Het gebied ‘Herkenrodebos en kasteel van Stevoort’ bevindt zich op de noordgrens van vochtig Haspengouw, op het interfluvium tussen de Demer in het noorden en de Herk in het zuiden. Het is een landschapsecologisch rijk gebied met relicten van het voormalige Herkenrodebos en met een concentratie van bouwkundig erfgoed, in het bijzonder restanten van vakwerkbouw. In het zuidwesten liggen de kastelen van Stevoort en Schimpen. De kern van dit gebied bestaat uit een aantal versnipperde bosrelicten, die nu worden aangeduid als Herkenrodebos, Zusterkloosterbos en andere. Deze historisch stabiele bossen, met een rijke voorjaarsflora, worden afgewisseld met graslanden en aangevuld met kleine landschapselementen die vooral bestaan uit bomenrijen, hier en daar houtkanten, meidoornhagen en struwelen.
Kern van dit gebied is Herkenrodebos, nu natuurreservaat, maar vroeger veel uitgestrekter. Twee evoluties kenmerken de ontwikkeling van het bos: 1° de ontwikkeling van middelhoutbos naar een hooghoutbos en 2° de evolutie van een aaneengesloten boscomplex naar een half open landschap met versnipperd bosareaal
Rond het midden van de 18de eeuw lag in dit gebied een uitgestrekt, aaneengesloten bos van 730 ha (Villaretkaart). Samen met Nieuwenhovenbos in Sint-Truiden en het Jongenbos bij Kortessem was het één van de weinig grote bossen in Haspengouw. Herkenrodebos ontleende zijn naam aan de nabijgelegen abdij van Herkenrode, een 12de-eeuws cisterciënzerinnenklooster. De kloosterlingen noemden het Grotenbos. Uit het kaartboek van de abdij van 1669 blijkt dat zij er ruim 180 ha bos bezaten. Mogelijk ging hun bezit op een 13de-eeuwse schenking terug, wat het bos meteen een oudere oorsprong geeft.
Herkenrodebos werd zoals de meeste ancienregimebossen beheerd als een middelhoutbos, d.w.z. met hakhout in de onderlaag en opgaande bomen in de bovenlaag van het bos. In de bovenlaag kwamen bomen van verschillende leeftijden en omvang voor. Op basis van de 19de-eeuwse houtverkopen kwamen we tot een gemiddelde van ongeveer 128 opgaande bomen per hectare over alle leeftijdscategorieën samen, of één boom per 78 m2. Dit aantal bomen in de reserve is wat hoger dan wat doorgaans in de bosbouwliteratuur aan cijfers voor middelhout te vinden is. Herkenrodebos was dus duidelijk een opperhoutrijk middelhoutbos. Als soort kwam eik het meest voor in het Herkenrodebos, zowel in het hakhout als in de bovenlaag. Een zeldzame keer werden ook witte abelen, beuk of es op stam verkocht.
In de daaropvolgende eeuwen verminderde de beboste oppervlakte stelselmatig. Dat begon al in de 18de eeuw. De wegen door het Herkenrodebos vormden de assen langs waar het bosareaal inkromp. In enkele decennia zetten de ontginners 230 ha naar landbouwgrond om (Ferrariskaart). Dat proces versnelde toen in 1832 de gebroeders Claes uit de rijke Hasseltse burgerij het voormalige abdijbos kochten en het toevoegden aan de rest van het domein dat zij eerder al verwierven. De Claes-familie bracht een hele transformatie teweeg. Op de oostelijke rand van het Herkenrodebos verrees een nieuwe industriële site, de stokerij Claes. Gaandeweg werden ook andere stukken van het bos verkocht of naar landbouwgrond omgezet. Daardoor is het bosbezit van de Herkenrodeabdij nu alleen nog herkenbaar aan de oude bosgrens met grenspalen. Niet alleen kromp de oppervlakte van het Herkenrodebos sterk in, ook het karakter van het bos veranderde sinds 1832 grondig. Het evolueerde van een typisch middelhoutbos naar een hooghout. Deze ontwikkeling is kenmerkend voor heel Vlaanderen. Het sterk verminderde belang van hakhout werkte deze evolutie in de hand.
Tegen 1870 viel het bos in twee blokken uiteen. Vanaf toen ging het snel. In de jaren 1930 was het voormalige boscomplex in zestien snippers uiteengevallen tot een totale oppervlakte van 171 ha. Begin 1970 bleef nog maar 129 ha bos over, verspreid over veertien stukken. Sindsdien lijkt de trend gekeerd en is er opnieuw een voorzichtige toename van het bosareaal waar te nemen, die vooral aan de aanplant van populieren is te wijten. Tot op vandaag zijn die ontgonnen bospercelen nog goed herkenbaar. Meestal gaat het om graslanden met populieren op de perceelsscheidingen. Op de voormalige gronden van de abdij van Herkenrode komen opvallend veel percelen met bomenrijen op de perceelsranden voor. Die geven het landschap een eerder gesloten karakter.
Door de vele opeenvolgende veranderingen onderging het bosareaal een stevige dynamiek: op sommige percelen verscheen nieuw bos, dat even later weer gekapt werd. En andere percelen met oud bos gingen onherroepelijk voor de bijl. Daardoor zijn er nu in de ruime omgeving maar enkele oudbospercelen over. Twee kernen die op de topografische kaart van 2009 met Herkenrodebos staan omschreven, een oud bosrelict ten zuiden van de Boswinning, een kleine kern in het Zusterkloosterbos, een grotere in ‘Bunders’ met daarnaast nog elf kleine oudbosperceeltjes (GIS-analyse historische kaarten). De meeste bospercelen in dit gebied zijn van het overgangstype tussen zure eikenbossen en eiken-haagbeukenbossen. Ze liggen binnen de contouren van het oorspronkelijk aaneengesloten boscomplex.
Een uitzondering is het Sterrebos, dat in oorsprong teruggaat op de 18de-eeuwse tuin en parkaanleg bij het kasteel van Stevoort. Een 820m lange dreef verbond het optrekje van de heren van Stevoort met een bos, dat ze waarschijnlijk in 1769 met lanen in stervorm lieten verfraaien.
Het landschap is een voorbeeld van een omgeving die pas laat door de landbouw in gebruik is genomen. Het langdurige continue grootgrondbezit zal dat grotendeels verklaren. De abdij van Herkenrode was er daar één van. De andere grondeigenaars zijn onbekend gebleven. Kenmerkend zijn het half open landschap van graslanden en in mindere mate akkers, met verspreid liggende bosjes als groene vlekken in de omgeving. Kleine landschapselementen komen er veel voor, vooral als geschoren meidoornhagen of bomenrijen. Op de terreinen van de vroegere abdij van Herkenrode komen opmerkelijk veel bomenrijen met populieren voor, ook al zijn die in de loop van het voorbije decennium sterk afgenomen. In 2018 sneuvelden verschillende bomenrijen op graslanden, om plaats te maken voor grotere akkerpercelen. Door het half open karakter zijn er weinig vergezichten op het landschap. Doorkijken worden meestal afgeschermd of ingesnoerd door de verspreid liggende bosfragmenten. Het gebied telt vele grachten en greppels, die voor de drainage van dit natte gebied instaan.
Samen met de ontwikkeling tot landbouwgebied verschenen er ook meer hoeven, landgoederen en boerderijtjes. Verschillende zijn deels of volledige in de typische vakwerkbouwstijl. Het meest verbonden met de geschiedenis van het gebied is de Boswinning, een pachthoeve van de abdij van Herkenrode, met een langsschuur in vakwerk. Het vee dat de abdij in Herkenrodebos liet grazen, stalde het klooster in de Boswinning. Een tweede oude kern is de hoeve Ten Roye tussen Kermt en het gehucht ‘Busselkens’. In zijn huidige verschijningsvorm dateert de hoeve uit de 17de-eeuw, maar waarschijnlijk is de kern ouder. Op historische kaarten ziet de hoeve er als een walgrachtsite uit met een halve cirkelvormige gracht met boomgaard. Hoeve Ten Roye was één van de laathoven in Kermt, de zetel van een lokale feodale rechtbank dus, waar men recht sprak over verkoops- of erfgeschillen. Mogelijk heeft het laathof te maken met de ontwikkeling van het nabijgelegen gehuchtje, de Busselkens. Heden ziet het er als een moderne lintbebouwing uit, maar de Busselkenswinning, een vakwerkhoeve met hoogstamboomgaard en meidoornhagen, en de 18de-eeuwse Scholteswinning getuigen van het verleden van het gehucht, dat een diepe insnede in Herkenrodebos maakte.
Dat het landschap een relatief jong ontginningslandschap is, blijkt uit de 19de-eeuwse, begin 20ste eeuwse vierkantshoeven of andere boerderijen, die bijna allemaal deels in vakwerk zijn opgetrokken. Het is opvallend hoeveel vakwerk hier bewaard is gebleven. Voorbeelden zijn de hoeven langs de Keizerlindestraat met o.a. de hoeve met losstaande delen, of de langgestrekte hoeve. Langs de Wijerstraat liggen een langgestrekte hoeve en semi-gesloten hoeve. Nog meer hoeven in vakwerkbouw kwamen in de 19de eeuw langs de Kermtstraat tot stand. Ze bevestigden de rol van deze weg als ontginningsbasis voor het omgevende agrarische landschap. Van daaruit werd bos naar landbouwgrond omgezet. De nu nog bestaande vierkantshoeven met vakwerkbouw zijn de Vuileplas hoeve en een naamloze hoeve. Ook burgerlijke grootgrondbezitters streken er neer. Getuige daarvan zijn de stokerij Claes en het kasteel van Schimpen met tuin. Het achterliggende bos is oud bos dat al van in de middeleeuwen tot het abdijdomein van Herkenrode behoorde.
Anders van karakter en aanblik is de beekvallei van de Herk die hier aansluit op de dorpskern van Stevoort. Traditioneel vormden valleilandschappen langs beken en rivieren lange groene linten van hooilanden met bomenrijen langs de waterlopen. Die leverden de waterenergie voor de aandrijving van watermolens. Ook hier was dat het geval. Op de Herk lag onder andere de Elsartmolen. Hoewel de huidige molengebouwen van eind 19de – begin 20ste eeuw dateren, ging de molen in oorsprong veel verder terug. De oudste ons bekende vermelding dateerde van 1237.
In de 18de eeuw verrees 1,8 km stroomopwaarts de Dorpsmolen nabij het nieuwe kasteel van Stevoort. Naar aanleiding van de modernisering van het 11de-eeuwse waterkasteel lieten de nieuwe eigenaars gelijk ook een nieuwe watermolen op de Grote Herk aanleggen. Als hij veel water nodig had, stuwde hij het water in de Herk op, zodat het onderslagrad op volle kracht draaide. En anders leidde hij het water via een verbindingskanaaltje naar de Kleine Herk af. Voorbij de molen stroomde de beek in de Grote Herk af. De molen vormde samen met het kasteel van Stevoort in de vallei van de Herk, de dreef en het Sterrebos een samenhangend geheel van feodaal grondbezit.
In de tweede helft van de 18de eeuw onderging het kasteeldomein een geometrische aanleg. Op de Ferrariskaart verscheen bij het kasteel een geometrische aangelegde tuin in de vorm van een ster. Ten zuiden van het kasteel tekende de onbekend gebleven ontwerper loodrecht op de gevel een zichtas over de Herkvallei tot aan een kleine hoeve die waarschijnlijk ook deel van het kasteeldomein uitmaakte. In het noorden verrees een netwerk van dreven met centraal een sterrebos dat de kasteeleigenaar in 1775 liet aanleggen. Loodrecht op het kasteel vertrok een dreef die in het noordoosten op een cirkelvormig perceel eindigde dat aan de rand door acht bomen, mogelijk knotlinden, was afgeboord. Deze centrale dreef vormde de toegang tot het sterrebos, waar in het midden acht lanen samen kwamen, afgeboord door een haag van laag geknotte haagbeuken. Hier vormde zich een tweede zichtas: naar een hoeve in het noordoosten die ook tot het kasteeldomein behoorde en naar de kerk in het zuidwesten. Oorspronkelijk zouden de lanen door populieren zijn afgeboord, in 1992 vervangen door zomereiken en beuken. De huidige vegetatie in het bos is voor een stuk spontaan verbost. Bijzonder zijn enkele exemplaren olmenhakhout met brede stoven aan de basis, mogelijk de oudste bomen in het sterrebos.
Rond 1890 onderging de tuin bij het kasteel een verlandschappelijking met afgeronde grachten, kronkelende paden en een groenscherm dat de tuin van de nieuwe bebouwing langs de weg afschermde. De mooi uitgewerkte drevenstructuur ten noordoosten van het kasteel bleef tot 1959 relatief goed intact. In dat jaar begon de verkaveling van een deel van het Sterrebos, wat het startsein gaf voor de verdere aftakeling van het kasteeldomein door nieuwe verkavelingen en straten. Het huidige kasteel is sinds de Tweede Wereldoorlog naar school en klooster omgevormd. Door verdichtingen binnen de dorpskern van Stevoort raakte het Sterrebos afgesneden van het vroegere kasteeldomein en verloor het twee derde van zijn oorspronkelijke oppervlakte. De zichtassen naar de hoeven en de kerk zijn door de uitbreiding van de bebouwing in de dorpskern verloren gegaan.
Traditioneel was het gebied met weinig wegen dooraderd. De belangrijkste as was de Kermtstraat, die op de Stevoortse kiezel aansloot. Langs deze wegen spreidde de landbouwontginning zich over het Herkenrodebos uit. Ook de huidige Herkkantstraat op de rand van de vallei van de Herk was een oudere weg. Deze weg opent verschillende zichten op de vallei. Het meest representatief is de Regenakkerstraat, een verbinding tussen het gehucht Busselkens en de Herk, die zijn karakter van onverharde weg heeft behouden. Het ontstaan van de weg hangt samen met de ontginning van Herkenrodebos naar landbouwgronden in de 19de eeuw omdat de eigenaars en pachters een toegang tot hun gronden nodig hadden. De weg zorgt dus voor de ontsluiting van dit landbouwgebied. Omdat hij grotendeels onbebouwd is, biedt hij mooie zichten op de omgeving.
Kleinere voetwegels vertrokken meestal vanaf de buitengrenzen van het gebied en liepen dood centraal in het voormalige bosgebied. Zij dienden voor de ontsluiting van het landschap en speelden ook een rol bij de ontginning. Daarom worden ze als structurerend in de open ruimte beschouwd.
Binnen het gebied zijn er zowel beken die naar de Demer als naar de Herk afvloeien. Deze zijbeken zijn grotendeels regenwaterbeken die in de zomer droogvallen. Op de alluviale gronden van de Herk komen elzenbroekbossen voor met een onderbegroeiing van ruigtekruiden, afgewisseld met rietland. De vallei van de Herk is opgevuld met lichte klei, leem en zandleem. Voor het overige overwegen natte zandleembodems, aangevoerd door de wind tijdens het pleistoceen (2,6 miljoen tot 10.000 jaar geleden). Daaronder bevinden zich tertiaire lagen van klei of kleiig zand met een geringe doorlatendheid. Het water kan dus niet diep in de grond doordringen.
Auteurs: Verboven, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verboven H. 2020: Herkenrodebos en kasteel van Stevoort [online], https://id.erfgoed.net/teksten/358484 (geraadpleegd op ).
Het gebied Herkenrodebos ligt ten zuiden van de spoorweg Hasselt-Diest op het knooppunt van drie vroegere deelgemeenten van Hasselt met name Kuringen, Stevoort en Kermt.
Geografisch bevindt het zich op de noordgrens van vochtig Haspengouw, op het interfluvium tussen de Demer in het noorden en de Herk in het zuiden. Het is een landschapsecologisch rijk gebied met relicten van het voormalige Herkenrodebos, historische percelering, en met een grote concentratie van bouwkundig erfgoed, in het bijzonder restanten van vakwerkbouw. In het zuidwesten liggen de kastelen van Stevoort en Schimpen. De kern van dit gebied bestaat uit een aantal versnipperde bosrelicten van het overgangstype tussen zure eikenbossen en eiken-haagbeukenbosen, die thans worden aangeduid als Herkenrodebos, Zusterkloosterbos en andere. De historisch stabiele bossen, met een rijke voorjaarsflora, worden afgewisseld met graslanden en aangevuld met kleine landschapselementen die vooral bestaan uit bomenrijen, hier en daar houtkanten en struwelen. De bossen zijn rijk aan archeologica.
Binnen het gebied zijn er zowel beken die naar de Demer als naar de Herk afvloeien. Deze zijbeken zijn grotendeels regenwaterbeken die in de zomer droogvallen. Op de alluviale gronden van de Herk komen elzenbroekbossen voor met een onderbegroeiing van ruigtekruiden, afgewisseld met rietland. De moerassige, soms venige bodems zijn een gevolg van de Rupeliaan afzettingen uit het oligoceen die hier onder meer bestaan uit Boomse klei en de ondergrond ondoordringbaar maken. Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) is duidelijk te zien dat dit ganse gebied vroeger uit een aaneengesloten bos bestond dat enkel doorsneden werd door de weg van Kermt naar Stevoort. Dit bos was eigendom van de abdij van Herkenrode. In het midden van de 20ste eeuw zijn echter reeds grote stukken van dit uitgestrekte bos verdwenen. Vanuit de boerderijen werden de bossen namelijk stelselmatig ontgonnen en omgezet naar akker en weiland. Deze evolutie was aanvankelijk het sterkst in het oostelijk gelegen gedeelte. Vandaag moeten wij echter vaststellen dat het oostelijk deel het meest intact bewaard is gebleven. Door de onregelmatig verspreide ligging van de bosrelicten en de opgaande lijnvormige elementen bleef het landschap namelijk zijn gesloten karakter behouden. In het westelijk deel zijn de bosrelicten nog wel aanwezig maar zijn de lineaire structuren grotendeels verdwenen. In dit westelijk deel liggen dan weer meer in de Atlas der Buurtwegen ingeschreven, onverharde wegen (chemins) en voetwegen (sentiers). In de praktijk blijken echter een aantal volledig verdwenen of afgesloten.
Verspreid in het gebied liggen meerdere gebouwen, voornamelijk boerderijen, met erfgoedwaarde. De hoeve Ten Roye wordt door ijzeren ankers in de voorgevel van het woonhuis gedateerd in 1683. De verschillende gebouwen in baksteenbouw en leembouw zijn gegroepeerd rondom een rechthoekig erf; resten van een vroegere omgrachting zijn aanwezig. De Scholteswinning is een semi-gesloten hoeve uit de 18de eeuw, met gebouwen onder zadeldak en eveneens gelegen rondom een rechthoekig erf. De hoeve Vuileplas is dan weer een gesloten hoeve uit de 19de eeuw, opgetrokken in stijl- en regelwerk met blauwgekalkte lemen vullingen onder zadeldaken. De Boswinning is de voormalige abdijhoeve van de abdij van Herkenrode en bestaat uit losse bestandelen - woonhuis, een lange schuur en een karrehuis -, gegroepeerd rondom het erf. Bij dit complex horen nog een alleenstaande dwarsschuur in de moestuin en een bakhuis. Opmerkelijk zijn verder onder andere nog de 19de-eeuwse hoeves en hun bijgebouwen in de Kermtstraat, de Wijerstraat, de Herkkantstraat en de Stevoortse Kiezel. De stokerij Claes ligt geïsoleerd in het verlengde van de Herkenrodebosstraat. Deze voormalige landbouwstokerij is ontstaan in de eerste helft van de 19de eeuw en is vanaf het einde van de 19de eeuw uitgegroeid tot een grootschalig industrieel complex. Thans is dit complex grotendeels herleid tot een indrukwekkende ruïne met archeologische grondsporen. De zogenaamde Elsartmolen is een waterradmolen op de Herk. Het woonhuis en de aanhorigheden liggen gegroepeerd langsheen de gekasseide toegangsweg. De dorpsmolen van Stevoort was oorspronkelijk afhankelijk van het kasteel van Stevoort. Het gebouw dateert uit de 18de eeuw en bestaat uit de eigenlijke molen waaraan later het woonhuis werd toegevoegd. De molen was vroeger dubbel en bestond uit een graanmolen en een slagmolen, deze laatste is echter verdwenen.
Het kasteeldomein van Stevoort ligt ten noordwesten van het dorp, grotendeels op voormalige valleibeemden ten noorden van de Kleine Herk. In oorsprong was het domein van de heren van Klein Stevoort die er in de 18de eeuw een nieuw waterkasteel bouwden en twee sterrenbossen aanlegden. Rond 1890 werd in de onmiddellijke omgeving van het kasteel een park aangelegd in landschappelijke stijl met riant karakter. Sinds de tweede wereldoorlog is het kasteel een klooster en school, Mariaburcht genaamd, en werden in delen van het park nieuwe gebouwen opgetrokken. Van de vroegere aanleg zijn voornamelijk het groot sterrenbos ten noordoosten en het park ten zuidwesten over de Kleine Herk overgebleven. Grote delen van het resterende Sterrenbos werden vanaf 1959 verkaveld maar het bleef deels ook bewaard. De lange dreef die erlangs loopt, is heraangeplant met jonge grootbladige linden. Het zeldzaam voorkomend stervormig lanenpatroon getuigt nog van de laat-barokke aanleg. Als restanten van eeuwenoude grensaanduidingen en van vroeger bosbeheer zijn oude knotlinden en olmenstoven aanwezig. In het park doet de verlandschappelijkte watergracht van het kasteel dienst als vijver. Aan de rand van de grasvelden met bomengroepen en solitairen loopt nog de oude rondweg. De gerestaureerde 17de eeuwse toegangsbrug met drie rondbogen leidt over de slotgracht naar de gekasseide binnenkoer.
Het kasteel van Schimpen ligt langs de Stevoortse Kiezel, ten zuiden van de dorpskern van Schimpen. Deze herenwoning met wagenhuis werd omstreeks 1870 gebouwd in een eclectische stijl met neoclassicistische inslag als buitenverblijf voor een Franse wijnhandelaar. De tuinen zijn ongeveer 2,5 ha groot en werden aangelegd in landschappelijke stijl met pittoresk karakter. Zij omvatten een voortuin met enkele monumentale solitaire bomen, een achtertuin met een grasveld, bomenrand en een groep bruine beuken, en in het noorden een langgerekt lustbos met een rondweg en een verlandschappelijkte vijver. De moestuin ten oosten van het wagenhuis is verdwenen.
Bron: Ankerplaats 'Herkenrodebos en kasteel van Stevoort'. Landschapsatlas, A70055, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2001: Herkenrodebos en kasteel van Stevoort [online], https://id.erfgoed.net/teksten/163087 (geraadpleegd op ).