tussen klooster en kerk via een kerkwegel die nog altijd bestaat. De huidige aanblik van het klooster wordt grotendeels bepaald door ingrepen en restauraties eind 17de-18de eeuw, met een toevoeging rond 1840. In de 18de eeuw liet het klooster vijvers afdammen op de Kleine Herk, waarschijnlijk voor de viskweek.

De Franse revolutie betekende het einde van het kruisherenklooster. In 1797 werd het klooster met de kerk en aanhorigheden openbaar verkocht. In 1822 herwon het klooster zijn oorspronkelijke functie en namen cisterciënzerinnen er hun intrek. In het complex werd een schooltje ondergebracht. Het aantal kloosterzusters nam in de 19de eeuw snel toe. In 1917 werd nog een nieuw schoolgebouw opgetrokken buiten het kloostercomplex. Het huidige kloosterpand met de kerk in de zuidwestelijke vleugel ligt aan een gekasseide erf dat aan de overige drie zijden door hoevegebouwen is omringd. Ten westen en zuiden van de abdijgebouwen bevindt zich een ommuurde nutstuin en boomgaard. De voormalige noordelijke hoogstamboomgaard ten oosten van de abdij is nu hoofdzakelijk een siertuin, nog steeds omringd door een meidoornhaag. De bomen van de oostelijke boomgaard werden tussen 1923 en 1979 gerooid maar de weidefunctie bleef behouden. Uit de vergelijking van het historisch kaartmateriaal met de huidige topografische kaarten blijkt dat het wegen- en perceleringspatroon, alsook het bodemgebruik in dit landschap grotendeels ongewijzigd gebleven zijn.

De abdij is altijd nauw verbonden geweest met het dorp Kerniel. Het kerkpad tussen dorp en abdij benadrukt deze band. De huidige Sint-Pantaleonkerk is gebouwd in 1832 als vervanging van een ouder gebouw op dezelfde plaats. De pastorie van Kerniel ligt tegen het dorp, bovenaan de helling van de vallei van de Kleine Herk. Aangezien de Kruisheren het pastoraat van Kerniel waarnamen, bezat de parochie lang geen pastorie. De huidige pastorie werd in 1840 gebouwd als een alleenstaand breedhuis in neoclassicistische stijl.

In het kader van de ruilverkaveling van Jesseren (afgerond 2016) is de omgeving van het klooster heringericht. De wegen werden verhard met respect voor de landschappelijke inpassing, de voormalige parking heraangelegd en deels omgezet in boomgaard. Aan de toegang tot de abdij kwam een pleintje.

  • Carte topographique de la partie de la Belgique comprise entre Gand et Tournay, Maestricht et Liège, levée par Villaret, Ingénieur du Roi, 1745-1748, Institut National de l’Information Géographique et Forestière-Saint-Mandé (France), CH 292, schaal 1:14.400.
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Atlas van de Buurtwegen, opgesteld naar aanleiding van de wet op de buurtwegen van 10 april 1841, schaal 1:2.500 (overzichtsplannen schaal 1:10.000).
  • Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven in 1845-1855, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven in 1846-1854, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Eerste editie, Krijgsdepot, uitgegeven in 1865-1880, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Tweede editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1880-1884, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Herziening derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1900-1930, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Geografisch Instituut, uitgegeven in 1949-1970, schaal 1:25.000.
  • Topografische basiskaart numerieke reeks, Nationaal Geografisch Instituut, uitgegeven in 2009, schaal 1:10.000.
  • BROUWERS J. 1981: Visitatie van het Kruisherenklooster te Kolen en van de kerk van Kerniel door nuntius Albergati in 1613, Limburg, 60/6, Hasselt.
  • DE MAEGD C. & VAN DEN BROECK M. 2007: Historische tuinen en parken van Vlaanderen, Inventaris Limburg: Deel 3 Alken Borgloon Heers Kortessem Wellen, M&L Cahier 15, Brussel.
  • DIRIKEN P. 2012: Religieus erfgoed in Haspengouw, Georeto's Haspengouw Monografieën, Kortessem, 176.
  • DIRIKEN P. 2013: Het Haspengouwse Landschap in evolutie, Georeto's Haspengouw Monografieën, Kortessem, 176.
  • DIRIKEN P. 2014: Het Haspengouws kastelenlandschap, Georeto's Haspengouw Monografieën, Kortessem, 256.
  • TEAMVANMEER 2016: Beheersplan Abdij Mariënlof Kolenberg te Kerniel Borgloon, Kruisherenklooster van Colen, onuitgegeven beheersplan, s.l.
  • Vlaamse Landmaatschappij, 2016: Op ontdekking in de ruilverkaveling Jesseren, [online], (geraadpleegd 2017). https://www.vlm.be/nl/SiteCollectionDocuments/Jesseren/brochure%20Realisaties%20Jesseren%20-%20web.pdf

Auteurs:  de Haan, Aukje
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: De abdij van Kolen en de Kolenberg [online], https://id.erfgoed.net/teksten/280759 (geraadpleegd op ).


Abdij van Kolen en de Kolenberg (2017) ()

De abdij van Kolen, vroeger het Kruisherenklooster van Colen of abdij Mariënlof genoemd, is gelegen aan de rand van Droog Haspengouw. De abdij ligt op een hoge uitloper van het plateau en is beeldbepalend voor de omgeving. De vallei van de Kleine Herk is diep ingesneden, via een historisch voetpad is er via de vallei een verbinding met de dorpskern van Kerniel. De spoorlijn Tongeren-Borgloon doorsnijdt het landschap ten zuiden van de abdij. Het is voornamelijk een agrarisch landschap.

Fysische geografie

De abdij van Kolen te Kerniel is gelegen in het heuvelachtige landschap aan de noordoostrand van het massief van Borgloon, dat zich ruim 30 m verheft boven een schiervlakte die gelegen is ten zuiden van de lijn Heks, Bommershoven, Jesseren en Piringen.

Door terugschrijdende bronerosie heeft vooral het contact- en overgangsgebied (tussen +70 en +100 meter) tussen Droog- en Vochtig Haspengouw een hogere reliëfintensiteit met relatief steile hellingen. Dit verklaart onder meer de sterke versnijdingsgraad van het landschap tussen Tongeren en Borgloon: Piringen, Neerrepen, Overrepen, Kolmont, Jesseren, Vliermaal, Gors-Opleeuw, Kerniel, Kuttekoven, Grootloon en Borgloon. Deze steilrand komt bovendien structureel overeen met het klassieke talud tussen Laag- en Midden-België en daarmee ook de overgang tussen de zand- en leemstreek. Deze overgang is bij Kerniel bijzonder goed zichtbaar. De abdij van Kolen staat op de hoogte met in het zuidoosten Droog Haspengouw en in het noordwesten het zicht op Vochtig Haspengouw. De Kolenberg ten noorden van de abdij is een hoger gelegen plateau met ten oosten en westen respectievelijk de Kleine Herk en de Vilsterbeek die hier diep ingesneden zijn. De aanwezigheid van dit hoge reliëf ten opzichte van het lager gelegen vlakkere gebied ten noordwesten ervan is de reden waarom hier vergezichten mogelijk zijn.

De leemafzettingen dateren uit het weichseliaan, een ijstijd waarin winden vanuit het noord-noordwesten kwamen en naast sneeuw ook loess en zand meevoerden vanuit de blootliggende sedimenten, onder andere uit de droogliggende Noordzee. Deze sedimenten bedekten het toen aanwezige reliëf en vlakte dit plaatselijk uit. In het holoceen neemt de erosie, onder andere als resultaat van ontbossingen door de mens, toe en spoelt het sediment plaatselijk weg. Hierdoor kan het leemdek plaatselijk van dikte verschillen.

De asymmetrische dalen hebben zich gevormd onder periglaciale omstandigheden tijdens de laatste ijstijd. Door de felle westenwinden werd de pasgevallen sneeuw aan de lijzijde van de hellingen opgewaaid en afgezet op de oostelijke hellingen. Zo ontstond een ongelijke verdeling van de sneeuw. De zuidwestelijk gerichte hellingen kregen meer rechtstreekse zoninval en waren dus vaker onderhevig aan vorst-en dooiwerking. Wanneer de sneeuw in de zomer wegsmolt, begon de toplaag van de bodem te verglijden (solifluctie) waardoor de helling afgezwakt werd. Dit afglijdende materiaal duwde de beken in de richting van de oostelijke hellingen, die steiler werden ten gevolge van sterkere riviererosie. De insnijding van de Kleine Herk is veel meer uitgesproken dan de insnijding van de Vilsterbeek.

De noordwest - zuidoost georiënteerde asymmetrische vallei van de Kleine Herk is hier sterk landschapsbepalend. Het heeft een steilere, van graften voorziene noordoostgerichte en een zwakkere zuidwestgerichte helling. In het oosten heeft het een amfitheatervormig dalhoofd. Plaatselijk zijn drassige graslanden en populierenaanplantingen kenmerkend. Heel het gebied wordt gekenmerkt door lemige bodems die variëren in droogte, waarbij de natte bodems vanzelfsprekend in de vallei liggen en de droge op afstand daarvan.

De vallei van de Vilsterbeek is minder steil, en kent een overheersende beplanting met populieren. Beide valleien zijn voor dit gebied relatief waardevol voor planten en dieren, hoewel de vallei van de Kleine Herk hier hoger op scoort, vooral met enkele percelen dotterbloemgraslanden, moerasspirearuigte en moeras met grote zeggevegetatie. Ook het bronnengebied van de Kleine Herk, door de spoorlijn afgesneden van de eigenlijke vallei is voor de natuur een waardevol gebied door de aanwezigheid van kalkrijk kwelwater. Verder zijn er enkele graften die biologisch waardevol zijn. Ook is de voormalige spoorweg waardevol voor planten en dieren, onder andere waar deze diep is ingesneden in het landschap en steile hellingen heeft begroeid met divers struweel en bomen.

Cultuurhistorisch landschap

Er zijn in het gebied momenteel slechts enkele archeologische vondsten gekend. Net ten zuidwesten van de abdij van Kolen werd in 2008 bij veldprospectie een grote hoeveelheid scherven aangetroffen waarvan enkele Romeins bleken te zijn, en in 2016 werd ten noorden van de abdij een zilveren muntje gevonden uit de vroeg-Romeinse periode. Wat deze vondsten precies betekenen voor de Romeinse aanwezigheid op deze locatie is echter niet duidelijk.

De abdij

De Abdij van Kolen is de structurerende beelddrager van het gebied, gelegen op de westelijke valleirand nabij de bron van de Kleine Herk. Het is het oudste van drie kloosters die de Kruisheren van Hoei gedurende de 15de eeuw in de Zuidelijke Nederlanden gesticht hebben. De stichting van het klooster werd geïnitieerd door Maria van Colen. Zij trok zich na het overlijden van haar man, Jan van Mettekoven, terug in het begijnhof van Sint-Truiden en nam zich daar voor om een kruisherenklooster te stichten. Na een mislukte poging op een andere locatie in Borgloon, probeerde ze het in 1438 opnieuw op de huidige locatie. Deze keer slaagde ze wel. Ze kreeg goedkeuring van de pastoor van Kerniel in 1438 en een jaar later van de prins-bisschop van Luik. Pas in 1451 werd de stichting van het klooster goedgekeurd door Nicolas de Cusa, afgevaardigde van de heilige stoel. De eerste gebouwen waren grotendeels opgetrokken in vakwerk. In de tweede helft van de 15de eeuw ging het slechter met het klooster en viel het ten prooi aan plunderingen en vernielingen. In 1483 werd er een schuur in brand gestoken. Naar aanleiding van de geleden schade vroeg het klooster aan Rome om de parochie van Kerniel en haar rijkelijke bezittingen bij het klooster te voegen. Dit verzoek werd in 1486 goedgekeurd. Vanaf dan werd één van de kloosterbroeders gekozen om het priesterambt in Kerniel uit te oefenen. Deze verplaatste zich tussen klooster en kerk via een kerkwegel die nog steeds aanwezig is. In de eeuw hierna werden de gebouwen van het klooster vernieuwd en uitgebreid. In de 17de eeuw maakt het klooster weer een moeilijke periode door. In 1613 bevond het klooster zich in een erbarmelijke toestand, getuige een rapport van een visitatie in opdracht van de Paus. Er was weinig orde en regelmaat in het klooster en er waren de voorgaande jaren veel eigendommen verkocht zonder toestemming. Uiteindelijk werd er ingegrepen om de orde in het klooster te herstellen en de financiële situatie te verbeteren. Zo moesten de meeste kloosterlingen het klooster verlaten zodat ze hier minder geld kostten en zodat de eigendommen opnieuw konden worden verworven om terug meer inkomsten te genereren. Daarna werden de bestaande gebouwen gerenoveerd en nieuwe delen bijgebouwd of versteend.

De Franse revolutie betekende het einde van het kruisherenklooster. In 1797 werd het klooster met de kerk en aanhorigheden openbaar verkocht. Het werd gekocht door een ex-kruisheer van Colen, waardoor het klooster na de opheffing dus feitelijk kon blijven bestaan. In 1797 moesten alle Belgische priesters een eed van haat tegen het koningschap afleggen, de kruisheren weigerden dit, op één na, en zij moesten het klooster verlaten. Aangezien alle kruisheren hadden bijgedragen tot de aankoop van het klooster, moest het eigendom verkocht worden zodat de opbrengst onder hen verdeeld kon worden. Pas in 1822 was de verkoop compleet. P. Minsart, pastoor te Namen kocht het klooster en wilde er een Cisterciënzerorde onderbrengen. Hiervoor werd zuster Maximillienne, die haar professie in Woutersbrakel had gedaan, in het klooster ondergebracht. Zij begon hier een schooltje voor arme kinderen en richtte een pensionaat op. Het aantal kloosterzusters nam in de 19de eeuw snel toe. In 1855 werd het pensionaat afgeschaft omdat er steeds minder kinderen kwamen. Het schooltje bleef echter nog veel langer bestaan en werd niet meer beperkt tot enkel arme kinderen. In 1917 is er nog een nieuw schoolgebouw opgetrokken buiten het kloostercomplex. In 1990 werd het klooster tot abdij verheven aangezien het historisch de voortzetting is van de abdij van Woutersbrakel. Momenteel wonen er nog een handvol zusters in het klooster.

In het interieur van de abdij zijn nog enkele middeleeuwse, kunst-historisch belangrijke objecten aanwezig. In de sacristie is een beschilderd reliekschrijn van Sint-Odilia van 1292 aanwezig, dit zou één van de vroegste voorbeelden van panneelschilderingen in de Nederlanden zijn. Dit schrijn is afkomstig uit het voormalige kruisherenklooster in Hoei. De bidstoel van de heilige Lutgard van Tongeren uit eind 12de eeuw, of de 13de eeuw bevindt zich in de abdij en is oorspronkelijk afkomstig uit de voormalige benedictinessenabdij van Nonnemielen bij Sint-Truiden. Dit meubel wordt beschouwd als het oudste meubelstuk in België. Vrouwen die moeilijk zwanger worden en zwangere vrouwen gebruiken de stoel om de steun van de heilige Lutgard op te roepen.

Het huidig, vierkant kloosterpand met de kerk in de zuidwestelijke vleugel ligt in de zuidhoek van het rechthoekige, gekasseide erf dat aan de overige drie zijden door hoevegebouwen is omringd. Ten westen en zuiden van de abdijgebouwen bevindt zich een ommuurde nutstuin en boomgaard. Een kruisvormig wegenpatroon verdeelt de nutstuin in vier rechthoekige percelen, afgeboord met een buxushaagje. In het verlengde van de hoofdas is in de tuinmuur een kapel ter ere van St. Jozef gebouwd. De voormalige noordelijke hoogstamboomgaard ten oosten van de abdij is nu hoofdzakelijk een siertuin, nog steeds omringd door een meidoornhaag. De bomen van de oostelijke boomgaard werden tussen 1923 en 1979 gerooid maar de weidefunctie bleef behouden.

Uit vergelijking van het historisch kaartmateriaal met de huidige topografische kaarten blijkt dat het wegen- en perceleringspatroon, alsook het bodemgebruik in dit landschap grotendeels ongewijzigd gebleven zijn. In het kader van de Ruilverkaveling van Jesseren (afgerond in 2016) is in de omgeving van het klooster een opwaardering gebeurd. De wegen werden verhard met respect voor de landschappelijke inpassing de voormalige parking heraangelegd en deels omgezet in boomgaard en er werd een pleintje voorzien aan de toegang van de abdij.

Kerniel

De abdij heeft steeds een sterke relatie gehad met het dorp Kerniel. Vooral de relatie tussen de abdij en de kerk is van groot belang geweest voor beide. Het kerkpad tussen dorp en abdij benadrukt deze band. De huidige Sint-Pataleonkerk is gebouwd in 1832 als vervanging van een ouder gebouw op dezelfde plaats. Rond de kerk ligt een ommuurd kerkhof. Aan de rechterzijde van het kerkhof ligt een café die een overblijfsel is van een hoeve met losse bestanddelen. Langs de andere zijde van de kerk staat het schoolgebouw, in 1840 gebouwd.

De pastorie van Kerniel ligt tegen het dorp, bovenaan de helling van de vallei van de Kleine Herk. Aangezien de Kruisheren het pastoraat van Kerniel waarnamen, bezat de parochie begin 19de eeuw geen pastorie. De huidige pastorie werd in 1840 gebroud en is een alleenstaand breedhuis in neoclassicistische stijl.

Historisch landschap

De abdij is te zien op de kabinetskaart van de Ferraris (1771-1777). Rond de abdij liggen boomgaarden, tot aan de vallei van de Kleine Herk. In de vallei liggen een drietal vijvers die mogelijk gebruikt werden voor de kweek van vis voor de abdij. Rond de bebouwing van het dorp Kerniel bevinden zich ook steeds boomgaarden. De boomgaarden komen tot dicht tegen de Kleine Herk, er liggen ook enkele weilanden tegen de beek. De bronnen van de Kleine Herk bevinden zich in een beboste zone. Op het plateau overwegen de akkers. Dit beeld blijft in grote lijnen op latere kaarten hetzelfde. De vijvers zijn enkel op de Villaretkaart (1745) ook afgebeeld, maar op latere kaarten niet meer. Door de landbouwcrisis eind 19de eeuw, waarbij de invoer van goedkoop Amerikaans graan leidde tot de (gedeeltelijke) omschakeling naar andere teelten, schakelden veel landbouwers over op de fruitteelt. Deze omschakeling zorgt voor een grote verandering in het landschap, steeds grotere delen worden ingenomen door hoogstamboomgaarden, hoewel in het uiterste noordwesten nog altijd grote akkers bleven bestaan, tot in de 20ste eeuw. De boomgaarden op de helling naar de beek zullen rond 1960 verdwijnen.

De aanleg van de spoorlijn Tongeren - Sint-Truiden in 1879 gaf een verdere impuls aan de fruitteelt in de streek en kreeg de naam Fruitspoor. In dit gebied bij de abdij van Kolen had de aanleg van het spoor een andere zeer grote landschappelijke impact. Het spoor ligt hier op een verhoogde bedding waardoor de vallei van de Kleine Herk werd afgesneden van haar bronnen. Aan de oostzijde van het talud liggen de bronnen en aan de westelijke zijde de ingesneden vallei van de Kleine Herk.

Even drastisch is de recente vervanging van hoogstamboomgaarden door laagstamfruitteelt, gepaard gaande met de schaalvergroting in de landbouw en de uitbreiding van de veiling ten zuiden van de oude spoorweg. De nog voorkomende hoogstamboomgaarden zijn van belang voor het behoud van oude en zeldzame fruitvariëteiten en als relict van het traditionele landschap. Na de Tweede Wereldoorlog nam het economisch belang van de spoorverbinding af. De sporen werden over heel de lijn gedurende de jaren 1970 en 1971 opgebroken. Vanaf 1994 werd op de spoorwegzate een fietsroute aangelegd.

Huidige landschap

In de omgeving van de abdij en op de valleirand van de Vilsterbeek zijn nog weiden met restanten van hoogstamboomgaarden, soms omhaagd door meidoorn, aanwezig. Sterk landschapsbepalend is de noordwest - zuidoost georiënteerde vallei van de Kleine Herk. Plaatselijk zijn drassige graslanden en populierenaanplantingen kenmerkend. De hellingsgraslanden tussen de beek en de abdij zijn biologisch waardevol, ze zijn reliëfrijk en dicht bij de beek zijn het dotterbloemgraslanden.

Het plateau ten noorden van de abdij, de zogenaamde Kolenberg, is nagenoeg volledig in gebruik als akkerland. Het gebied langs de Sittartstraat-Hagebroekstraat wordt ingenomen door laagstamfruitteelt. Een licht holle weg, parallel met de Kleine Herk, verbindt de vallei van de Vilsterbeek met de abdij. De landschapsbepalende lijnelementen in het gebied zijn de wegen, graften op de steile zuidwestgerichte helling van de vallei van de Kleine Herk, enkele hagen of restanten ervan als perceelsbegrenzing, begroeide beekranden en populierenrijen. De Kolenberg, maar ook de dorpssite van Kerniel aan de valleirand, bieden panoramische zichten op het half-open weidenlandschap en verder op Vochtig Haspengouw, met een hoge visuele belevingswaarde. De Abdij Mariënlof is een oase van rust en groen door zijn ligging en landelijk kader.

De voormalige spoorlijn is een sterk structurerend element in het landschap, zeker waar ze de beekvallei doorkruist. Het pad over de spoorweg kenmerkt zich door de grote stilte en rust. Afwisselend is ze ingesneden in het reliëf of loopt het juist op hoogte er doorheen. Ter hoogte van de abdij ligt de spoorweg ingesneden en een bakstenen brug loopt hier over het voormalige spoor.

  • Carte topographique de la partie de la Belgique comprise entre Gand et Tournay, Maestricht et Liège, levée par Villaret, Ingénieur du Roi, 1745-1748, Institut National de l’Information Géographique et Forestière-Saint-Mandé (France), CH 292, schaal 1:14.400.
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Atlas van de Buurtwegen, opgesteld naar aanleiding van de wet op de buurtwegen van 10 april 1841, schaal 1:2.500 (overzichtsplannen schaal 1:10.000).
  • Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven in 1845-1855, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven in 1846-1854, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Eerste editie, Krijgsdepot, uitgegeven in 1865-1880, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Tweede editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1880-1884, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Herziening derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1900-1930, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Geografisch Instituut, uitgegeven in 1949-1970, schaal 1:25.000.
  • Topografische basiskaart numerieke reeks, Nationaal Geografisch Instituut, uitgegeven in 2009, schaal 1:10.000.
  • BALaT, Stoel van Sint-Lutgardis, [online], (geraadpleegd 2017).
  • BROUWERS J. 1981: Visitatie van het Kruisherenklooster te Kolen en van de kerk van Kerniel door nuntius Albergati in 1613. Limburg 60/6, Hasselt.
  • DIRIKEN P. 2012: Religieus erfgoed in Haspengouw. Georeto's Haspengouw Monografieën, Kortessem, 176.
  • DIRIKEN P. 2013: Het Haspengouwse Landschap in evolutie. Georeto's Haspengouw Monografieën, Kortessem, 176.
  • DIRIKEN P. 2014: Het Haspengouws kastelenlandschap. Georeto's Haspengouw Monografieën, Kortessem, 256.
  • REYNIERS J. & HOUBEY K. 2016: 'De stoel van Sint-Lutgard, een middeleeuws cultusobject', Ritualia Lossensia. Rituelen en relieken in Loon, Loonse Schriften 4, Borgloon, 53-63.
  • TeamvanMeer!, 2016: Beheersplan Abdij Mariënlof Kolenberg te Kerniel Borgloon, Kruisherenklooster van Colen.
  • Vlaamse Landmaatschappij, 2016: Op ontdekking in de ruilverkaveling Jesseren, [online], (geraadpleegd 2017).
  • Wikipedia, 2017: Abdij Mariënlof, [online], (geraadpleegd 2017).

Auteurs:  de Haan, Aukje
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: De abdij van Kolen en de Kolenberg [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203562 (geraadpleegd op ).


Abdij van Kolen en Kolenberg (Landschapsatlas 2001) ()

De abdij van Kolen te Kerniel is gelegen in het heuvelachtige landschap aan de noordoostrand van het massief van Borgloon, dat zich ruim 30 m verheft boven de ten zuiden van de lijn Heks, Bommershoven Jesseren en Piringen gelegen schiervlakte.

Geografisch bevindt Kerniel zich ook op het talud tussen Laag - en Midden - België. De steilrand valt hier samen met de grens tussen Droog- en Vochtig Haspengouw en met de overgang van de Zand- naar de Leemstreek. De Kleine Herk, die in noordelijke richting stroomt, snijdt er een diepe depressie uit. De omgeving vertoont een gevarieerde aanwezigheid van kalkrijke bodems, vallei- en depressiegronden, plateaugronden, en van verschillende bodemseries en vochtgradiënten.

De Abdij van Kolen, ook Mariënlof genaamd, is de structurerende beelddrager van het gebied, gelegen op de westelijke valleirand nabij de bron van de Kleine Herk. Het is het oudste van drie kloosters die de Kruisheren van Hoei gedurende de 15de eeuw in de Zuidelijke Nederlanden gesticht hebben. In 1487 wordt de parochie Kerniel geïncorporeerd in het klooster en door één van de religieuzen bediend. Een kerkwegel voert nog steeds van de abdij naar pastorij en kerk. In 1822 werden de gebouwen verkocht aan de Eerwaarde Zusters Cistercienzerinnnen uit Woutersbrakel, die er aanvankelijk een pensionaat en later een lagere school inrichtten. In 1990 werd het klooster tot abdij verheven aangezien het historisch de voortzetting is van de abdij van Woutersbrakel. Het huidig, vierkant kloosterpand met de kerk in de zuidwestelijke vleugel ligt in de zuidhoek van het rechthoekige, gekasseide erf, aan de overige drie zijden door hoevegebouwen omringd. Ten westen en zuiden van de abdijgebouwen bevindt zich een ommuurde nutstuin en boomgaard. Een kruisvormig wegenpatroon verdeelt de nutstuin in vier rechthoekige percelen, afgeboord met een buxushaagje. In het verlengde van de hoofdas is in de tuinmuur een kapel ter ere van St. Jozef gebouwd. De voormalige noordelijke hoogstamboomgaard ten oosten van de abdij is nu hoofdzakelijk een siertuin, nog steeds omtuind door een meidoornhaag. De bomen van de oostelijke boomgaard werden tussen 1923 en 1979 gerooid maar de weidefunctie bleef behouden. Uit de vergelijking van het historisch kaartmateriaal met de huidige topografische kaarten blijkt dat het wegen- en perceleringspatroon alsook het bodemgebruik in dit landschap grotendeels ongewijzigd gebleven zijn.

In de omgeving van de abdij en op de valleirand van de Vilsterbeek zijn nog weiden met restanten van hoogstamboomgaarden omhaagd door meidoorn aanwezig. Sterk landschapsbepalend is de noordwest - zuidoost georiënteerde asymmetrische vallei van de Kleine Herk met een amfitheatervormig dalhoofd, een steilere, van graften voorziene zuidwestgerichte en een zwakkere noordoostgerichte helling. Plaatselijk zijn drassige graslanden en populierenaanplantingen kenmerkend.

Het plateau ten noorden van de abdij, de zogenaamde Kolenberg, is nagenoeg volledig in gebruik als akkerland. Een historische holle weg, parallel met de Kleine Herk, verbindt de vallei van de Vilsterbeek met de abdij. De holle weg, graften op de steile zuidwestgerichte helling van de vallei van de Kleine Herk, enkele hagen of restanten ervan als perceelsbegrenzing, begroeide beekranden en populierenrijen zijn de landschapsbepalende lineaire elementen. De Kolenberg maar ook de de dorpssite van Kerniel aan de valleirand bieden panoramische zichten op het half-open weidenlandschap met een hoge visuele belevingswaarde. Een van de meest ingrijpende gebeurtenissen in de omgeving was de aanleg van de spoorweg Tongeren-Sint-Truiden, de zogenaamde fruitlijn, in 1879. Enerzijds werden zowel de vallei van de Vilsterbeek als van de Kleine Herk afgesneden van hun bronnen en ging een visueel - landschappelijke eenheid verloren. Anderzijds breidde door de aanleg van de spoorlijn het historisch aanwezige boomgaardenareaal zich verder uit en ontwikkelde de regio zich geleidelijk tot een gebied met overwegend hoogstamboomgaarden. Omstreeks het midden van de 20ste eeuw was het landschap praktisch volledig met hoogstamboomgaarden beplant. Even drastisch is op zijn beurt de recente vervanging van hoogstamboomgaarden door laagstamfruitteelt, gepaard met de schaalvergroting in de landbouw en de uitbreiding van de veiling ten zuiden van de oude spoorweg. De nog voorkomende hoogstamboomgaarden zijn van belang voor het behoud van oude en zeldzame fruitvariëteiten. Na de tweede wereldoorlog nam het economisch belang van de spoorverbinding af. De sporen werden over heel de lijn gedurende de jaren 1970 en 1971 opgebroken. Vanaf 1994 werd op de spoorwegzate een fietsroute aangelegd. De Abdij Mariënhof is niet alleen een oase van rust en groen door zijn idyllische ligging en landelijk kader, maar bovendien zijn er de gebouwen en een collectie unieke kunstschatten te bezichtigen.


Bron: Ankerplaats 'Abdij van Kolen en Kolenberg'. Landschapsatlas, A70049, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: De abdij van Kolen en de Kolenberg [online], https://id.erfgoed.net/teksten/163078 (geraadpleegd op ).