Teksten van Oud bos, kastelen en parken van Nieuwenhoven, Nonnemielen, Spinveld, Terkelen, Nieuwerkerken en Kortenbos

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135348

Oud bos, kastelen en parken van Nieuwenhoven, Nonnemielen, Spinveld, Terkelen, Nieuwerkerken en Kortenbos (actualisatie 2015) ()

Dit gebied omvat een rijk en gevarieerd erfgoed: een oud boscomplex uit het bezit van de abdij van Sint-Trudo, afgewisseld met kastelen en parken van Nieuwenhoven, Nonnemielen, Spinveld, Nieuwerkerken, Terkelen en Kortenbos, de hoeven Schorrebos en Casselaer en de Metsterenmolen. Geografisch gezien behoort deze omgeving tot het buitengebied van Sint-Truiden, op 5 km ten noorden van het stadscentrum. De omgeving is er dun bebouwd, weinig dooraderd met wegen en goed voorzien van erfgoedsites en relicten. Tot in de 18de eeuw kwamen op de hoger gelegen heuvelruggen tussen riviervalleien bossen voor, die inmiddels grotendeels zijn verdwenen. Alleen in de omgeving van Nieuwenhoven hield een vrij groot boscomplex stand. Dit bos vormt in combinatie met Nieuwenhoven, het middeleeuwse abdijgoed van de Sint-Trudo abdij, de kern van het hier voorgestelde gebied.

Ruimtelijk situeert dit gebied zich op de westelijke flank van het interfluvium tussen de Herk (oost) en de Gete (west). Het zacht glooiende reliëf wordt bepaald door beken die op de flank van dit interfluvium ontstaan. De drie beken, Kelsbeek, Raasbeek of Grondbeek, Bornedriesbeek, behoren tot het stroomgebied van de Gete. Het hoogste punt (80m) ligt bij het gehucht de Heide, het laagste punt (35m) in de vallei van de Kelsbeek. Het gebied dat nu als het provinciaal domein Nieuwenhoven bekend staat, is een zacht hellend gebied met een hoogteverschil van ongeveer 40 meter. De bodem bestaat vooral uit vochtige tot natte zandleembodems, maar plaatselijk zijn ook kleilenzen met kleine fossiele schelpjes aanwezig en bovenaan in het domein komen volledig zandige substraten voor (Dupae 2010). Het hier afgebakende gebied bevindt zich op de overgang tussen de Hagelandse zandleemstreek in het noorden en het Haspengouwse leemlandschap in het zuiden, gekenmerkt door Brabant leem met een ontkalkt bovengedeelte en een kalkrijk ondergedeelte. Deze (zand)leemafzettingen werden tijdens de jongste ijstijd (weichseliaan, würm, 116.000 tot 11.700 jaar geleden) afgezet (Goossens 2007). De dikte van het leempakket kan sterk variëren, maar in het algemeen wordt voor dit gebied een pakket van 1 tot 4m verwacht. Op de flanken van het interfluvium dagzomen tertiaire kleien (Stevens 1985).

Cultuurhistorisch landschap

Bewoningsgeschiedenis

Van de prehistorische bewoning zijn weinig sporen of structuren gekend. Binnen de contouren van het hier afgebakende gebied zijn enkele losse vondsten gekend uit het neolithicum, een munt uit de Romeinse periode en een laatmiddeleeuwse lakzegelstempel. Hoewel Sint-Truiden mogelijk een Romeinse kern heeft (De Winter 2010, 41), gaat het ontstaan van het huidige stadje terug tot de merovingische periode, met name tot de stichting van de abdij Sint-Truiden in 664. Het huidige Sint-Truiden is als nederzetting rond de abdij uitgebouwd. De vestiging van het klooster situeert zich in een hele reeks stichtingen van benedictijnergemeenschappen in de 7de-8ste eeuw in onze regio (Charles 1965, 76). De precieze ligging en uitgestrektheid van dit domein is onbekend, maar afgaande op de verspreiding van het tiendenbezit van de abdij –een beproefde methode om de omvang van een villa of domein te bepalen (Verhelst 1993, 26)- zou dit domein rond Sint-Truiden hebben gelegen, het verst uitstrekkend naar het zuiden (tot Velm-Aalst-Engelmanshoven) en tot Melveren en Metsteren in het noorden.

In de omgeving liggen verschillende kleine parochies, die in de mate dat het ontstaan ervan kan worden gedateerd, een indicatie geven over de historische ontwikkeling van de bewoning sinds de middeleeuwen. De kerk van Melveren is een oude parochiale kerk, waarvan het bestaan vermoedelijk tot begin 10de eeuw kan worden teruggevoerd (Simenon 1908, 113). Ze hing af van de abdij van Sint-Truiden, die de tienden in de parochie Melveren inde. De parochie Melveren omvatte ook het gehucht Metsteren. Nieuwerkerken wordt voor het eerst als parochie vermeld in 1139, Kozen in 1208 (Piot 1870, 48). Terwijl de heerlijke macht in de meeste omliggende parochies tot het graafschap Loon behoorde, viel Nieuwerkerken onder het gezag van het Sint-Lambertuskapittel van Luik. De parochie Kortenbos kwam tot ontwikkeling vooral sinds de opkomst van een druk bezocht Mariabedevaartsoord in de 17de eeuw.

Hoe het abdijdomein rond Nieuwenhoven tot stand kwam

De kern van het hier afgebakende gebied bestaat uit het domein Nieuwenhoven, een kasteel met hoeve en bijhorende gronden. De historiek van dit domein is verbonden met dat van de abdij van Sint-Truiden, omdat het er één van de bezittingen van was. Wanneer de abdij de oudste kern van domein Nieuwenhoven verwierf, is onduidelijk (Hansay 1899, 1-21). Kort na zijn ontstaan (°664) werd de abdij rijkelijk begiftigd met gronden en domeinen, waaronder verschillende in de omgeving van Sint-Truiden (Hansay 1899, Verhelst 1993). Mogelijk behoorden de gronden van Nieuwenhoven daartoe, maar dat blijft onzeker. Twee scenario’s behoren tot de mogelijkheden: de abdij van Sint-Truiden bezat al vroeg (7de-12de eeuw) gronden bij het huidige Nieuwenhoven waarop ze in een latere fase een hof ontwikkelde, of de gronden en het hof werden later (12de eeuw) aan de abdij overgedragen. Uit een 12de-eeuwse beschrijving van de domeinorganisatie in Sint-Truiden blijkt dat de abdij nogal wat gronden en goederen in Melveren en Metsteren bezat, zoals een brouwerij, twee molens, zes mansi, tien curtis (Hansay 1899, 25-26). Vermits Nieuwenhoven tot de parochie Melveren behoorde (de Ferraris, kaartblad 150) is de kans groot dat Nieuwenhoven toen al tot de bezittingen van de abdij van Sint-Truiden behoorde. Feit is dat de abdij van Sint-Truiden al van in de 13de eeuw een ‘hof’ (curtis) genaamd Nieuwenhoven bezat.

Het toponiem ‘Nieuwenhoven’ wijst op een tweefasige ontwikkeling, waarbij het ‘nieuwe hof’ uit een oud hof is ontstaan. In de omgeving was tot in de 17de eeuw de locatie van een omwalde of omgrachte site ‘Aldenhof’ bekend, op een halve kilometer afstand van Nieuwenhoven (S.n. 2011, 174). De oudst bekende akte waarin het toponiem Nieuwenhoven voorkomt, dateert van 1305 (Piot 1870, 419). Volgens deze akte moesten de plunderaars van het hof Nieuwenhoven gevonnist worden. Zij hadden het hof waarin de abt van Sint-Trudo zijn toevlucht had gezocht, grondig geplunderd en werden daarvoor bestraft. Begin 14de eeuw diende het hof dus al als uitwijkmogelijkheid voor de abten. Na de plundering werd Nieuwenhoven versterkt en in 1340 gerestaureerd. Bij het buitenhuis van de abten hoorde ook een landbouwbedrijf, dat in 1492 werd vernietigd en heropgebouwd (Simenon 1912, 49, 54, 74).

Rond deze kern verwierf de abdij vooral in de 14de eeuw nog bijkomende gronden. In 1364 kocht de toenmalige abt van de gebroeders Van Cuyck, alias van Mierop of Mierhoop, ruim 46 ha landbouwgrond en 20 ha bos (Piot 1870, 577-582). Ten noorden van Nieuwenhoven ligt binnen de contouren van het oude abdijdomein het Mierhoopbos. Wellicht gaat zijn oorsprong terug op die 14de-eeuwse aankoop. Drie jaar later kwamen daar nog ruim 47 ha beemden, vijvers en bos bij (Piot 1874, 21; Simenon 1912, 33, 102). Eerder had de abdij ongeveer 20 ha grond verworven in de omgeving rond Casselaer, later Casselaerheide genoemd, of kortweg Heide (1265: Simenon 1912, 30). De site rond Nieuwenhoven is dus een samengesteld domein, dat niet in één keer, maar door een slimme aankooppolitiek van de abdij van Sint-Truiden tot één samenhangend geheel is uitgegroeid. In de 17de eeuw bezat de Sint-Trudoabdij 430 ha grond bij Nieuwenhoven, waarvan 259 ha bos.

De vestiging van andere abdijgoederen en adellijke landerijen

Nog meer abdijen vestigden zich in de omgeving. Met de oprichting van de Casselaerhoeve kreeg de cisterziënzerinnenabdij van Herkenrode hier vanaf het begin van de 13de eeuw vaste voet aan de grond (Verboven 2006, 62). De huidige imposante vierkantshoeve is 18de-eeuws, maar haar oorsprong gaat terug op een 13de-eeuwse bezitsoverdracht door de bisschop van Metz aan de startende abdij van Herkenrode (1214). In het begin van de 16de eeuw eeuw verplaatste de kloostergemeenschap de hoeve naar de huidige locatie in Kortenbos, nadat de ‘oude winning’ door de conflicten tussen het prinsbisdom Luik en de hertog van Bourgondië was verwoest. De oorspronkelijke locatie bevond zich bij de weg Heide, waar de bezittingen grensden aan die van de abdij van Sint-Truiden rond Nieuwenhoven. Rond Casselaer bezat Herkenrode heel wat gronden, vooral bos dat door begrazing tot struwelen degradeerde. De landbouwuitbating was vooral op veeteelt georiënteerd en werd er –maar in veel mindere mate- ook vis in vijvers op de Kelsbeek gekweekt.

Nog een cluster van abdijbezittingen bevindt zich rond het gehucht Metsteren. Daar vestigde zich in de 13de eeuw het benedictinessenklooster van Nonnemielen. Dat klooster bestond eerst binnen de stadsmuren van Sint-Truiden en verhuisde rond 1231 naar Mielen, waar het in 1219 al een ‘curtis’ had verworven (Martens e.a. 1971, III). De abdij vestigde zich dus bij een bestaande landbouwuitbating. In de daaropvolgende decennia breidde het zijn bezittingen in de omgeving van de nieuwe vestiging uit. Nonnemielen verwierf gronden bij het nabijgelegen ‘Scortbos’, waarop waarschijnlijk later de hoeve Schorrebos ontstond, de Metsterenmolen (1270), Mielenbos dat in de 14de-15de eeuw Heymedellen werd genoemd (Bongaerts s.d., 57; Piot 1870, 577-582),... . Op vrij korte afstand van elkaar liggen nu nog altijd de voormalige abdijgebouwen, de hoeve en de molen die van het klooster afhingen. De Schorreboshoeve bleef abdijbezit tot het einde van de 18de eeuw toen de site met 42ha bijhorende landbouwgronden werd verkocht (Pacquay 1929, 67). Nadien kwam de herenboerderij in privébezit. Ook de abdij van Nonnemielen werd onder Frans bewind net zoals alle andere religieuze goederen genationaliseerd en dan verkocht (S.n. 1890, 43). Naast de abdijgebouwen hoorden bij het klooster 85 ha grond, waaronder 23 ha fruitweiden. De nieuwe eigenaar die het voormalige abdijdomein kocht, splitste het goed op en bouwde op het westelijke gedeelte het kasteel Spinveld. Ook Nonnemielen onderging een 'facelift'. De hoeve bleef behouden, maar op de plaats waar voorheen de abdijkerk en het abdissenkwartier lagen, verscheen een neoclassisitisch kasteel met aanhorigheden. Zowel bij kasteel Spinveld als bij Nonnemielen lieten de eigenaars in de 19de eeuw de gebouwen vernieuwen en een park in landschappelijke stijl aanleggen. Tot op heden is de configuratie van voormalig abdijgoed met kasteel, landschapstuinen, molen en gehucht in een beekvallei goed bewaard gebleven. Kenmerkend voor het landschap in de omgeving van het voormalige abdijgoed Nonnemielen zijn de alluviale weilanden en akkers met afwateringsgrachten omzoomd door Canadapopulieren. De kleinschaligheid van het landelijke gehucht Metsteren is nog heel herkenbaar. Geografisch behoort de cluster rond de abdij van Nonnemielen tot de vallei van de Melsterbeek, die ook de Metsterenmolen voedt.

In Kortenbos staat “De groeten Engel” waarvan de oorsprong teruggaat tot een 17de-eeuws hotel, voor de opvang van pelgrims die de basiliek van Kortenbos bezochten. De daarbijhorende gronden en hoeve waren bezit van de abdij van Averbode en grensden aan die van het grondbezit van de Herkenrodeabdij bij de Casselaerhoeve. In de jaren 1820-30 verwierf de toenmalige eigenaar van het 'hotel' nog meer gronden –afkomstig uit het voormalige abdijdomein van Herkenrode- waarop een park in landschappelijke stijl werd aangelegd (De Maegd et.al. 2003, 131). De huidige configuratie van ‘hotel’ en park met vijver is 19de- en begin 20ste-eeuws.

Behalve abdijgoederen bestonden er ook adellijke landgoederen. Over het kasteel van Nieuwerkerken is weinig bekend. Afgaande op de bouwhistorische stijl en de sluitstenen in de gevels van de gebouwen gaat het om een gaaf bewaarde 17de-eeuwse gesloten en omgrachte hoeve. Een deel van het prekadastrale domein is in de loop van de 20ste eeuw verkaveld, met name het deel ten zuiden van de Oude Processieweg. Van het kasteel Terkelen (De Maegd e.a. 2003, 128) bestaat het park in landschappelijke stijl nog, maar het 19de-eeuwse kasteel is in 1948 gesloopt. In het ancien regime was het een adellijk landgoed.

De komst van al deze landgoederen bepaalt nog altijd een groot stuk het uitzicht van dit gebied. Tot in de 20ste eeuw overwoog het grootgrondbezit in dit gebied. De belangrijkste eigenaars waren de abdij van Sint-Truiden, de cisterciënzerinnenkloosters Nonnemielen en Herkenrode. Na de nationalisatie van de kloostergoederen op het einde van de 18de eeuw trad een nieuwe categorie grootgrondbezitters op de voorgrond, met name de welgestelde burgerij die erin slaagde om bij verkoop van de in beslag genomen religieuze bezittingen de vroegere abdijdomeinen te verwerven. Die bouwden ze tot kasteelparken om. Deze ontwikkeling verklaart waarom dit uitgestrekte gebied ten noorden van Sint-Truiden nog altijd weinig bebouwing kent. Waar abdijgoederen en kasteeldomeinen bestonden, is de open ruimte weinig door verkavelingen en bebouwing aangevreten.

Wetende dat 1° Nieuwenhoven en het Herkenrodedomein (Casselaer) ontstaan zijn uit middeleeuwse schenkingen door de bisschop van Metz en 2° de bisschop op zijn beurt in de 7de eeuw in bezit was gekomen van een uitgestrekt Merovingische domein bij Sint-Truiden (Charles 1965), mogen we aannemen dat het grootgrondbezit hier sinds de 7de eeuw onafgebroken heeft standgehouden.

Toponiemen

Het huidige bos rond Nieuwenhoven wordt Galgenbos of Mierhoopbos genoemd. Beide benamingen wortelen in het verleden. Pas in de 19de eeuw kreeg het bos ten oosten van de erfgoedsite Nieuwenhoven de naam Galgenbos, wat de naam was die het toenmalige kadaster eraan gaf. Voorheen was dat toponiem voor één bosperceel voorbehouden. Het volledige bos werd tot in de 18de eeuw Nieuwenhovenbos genoemd.

Mierhoopbos was de naam voor het beboste gebied ten noorden van de weg Heide. Het verwijst naar de familie de Mierop van wie de abdij van Sint-Truiden de gronden in de 14de eeuw verwierf.

14de-eeuws zijn de toponiemen Nieuwenhoven (nova curia), Casselaer (1214) Engelenbamp, Dodenberg, Heymendelle, (gebrand) Lindeken (Piot 1870, 577 ; Piot 1874, 21, 38). Van 15de- en 16de-eeuwse pachtcontracten kennen we de toponiemen Kruisveld, Zillen, Kelsbroek, Kraaibos (Simenon 1912, 36, 153). Aan de hand van 17de-eeuws kaartmateriaal (S.n. 2011; Stadsarchief Sint-Truiden, BG, 134bis) kan de oorsprong van veldnamen in het oosten van het gebied worden aangetoond, zoals Koeiweide, Kalverweidebos, Wijngaardveld, Lochteberg

Historisch landgebruik

Opvallend is de manier waarop het abdijdomein bij Nieuwenhoven in de 17de eeuw was opgebouwd. De abdijgebouwen waren omgeven door vijvers en begraasde boomgaarden. Daarrond kwamen akkers en beemden voor en perifeer overwoog bos (S.n. 2011, 174).

Vijvercomplex

Centraal lag een vijvercomplex (11,7 ha) langs en in het verlengde van de abdijgebouwen. De watertoevoer kwam vanuit twee posities: van de Kelsbeek en van twee hoger gelegen bronnetjes in het bos (>55m). De bronvijvers, waaronder de huidige Zwarte Vijver, bevonden zich aan de rand van een kleilaag waarop het grondwater als kwel uittrad. De wijers zelf lagen in cascade op een hoogte tussen 44,8 en 42,2m. Dergelijke ancien régime-visvijvers waren zo ontworpen dat ze gemakkelijk konden afwateren voor het oogsten van de vis. Op het laagste punt werd het water via een systeem van buizen of afwateringsgrachtjes naar de Kelsbeek afgevoerd. Ter hoogte van de abdijsite volgde de Kelsbeek een duidelijk gekanaliseerde loop. Vermoedelijk lag de natuurlijke loop van de Kelsbeek op het traject van de wijers en werd ten zuiden van de vijvers een parallelle beek aangelegd voor de doorstroming en de afwatering van het vijverwater (Stevens 1985, 21). Na het opgeven van de wijers is alleen het gekanaliseerde beekje blijven bestaan.

De vijvers hadden ongetwijfeld een esthetische waarde, maar ook een nutsfunctie als visvijver. Qua viskweek bestond een voorkeur voor karpers, een soort die in de 17de-18de eeuw regelmatig op het menu van kloosterlingen stond (Verboven 2006, 53, 57; Renes 1991, 89). Samen met de opheffing van abdijen eind 18de eeuw zijn ook vele van deze zoetwatervijvers verdwenen (Verboven 2006, 27-28, 32). Op het domein van Nieuwenhoven was dat niet anders. In 1825 waren nog maar twee van deze vijvers in gewijzigde vorm bij het kasteel bewaard. De anderen waren intussen gedempt, verbost of verland. Naar aanleiding van de parkaanleg bij het kasteel in 19de eeuw werd één van de vijvers gereactiveerd, maar even later weer opgegeven. De vijver ter hoogte van de weg ‘Nieuwenhoven’ is het resultaat van een ingreep na 1960. Hij werd op dezelfde plaats als de 17de-eeuwse Kanten Wijer uitgegraven. Momenteel is hij als natuureducatieve vijver door de provincie in gebruik.

Nadat het water in de bovenloop van de Kelsbeek erg vervuilde, is in de jaren 1980 gekozen voor een scheiding tussen enerzijds de watertoevoer op het domein en anderzijds de Kelsbeek (Stevens 1985, 23-25; Stevens 1993, 270). Met dat doel voor ogen werden in het bos grachtjes en dammetjes aangelegd die op de bestaande waterhuishouding ingrepen. De slechte waterkwaliteit in de Kelsbeek maakte het leven van vis in de vijvers onmogelijk. De toevoer van water via de grachtjes op de flanken van het bos verbeterde de waterkwaliteit op de site aanzienlijk.

Bos en landbouwbedrijf

In het oosten van het abdijdomein bij Nieuwenhoven lag een nog vrij groot aaneengesloten bos, waarvan de Sint-Trudoabdij een groot deel in bezit had. Het 259 ha grote bos omvatte onder andere het Mierhoopbos, Donkelsbos, Negen bunder, Kraaienbos, toponiemen die tot op vandaag bestaan. Een ander deel van dat bos was eigendom van de Herkenrodeabdij, die hier in de omgeving het landbouwbedrijf Casselaer uitbaatte. Na de verplaatsing van de hoeve dichter bij het gehucht Kortenbos werd een deel van de landbouwgronden in de 17de-18de eeuw (opnieuw) tot bos omgevormd (ARA, Kaarten en plannen, nr. 2086).

Eik vormde de dominante boomsoort in de bossen die hoogstwaarschijnlijk als een gelaagd middelhout werden beheerd (Simenon 1912, 153-165). Dergelijke middelhoutbossen leverden zowel hakhout als constructiehout. Het bestaan van dat bos kunnen we zeker tot de 14de eeuw terugvoeren (Piot 1870, 577-582; Simenon 1912). In sommige publicaties wordt Nieuwenhovenbos geassocieerd met het 10de-eeuwse Bruderholt, een bos dat door Bertha van Vlaanderen aan de abdij zou zijn geschonken, maar dat is foutief. Bruderholt is waarschijnlijk een ander bos in de omgeving van Sint-Truiden, mogelijk in Brustem. De middeleeuwse kroniek van de Sint-Trudoabdij verhaalt wel over een bos in Melveren dat in de 10de eeuw aan de abdij zou zijn geschonken, maar de passage bevat teveel fouten en onwaarschijnlijkheden om geloof te hechten aan de nauwkeurigheid en authenticiteit ervan (Lavigne 1996, 221). De zogenaamde schenking komt enkel voor in de 14de-eeuwse aanvulling op de abdijkroniek. Een verhaal dat 400 jaar na de feiten komt en door geen enkele oorkonde of schenkingsakte kan worden bevestigd, strookt zelden met de realiteit. Vaak is het gefabriceerd om eigendomsrechten te laten gelden of om de glans van een luisterrijke geschiedenis over een goed te leggen. Dat Nieuwenhovenbos in de 10de eeuw aan de abdij is geschonken, is dus twijfelachtig. Maar toch mogen we ervan uitgaan dat Nieuwenhovenbos een oud bos is met middeleeuwse ‘roots’. Misschien behoorde het zelfs tot het 7de-eeuwse domein dat de Frankische edelman Trudo afstond en waaruit de Sint-Trudoabdij ontstaan is. Dit is speculatief, maar zou wel kunnen verklaren waarom de omgeving van Nieuwenhoven nooit in een afzonderlijke schenkingsakte is voorgekomen (Grauwels J. e.a. 1993).

Aansluitend bij het bos lag de abdijhoeve van Nieuwenhoven, een landbouwbedrijf met een duidelijk gemengd karakter. Bij de hoeve hoorden akkers, hooiweiden en boomgaarden die door schapen of kalveren werden begraasd. Naarmate het bedrijf in de 16de eeuw in oppervlakte uitbreidde, kwam de klemtoon meer op veeteelt te liggen met een gemengde veestapel (schapen, koeien, varkens en geiten). Bepaalde beheerpraktijken moeten hun invloed op het landschapsbeeld hebben gehad: bossen en wegbermen werden begraasd en in het najaar dreef de pachter varkens in de eikenbossen. Dat droeg ertoe bij dat bossen minder dicht maar structuurrijker waren. Verder blijkt ook dat percelen werden omgracht en houtkanten op de perceelsscheidingen en op taluds voorkwamen.

Kleiwinning

Op de locatie waar nu de Zwarte Vijver zich bevindt, werd voor de 17de eeuw waarschijnlijk aan kleiwinning gedaan voor de lokale productie van bakstenen (toponiem kareeloven op kaart 1697: S.n. 2011, 174). Wellicht werden de bakstenen door de abdij van Sint-Truiden zelf gebruikt voor herstellingen of de constructie van nieuwe abdijgebouwen, mogelijk voor de bouw van de 17de-eeuwse kasteelhoeve van Nieuwenhoven.

19de- en 20ste eeuwse ontwikkelingen van het kasteeldomein

Na de nationalisatie en de verkoop van het abdijdomein in 1797 kwam aan het eeuwenlang abdijbeheer van de site abrupt een einde (S.n. 1890, 32). Nieuwenhoven werd verkocht en omgevormd tot een adellijk landgoed. Die verandering weerspiegelde zich ook in het gewijzigde landgebruik. Nabij het kasteel vervingen bos en graslanden de vroeger vijvers en boomgaarden (Kadasterarchief, primitief kadaster Sint-Truiden). Aan de rand van het domein vestigden zich in de 19de eeuw kortstondig kleine boerderijen, die voor enkele decennia akkers in het bos aanlegden. Een grotere pachtboerderij -Nieuwenhovenwinning- is één van de overblijvende constructies uit deze periode. Omdat het landbouwbedrijf in een zuidelijk georiënteerd zicht vanuit de kasteelhoeve lag, kreeg de gevel een verzorgde neoromaanse (Rundbogenstil) uitwerking. Andere uitbatingen, zoals het huidige natuureducatieve centrum en herberg ‘Moeder Lambik’ zijn ook ontstaan als aanhorigheden bij het landgoed van Nieuwenhoven.

Parkaanleg

De eerste sporen van een aangelegde tuin nabij Nieuwenhoven dateren uit het laatste kwart van de 18de eeuw. Het kasteel was al vernieuwd en er bestonden plannen voor de aanleg van een tuin met zichtassen die in 1792 in aanleg was. Maar het is onduidelijk in hoeverre de tuinaanleg volledig werd gerealiseerd, omdat kort nadien kasteel en alle bijhorende abdijgronden werden genationaliseerd en verkocht (1793). Feit is dat het primitief kadaster van 1825 de structuren op plan weergeeft, maar dat het gereduceerd kadaster de structuren als bos inkleurt (De Maegd e.a. 2003, 122). Het idee van een tuin bij het kasteel werd in 1860-68 weer opgepikt en verder uitgewerkt. Binnen de contouren van het vroegere domein werd in opdracht van de toen Engelse bewoners een Engels park aangelegd met lusvormige paden, kleine eilandjes van boomgroepen in grasland en bos aan de randen van het park (topografische kaart 1871). Het park was zowel in oostelijke als in zuidelijke richting uitgewerkt. Zichtassen hadden een afstand van ongeveer 350 tot 750m.

In de daaropvolgende decennia werd het park in oostelijke richting verder uitgediept. Dat gebeurde in twee keer: voor 1886 en voor 1932. De zuidelijke parkuitbouw werd opgegeven. Tegen 1932 waren de eerst geïsoleerde boomgroepen aaneen gegroeid en mee in het parkbos opgenomen. Na de brand van het kasteel in 1932 verboste het park verder en ging de 19de-eeuwse parkaanleg grotendeels verloren. De huidige configuratie van paden is niet meer representatief voor de parkstructuur van vroeger. Het is een samensmelting van fragmenten van de voorbije 150 jaar. Ter hoogte van de Kelsbeek langs de Engelbamp ligt een klein restant van de vroegste parkaanleg, bestaande uit een pad, omgeven door geknotte taxussen in rijverband langs het pad.

Bos

In de 19de-20ste eeuw verminderde het bosareaal in heel Haspengouw (De Keersmaeker 2001). Tot voor die periode kwamen bossen vooral op de hoger gelegen delen tussen twee valleien voor (interfluvia). Alleen in Nieuwenhoven hield het ook nadien goed stand. Het huidige Nieuwenhovenbos omvat het Galgenbos, Mierhoopbos, Mielenbos en Mielenbroek. Met een oppervlakte van 259 ha is dat het grootste bos in een voor de rest bosarm Haspengouw. Het huidige areaal is het restant van het vroegere abdijbos, dat tot eind 18de eeuw bezit van de abdij van Sint-Truiden of Herkenrode was. In elk geval is het bos rond Nieuwenhoven een oud bos, dat al zeker eeuwenlang ononderbroken bebost is geweest, wat ook zichtbaar is in het voorkomen van verschillende plantensoorten die met oud bos worden geassocieerd (Dupae 2010).

De huidige, gevarieerde boomsoortensamenstelling is het resultaat van de aanplantingen die de eigenaar van het kasteel van Nieuwenhoven in de 19de en 20ste eeuw deed met het oog op de houtverkoop: fijnspar, grove den, lork met enkele oude exemplaren, tamme kastanje, canadapopulieren en witte abelen (Stevens 1985, 37-39). De percelen naaldhout (42 ha) in Mierhoopbos en Mielenbos zijn hoofdzakelijk in de 19de eeuw tot stand gekomen, hoewel ook al eind 18de eeuw grove den voorkwam (RA Hasselt, archief Benediktijnerabdij Sint-Truiden, nr. 585). Haagbeuken komen af en toe nog voor op perceelsscheidingen. Bijzonder zijn de geknotte haagbeuken op een oude boswal waarvan we het bestaan zeker tot in de 17de eeuw kunnen terugvoeren (S.n. 2011, 174). Deze knotten staan niet toevallig op de grens van het vroegere abdijdomein. In het huidige bos komen hier en daar oude parkbomen voor die -afgaande op hun vorm- oorspronkelijk solitair moeten hebben gestaan en dus nog als restant van de vroegere parkaanleg (1932) kunnen worden beschouwd (Stevens 1985, 35; Stevens 1993, 265). Bijzonder is de ‘dikke eik’ op het kruispunt van sleepwegen in het bos (Stevens 1993, 303).Sinds de 165-jarige boom in 1995 afstierf, is hij tot kunstwerk omgevormd (Vavedin 1997, 328).

In 1972 kocht de provincie Limburg het domein Nieuwenhoven om verkaveling tegen te gaan (82 ha). Bij de verkoop aan de Provincie werden sommige onderdelen van het park doorsneden door de nieuwe eigendomsgrens. Het bos wordt sindsdien niet zozeer om zijn economische nutsfunctie beheerd. Het versterken van de natuurwaarden, natuureducatie en recreatie staan centraal. Momenteel behoort het bos als Grote Eenheid Natuur tot het Vlaams Ecologisch Netwerk waarin de functie natuur primeert. Het gaat om een waardevol bosgebied met eiken-berkenbos, zuur eikenbos, eiken-haagbeukenbos en alluviaal elzen-essenbos (Dupae 2010). Ruimer dan de contouren van het bos is het habitatrichtlijngebied waarin wordt gestreefd naar de instandhouding en het herstel van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna. Na de jaren 1960 werden de laatste resten van het Kraaienbos met laagstamboomgaarden beplant. In de laatste decennia breidde de fruitteelt oppervlakte in het algemeen uit binnen dit gebied. Dat is dus nog een recente ontwikkeling.

Historische wegen

Van zuid naar noord loopt de weg van Sint-Truiden naar Herk. Deze weg zou al van in de vroege middeleeuwen in het verlengde van een Romeinse weg van Hoei over Landen-Velm en Sint-Truiden hebben gelegen (Charles 1965, 104). Ter hoogte van de abdijsite van Nieuwenhoven heet dit wegtracé Engelbamp. Waar de weg het interfluvium tussen Herk en Gete bereikt, neemt hij de vorm van een holle weg aan. De verbindingsweg tussen Nieuwerkerken en Kozen/Wijer (nu Heide) bestond zeker ook al in de 17de eeuw (S.n. 2011, 153) en waarschijnlijk ook al in de 14de eeuw (Piot 1874, 21). Deze weg gaat in oost-westelijke richting over dezelfde uitloper van het hiervoor genoemde interfluvium. Ook hier heeft zich op de flank een holle weg ingesneden. Op de splitsing van de historische weg, genaamd Heide, waar de ene weg naar Kozen gaat en de andere naar Wijer, staat een gekandelaarde kapelboom .

Voor het overige zijn er in dit gebied weinig wegen. Met uitzondering van de weg Nieuwenhoven komen de bospaden niet meer overeen met de vroegere tracés. Wat dat betreft is er weinig continuïteit. In het Mierhoopbos ligt nog een bescheiden relict van een 17de-eeuwse pad, nu enkel nog zichtbaar aan bescheiden verhoogde bermen te midden een bebost perceel. Met uitzondering van dit ene kleine relict is het wegtracé helemaal vervaagd. In de 19de eeuw was het pad al niet meer in gebruik (Atlas der Buurtwegen 1841).

De oorspronkelijke toegangsweg tot het kasteel Nieuwenhoven bevond zich aan de noordkant van de gebouwen. In de 17de eeuw lag die dwars op de Engelbamp, tegenover de locatie waar zich nu de kapel bevindt. Ruim anderhalve eeuw later lag de toegang dichter bij het kasteel, via een gekasseide weg, geflankeerd met lindebomen. Maar de grootste verandering volgde in de tweede helft van de 19de eeuw (1884) toen de toegang tot het kasteel aan de zuidzijde werd ontsloten via een gekasseide weg die op de Hasseltsesteenweg aansloot. Tot op heden vormt die de toegangspoort tot het domein Nieuwenhoven, visueel gemarkeerd door robuuste pijlers langs de steenweg.

Nog een opvallende dreef is die naar het voormalige abdijgoed Nonnemielen. De gekasseide dreef omgeven met een rij platanen en een tweede rij geknotte linden sluit de site op de Diestersteenweg aan. Het tracé is zeker 17de-eeuws.

In de loop van de 19de eeuw kwamen ten oosten en westen van dit gebied twee grote steenwegen tot stand voor een betere verkeersafwikkeling, de Diestersteenweg en Hasseltsesteenweg. Deze namen de rol van de bestaande doorgangswegen van bovenlokaal belang over.

Zichten

Vanaf de openbare weg zijn er weinig zichtpunten op het abdijgoed Nieuwenhoven, omdat de weg Engelbamp zich vanaf de noordelijke toegangsweg naar Nieuwenhoven insnijdt in de helling en de vorm van een holle weg aanneemt. Voor het overige onttrekken een fruitmuur en bos de gebouwen en vijvers aan het zicht. Belangrijker is de zichtrelatie tussen het kasteel van Nieuwenhoven en de 19de-eeuwse Nieuwenhovenwinning. De voorgevel van deze winning werd naar aanleiding van de 19de-eeuwse parkaanleg rond het kasteel van Nieuwenhoven verfraaid omwille van deze zichtrelatie. Door de oprukkende bebossing rond het abdijdomein is deze zichtrelatie nu nog moeilijk te herkennen, hoewel ter hoogte van de zichtas de huidige bomenrij duidelijk minder dicht is. Er is dus een kans om deze zichtrelatie te herstellen, zonder veel op bebossing te moeten inboeten.

Zichten vanaf het hoger gelegen interfliuvium

Vanaf de hoogte op het interfluvium van Gete en Herk bestaan verschillende mooie zichten op de wijde omgeving die hoge mate bijdragen tot de landschapsbeleving van een reliëfrijk en landelijk landschap. Op de viersprong tussen Engelbamp en Heide leidt het uitkijkpunt boven op de schouder van de holle weg de blik naar het zuidelijk gelegen Sint-Truiden, waarvan de skyline op heldere dagen goed herkenbaar is. Aan het uitkijkpunt op de berm van de holle weg en fietspad Engelbamp bestaat een mooi zicht op het lager gelegen dorp met kerk van Nieuwerkerken. De omliggende laagstamboomgaarden zijn karakteristiek voor die omgeving. Vanuit de hoger gelegen posities langs de weg 'Heide' bestaat een mooi zicht op de lager gelegen dorpskern van Kortenbos met de basiliek als blikvanger.

Recente ontwikkelingen

Kasteel en hoeve zijn sinds 1873 privé eigendom geweest van de familie de Moffarts, die het goed in 2007 verkocht. Enkele decennia eerder had de familie het bos bij het domein al verkocht aan de provincie Limburg. Het provinciaal bosbezit rond Nieuwenhoven vergrootte tot een totaal van 126 ha door de aankoop van 30 bijkomende hectare in het 17de-eeuwse kasteeldomein (Schotsmans 1997, 338). De provincie zet in Nieuwenhoven in op natuur, natuureducatie en recreatie.

Sinds de verkoop wordt het kasteel door nieuwe bewoners bevolkt, is er een veefokkersbedrijf van Alpaca’s geïntroduceerd en wordt een renovatieproject in het hoevegedeelte met verschillende privéwoningen uitgewerkt. Een deel is daar al van gerealiseerd. Een volgend renovatiedeel heeft betrekking op de centrale ‘Tudor’-vleugel, waar privéwoningen en een brasserie zullen worden gevestigd. Het kasteel blijft privédomein, maar regelmatig worden de gebouwen voor historisch-toeristische rondleidingen opengesteld. De eigendomsoverdracht heeft nog tot andere wijzigingen geleid. Zo werd onder andere de moestuin verplaatst naar gronden ten noorden van het kasteel, werden boomgaarden rond het kasteeldomein gekapt en wordt heden een deel van de graslanden door Alpaca’s en paarden begraasd.

  • RA Hasselt, archief Benediktijnerabdij Sint-Truiden, nr. 516: Casselaerheide
  • RA Hasselt, archief Benediktijnerabdij Sint-Truiden, nr. 571 Sint-Truiden: geschil tussen de abdij van Sint-Truiden en Nonnemielen over eigendomsrecht op de Heylmelsdelle, 1546
  • RA Hasselt, archief Benediktijnerabdij Sint-Truiden, nr. 585: houtverkoopvoorwaarden Nieuwenhovenbos.
  • Kadasterarchief Limburg, Leggers Sint-Truiden en Nieuwerkerken, model 208 en 209.
  • Institut National de l’Information Géographique et Forestière, Saint-Mandé (France), Carte topographique de la partie de la Belgique comprise entre Gand et Tournay, Maestricht et Liège, levée par Villaret, Ingénieur du Roi, 1748, schaal 1:14.400, kaartblad 37.
  • Algemeen Rijksarchief, Kaarten en Plannen, nr. 2086, Figuratieve kaart van verschillende stukken grond gelegen in Kortenbos, en waarschijnlijk behorend tot de abdij van St-Truiden, schaal 1:5745, 18de eeuw. [Nvdr: Klopt niet. Gronden behoren mogelijk toe aan Herkenrode en Oude Casselaerwinning bij Heide]
  • Stadsarchief Sint-Truiden, Burgerlijke godshuizen van Sint-Truiden, nr. 134bis, Register van plannen der landelijke eigendommen der armentafels van Sint-Truiden, 1682-83, kartering 1687 door Warnouts .
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000, kaartblad 127, Kasterlee, raadpleegbaar via http://www.ngi.be/NL/NL1-4-2-3.shtm
  • Gereduceerde Kadasterkaart van België, Krijgsdepot, uitgegeven tussen 1845-1855, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven in 1846-1854, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Eerste editie, Krijgsdepot, uitgegeven in 1865-1880, schaal 1:20.000, kaartblad 33/2-3, 1871.
  • Topografische kaarten van België, Derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1889-1900, schaal 1:20.000, kaartblad 33/2-3, 1886.
  • Kaart van België, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1928-1950, schaal 1:20.000, kaartblad 33/2-3, 1932 en 1934.
  • Kaart van België, Militair Geografisch Instituut, uitgegeven in 1949-1970, schaal 1:25.000, kaartblad kaartblad 33/1-4, 1960.
  • Digitale hoogtemodel van Vlaanderen, Vlaamse Milieumaatschappij, opname in 2001-2004, in rastervorm met resolutie van 5 x 5m.
  • Digitale bodemkaart van het Vlaams Gewest, Albon Dienst Land en Bodembescherming, opgemaakt in 2014, schaal op 1:20.000, raadpleegbaar via de Databank Ondergrond Vlaanderen, Bodemverkenner, www.dov.vlaanderen.be
  • Kaarten ontsloten via geoportaal Onroerend Erfgoed: https://geo.onroerenderfgoed.be
  • CHARLES J.L. 1965: La ville de Saint-Trond au moyen-âge. Des origines à la fin du XIVe siècle, Bibliothèque de la Faculté de Philiosophie et Lettres de l’Université de Liège, 173, Parijs.
  • DE MAEGD C., VAN DEN BOSSCHE H., DENEEF R. & VAN DEN BROECK M. 2003: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg, M&L Cahier 8.
  • DE WINTER N. 2010: Archeologische evaluatie en waardering van de abdijsite van Sint-Truiden (provincie Limburg), Onderzoek uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse Overheid, Ruimte en Erfgoed, Dossiernummer RE: 2010/ZN03, raadpleegbaar via https://oar.onroerenderfgoed.be/item/318
  • DHONDT J. 1943: Crisis van het grafelijk gezag in Vlaanderen na de dood van Arnulf de Eerste, Bijdragen tot de geschiedenis en oudheidkunde, Gent.
  • DUPAE E. 2010: Een eerste beschrijving van de vroegere en huidige vegetatie van het bijzondere grasland vlakbij de Zwarte vijver in het Provinciaal Domein Nieuwenhoven (Sint-Truiden), VIO-ecologie, dd. 7 mei 2010 – 8 november 2010, onuitgeg. verslag VLM, S.l.
  • GERITS J. 1993: Het Mariabeeld van ‘Cortenbosch’, Kortenbos vroeger en nu: Bijdragen tot de geschiedenis en de heemkunde, Kortenbos.
  • GOOSSENS E. 2007: Toelichting bij de Quartairgeologische kaart: 33 Sint-Truiden, Vlaamse overheid, dienst Natuurlijke Rijkdommen.
  • GRAUWELS J.; VAN DER EYCKEN M. 1993: Regestenlijst van de oorkonden van de benediktijnerabdij van Sint-Truiden (7 april 741-7 april 1360), (RA Hasselt, toegangen in beperkte oplage), Brussel.
  • HANSAY A. 1899: Etude sur la formation et l’organisation économique du domaine de l’abbaye de Saint-Trond depuis les origines jusqu’à la fin du XIIIe siècle, Université de Gand. Recueil de travaux publiés par la Faculté de Philosophie et Lettres 22, Gent.
  • LAVIGNE E. 1996: Kroniek van de abdij van Sint-Truiden.Gesta abbatum Trudonensium, 1 : 628 – 1138, Maaslandse monografieën 43.
  • MARTENS J. & ZOETE A. 1971: Regestenlijst der oorkonden van de Benedictinessenabdij te Nonnemielen bij Sint-Truiden, Rijksarchief te Hasselt: Inventarissen 12, Brussel.
  • NIJSSEN R. 2013: Van grote en kleine komaf. Onderzoeksgids voor de geschiedenis van de kasteelbewoners van Haspengouw: Nieuwerkerken, Sint-Truiden.
  • NIJSSEN R. & VAN LAERE R. 2005: Kastelen op papier: aquarellen van Limburgse kastelen uit de eerste helft van de negentiende eeuw, Wijer.
  • PACQUAY J. 1909: Les ventes de l’ abbaye de Saint-Trond, Bulletin de la société scientifique et littéraire du Limbourg 27, 295-310.
  • PACQUAY J. 1928: Les ventes des abbayes limbourgeoises, Bulletin de la société scientifique et littéraire du Limbourg 42, 25-52.
  • PACQUAY J. 1929: De verkoop van domeingoederen in Limburg tot aan ‘t Concordaat, Bulletin de la société scientifique et littéraire du Limbourg 43, 57-81.
  • PIEYNS-RIGO 1976: Abbaye de Saint-Trond, Monasticon belge VI: Province de Limbourg, Luik.
  • PIOT C. 1870-1874: Cartulaire de l’abbaye de Saint-Trond, 2 dln., Commission royale d’Histoire. Collection de chroniques belges inédites 14, Brussel.
  • RENES H. 1991: Oude visvijvers in Zuid-Limburg, Bulletin Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond 90, 115.3, 85-97.
  • SCHOTSMANS E. 1997: Het nieuwe bosgedeelte van het provinciaal domein Nieuwenhoven in: Kortenbos. Vroeger en nu. Bijdragen tot de geschiedenis en de heemkunde, Kortenbos.
  • SIMENON G. 1908: Notes pour servir à l’histoire des paroisses qui dépendaient de l’abbaye de Saint-Trond, Bulletin de la Société d’Art et d’Histoire du Diocèse de Liège 17.
  • SIMENON G. 1912: L'organisation économique de l'abbaye de Saint-Trond depuis la fin du XIIIe siècle jusqu'au commencement du XVIIe siècle, Académie royale de Belgique. Classe des lettres et des sciences morales et politiques et classe des beaux-arts. Mémoires. Collection in-8°; 10,2, Brussel.
  • Sint-Truiden: werken aan de visvijver van Nieuwenhoven, artikel in website Limburgnieuws.be, http://www.limburgnieuws.be/sttruiden/1412583160-werken-aan-visvijver-nieuwenhoven-a.html (geraadpleegd op 21 oktober 2014).
  • S.n. 1890: Beschrijving van abdijen, kloosters en kastelen als domein verkocht tijdens de Fransche Republiek met de verkoopacten, De Maasgouw 12, 31 mei 1890, 11, 43-44; 12, 19 april 1890, 8, 32.
  • S.n. 2011: Op grond van Sint-Truiden. De kaartenatlas van de abdij van Sint-Truiden 1697, Limburgse studies 6, S.l.
  • S.n. 2013: Domein Nieuwenhoven kijkt naar de toekomst, Milieu en Natuur 15.3, 3-4.
  • STEVENS J. 1985: Landschapswandeling Nieuwenhoven, (Provinciaal natuurcentrum) Rekem.
  • STEVENS J. 1993: Het landschappelijk en natuurlijk patrimonium van Kortenbos in: Kortenbos. Vroeger en nu. Bijdragen tot de geschiedenis en de heemkunde, Kortenbos.
  • Studiegroep Omgeving 2000: Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Structuurplanning Sint-Truiden, (Onuitgegeven nota), Sint-Truiden, geraadpleegd op website op 25 november 2014, http://www.stro-o.be/files/CMS//r307-42_word6.pdf
  • VAN DER EYCKEN M. 1985: Het archief van de benediktijnerabdij van Sint-Truiden, 1: inventaris, Brussel.
  • VAN DER EYCKEN M. 2003: Inventaris archief Administratie van de Registratie en Domeinen departement Nedermaas en provincie Limburg: centrale directie, 1796-1839, Brussel.
  • VAN OIRBEECK E. 1993: Het park van het kasteel “De Engel”, Kortenbos. Vroeger en nu. Bijdragen tot de geschiedenis en de heemkunde, Kortenbos.
  • VAVEDIN E. 1993: Bosbeheer in het landgoed “Nieuwenhoven” tussen 1870 en 1970 in: Kortenbos. Vroeger en nu. Bijdragen tot de geschiedenis en de heemkunde, Kortenbos.
  • VAVEDIN E. 1997: De dikke eik wordt wodanseik in: Kortenbos. Vroeger en nu. Bijdragen tot de geschiedenis en de heemkunde, Kortenbos.
  • VERBOVEN H. 2006: De hoorn des overvloeds. Over landschappen en landgebruik op het abdijdomein van Herkenrode, onuitgeg. rapport in opdracht van de Stichting Vlaams Erfgoed en het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, Leuven.
  • VERHELST K. 1993: De domeingroep Halen. Een onderzoek naar de historisch-geografische, economische, politieke en religieuze structuren van de parochies Donk, Halen, Linkhout, Berbroek, Zelk, Schulen en Loksbergen tijdens de vroege en volle middeleeuwen, Het Oude Land van Loon 48, 3-187.

Auteurs:  Verboven, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Verboven H. 2014: Oud bos, kastelen en parken van Nieuwenhoven, Nonnemielen, Spinveld, Terkelen, Nieuwerkerken en Kortenbos [online], https://id.erfgoed.net/teksten/175898 (geraadpleegd op ).


Kastelen Nieuwenhoven, Terkelen, Nieuwerkerken en Kortenbos (Landschapsatlas 2001) ()

Van oudsher strekt zich ten noorden van Sint-Truiden een golvend, Haspengouws landschap van bouw- en weilanden uit, nu veelal ingenomen door fruitplantages, hier en daar met populieren omzoomd en afgewisseld met uitgestrekte maar ook kleinere oude bossen. Het beschreven landschappelijk geheel rond het centrale Nieuwenhoven wordt begrensd door de bebouwing van naburige dorpen en wegen - waar plaatselijk (soms omhaagde) hoogstamboomgaarden voorkomen - met een rijk en gevarieerd erfgoed: de dorpskern van Kortenbos, de kastelen van Nieuwerkerken en Terkelen, de hoeve Schorrebos.

Nieuwenhoven was één der belangrijkste landgoederen in de omgeving, sinds eind 13de eeuw hof van plaisantie en zomerverblijf van de abten van Sint-Truiden. Tijdens de 18de eeuw werd het hun vaste verblijfplaats en werd het huidig kasteel gebouwd. De hoeve dateert uit de 17de eeuw. Na de Franse bezetting werd het domein verkocht. In de 2de helft van de 19de eeuw volgden verbouwingen in Engelse neogotische stijl. De bakstenen gebouwen zijn sindsdien gegroepeerd rondom een binnenplaats die door een nieuwe vleugel in twee werd verdeeld: ten oosten aan de herenkant de geplaveide erekoer met rechthoekig centraal grasveld, ten westen aan de pachterskant het gekasseide erf met mesthoop. Achter het neerhof lag de ommuurde moestuin. Uit dezelfde periode stamt het riante park in landschappelijke stijl, dat voordien reeds evolueerde van een geometrische aanleg tot Engels park. Kasteel, hoeve en een deel van het park bleven privébezit, terwijl de bossen en landerijen, doorsneden door de Kelsbeek, door de provincie werden verworven en nu het Provinciaal Domein Nieuwenhoven vormen. Het private gedeelte is bereikbaar via de oorspronkelijke, westelijke toegang aan de Engelbamp. Vlakbij markeert een kapel de oude landweg naar Nieuwerkerken. Een nieuwe toegang werd rond 1878 aangelegd vanaf de Hasseltsesteenweg, waar ook een portierswoning werd opgericht. De gekasseide laan slingert zich door het domein en eindigt op het kasteelplein. Jong aangeplant als bruine beukendreef vormt zij nu de ingang naar het Provinciaal Domein. De pittoreske boswachterswoning werd als Natuureducatief Centrum ingericht. Ook andere, toenmalige aanhorigheden, zoals de Nieuwenhovenwinning en de huidige herberg 'Moeder Lambiek' aan de Engelbamp, vertonen de neogotische inslag. Het park rondom het kasteelcomplex, nu verwilderd en met sterk gereduceerd padenstelsel, gaat naadloos over in de omgevende, historisch stabiele loof- en naaldhoutbossen: Galgenbos ten noordoosten met aansluitend Mielenbos en Mierhoopbos, Kalverbos ten oosten en Kraaienbos ten zuidwesten. Enkele, al dan niet omhaagde, boomgaarden bleven bewaard of werden recent gerevaloriseerd; bij sommige wordt nog een barrier aangetroffen. Andere weilanden werden omgezet in laagstamplantages of populierenaanplantingen. Een grasveld bij het kasteel bleef als open plek bewaard evenals doorzichten ten noorden en oosten. De van oost naar zuid opeenvolgende vijvers zijn gedeeltelijk verland. Oudere grachten, restanten van een rotscascade maar ook een dichtgemetselde ijskelder zijn in het reliëf zichtbaar. Bij de verkoop aan de Provincie werden sommige onderdelen van het park doorsneden door de nieuwe eigendomsgrens.

Van het kasteel van Terkelen in het zuiden rest thans slechts een begin 16de-eeuwse, ronde hoektoren, die als folly in het omgevende landschapspark bleef staan. Het pittoreske park aan weerszijden van de oude kasteelgracht - ongeveer 14 ha groot - is dendrologisch waardevol. Een noordoostelijk lopend pad verbindt een langgerekte sliert bosjes. Vanaf de Engelbamp vertrekt een eikendreef, gedubbeld met een meidoornhaag en een jonge aanplant van beuk, naar het voormalig kasteel en de dienst- en hoevegebouwen, nu in gebruik als fruitbedrijf. Vlakbij komen de restanten van de voormalige moestuin, verschillend hekwerk en een dienstgebouwtje met fazantenkwekerij voor.

Op de Schorrebosberg in het westen staat de hoeve Schorrebos, een gesloten geheel uit 18de-19de eeuw rond een rechthoekig, gekasseid erf. Eromheen liggen de restanten van een herenboerenparkje, een ommuurde moestuin en een grote, deels omhaagde boomgaard. Van de ten noorden lopende Kelsbeek vertrekt een rechte kanaalvormige vijver, die eindigt op ronde waterbekkens, afgeboord met bomenrijen.

In de noordwestelijke buurgemeente Nieuwerkerken ligt het gelijknamige kasteel aan de rand van het dorp tegen recent bebouwde verkavelingen. Het is een gesloten en omgrachte hoeve uit de 17de en 18de eeuw. Een oprijlaan met kapel erlangs verbindt het indrukwekkend geheel met de straat. In de nabijheid worden de landbouwpercelen en verderop ook de loop van de Raasbeek begrensd door bomenrijen, houtkanten en een enkel bosje.

Oostelijk tegen Nieuwenhoven is het druk bezochte Kortenbos als bedevaartsoord ontstaan langs de weg naar Hasselt. De barokke basiliek van Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart, het kasteel met bijhorend parkbos, de pastorie aan de overzijde van de Hasseltsesteenweg, de hoeves en hun landerijen zijn bepalend voor het straatbeeld en het omgevende landschap. Het kasteel ontstond uit het voormalig pelgrimshotel ‘De groeten engel’, later door de abdij van Averbode ingericht als rectoraat. Thans vormt het een complex geheel van gebouwen rond een gekasseide binnenplaats. Erachter ligt een tuin - met paviljoen - die aansluit bij het oudere landschapspark met vijver en bos. Het middelste van de drie onderling verbonden bospaden liep eertijds noordwestelijk door in een bos aan de overzijde van de straat. De imposante, 18de-eeuwse vierkanthoeve Kasselaar langs de Kozenstraat is vergezeld van een herenboerenparkje met grasveld en bomengordel.


Bron: Ankerplaats 'Kastelen Nieuwenhoven, Terkelen, Nieuwerkerken en Kortenbos'. Landschapsatlas, A70057, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2001: Oud bos, kastelen en parken van Nieuwenhoven, Nonnemielen, Spinveld, Terkelen, Nieuwerkerken en Kortenbos [online], https://id.erfgoed.net/teksten/163090 (geraadpleegd op ).


Valleien van Cicindria en Melsterbeek tussen Sint-Truiden en Melsteren ()

Verschillende gehuchten hebben van oudsher gefungeerd als landelijk gebied buiten en tegen de stad Sint-Truiden. Het beschreven landschappelijk geheel, aaneengeregen langs de Cicindria en de Melsterbeek, neemt nog steeds ruimtelijk een bijzondere positie in als buitengebied aan de noordelijke, oprukkende stadsrand.

Schurhoven is een oud gehucht, gelegen net buiten de vroegere stadswallen. In 1258 werd er het begijnhof Sint-Agnes gesticht naast de Cicindria. Van de monumentale, meerstenige bakstenen ommuring, waarbinnen de beek met bleekweide en boomgaard erlangs waren opgenomen, blijven alleen noordoostelijke en -westelijke restanten overeind. Het huidige plan beschrijft enkele straten en een rechthoekig, ruim plein, ingericht als grasveld met enkele Italiaanse populieren, rondom de kerk. In de noordhoek liggen het Godshuis en de kalkstenen waterput. De zuidoostzijde behield zijn oorspronkelijk uitzicht; de noordoostzijde en deels ook de noordwestzijde worden ingenomen door banale nieuwbouw (1957-72). De ingang van het hof bevindt zich aan de Schurhovensteenweg, aansluitend bij de portierswoning die nu deel uitmaakt van de gesloten begijnhofhoeve. De pastorie lag buiten het hof in de Poelstraat.

Aan de overzijde van de Cicindria is in een stuk ongerept landschap het kasteel Speelhof gelegen. Met de bouw ervan werd begonnen in 1585. Tot de Franse bezetting fungeerde het als buitenverblijf van de abten van de Sint-Trudo-abdij. In 1989 kocht de stad Sint-Truiden het aan en werd het ingericht als openbaar, stedelijk domein (ca. 11 ha). Het is een ommuurd en omgracht goed, bereikbaar via een dreef van lindes en paardekastanjes, en omgeven door boomgaarden, weiden en akkers. De ingang van het domein is vanaf de Speelhoflaan aangegeven door een breed toegangshek. De huidige, beschilderde bakstenen gebouwen (18-19de eeuw) omvatten een herenhuis met poortgebouw, stallingen en schuur, gegroepeerd rondom een rechthoekige, gekasseide binnenplaats met ovaal grasveld en bloemencorbeille in het midden. De alleenstaande vleugel aan het neerhof ten noorden werd ingericht als woonhuis en Afspanning ‘t Speelhof. Westelijk ligt een park in eenvoudige landschappelijke stijl, in feite een ruim grasveld met gevarieerde bomenrand en enkele solitairen, met noordelijk aansluitend een lustbos en boomkwekerij, overgaand in een strakker parkbos. De voormalige, ommuurde moestuin in het zuiden werd eveneens als grasveld ingericht. Het domein is bekend om zijn stinsenflora en herbergt ook heel wat klein historisch erfgoed: bruggen over de grachten, streekeigen barriers naar de fruitweiden, fraaie smeedijzeren hekken, een spitsboogvormige serre e.a. Recenter voorzieningen zijn stadsbanken, speeltuigen en verlichting.

Een noordelijker gehucht is Melveren, tussen de Diestersteenweg en de Hasseltsesteenweg en doorsneden door de spoorlijn naar Hasselt en de vroegere aftakking richting Borgloon. De landelijke omgeving is gedeeltelijk verloren gegaan door de toenemende bebouwing en de aanleg van een brede verbindingsstraat tussen voormelde wegen. Toch heeft het een vrij gave, historische dorpskern nabij de ongerepte samenvloeiing van Cicindria en Melsterbeek. De classicistische Salvator Mundi-kerk is gelegen in het midden van het kerkhof, gedeeltelijk ommuurd en aan de straatzijde afgesloten door een haag. Daar worden een merkwaardig grafmonument, grafstenen en gietijzeren grafkruisen aangetroffen met funerair-archeologische waarde. Vlakbij staan de voormalige, vroeg 18de eeuwse pastorie, later tot herberg omgebouwd, en het zogenaamde kasteel van Melveren, waarvan enkel herenhuis, inrijpoort en dwarsschuur resten. Dit laatste, evenals de latere, 19de eeuwse pastorie, bezitten historisch interessante en typische tuinen. Noordwestelijk van de dorpskern, over de spoorweg, bevinden zich de Hornemolen en het 19de eeuwse, neoclassicistische kasteeltje Menten de Horne met park. De gebouwen van de voormalige watermolen zijn gegroepeerd rond een onregelmatig erf en door een oprit, omgeven door boomgaarden, met de Diestersteenweg verbonden. De Melsterbeek werd er ca. 1965 gedicht. Ook het kasteel was door een vroegere dreef verbonden met de Diestersteenweg; de huidige oprit ligt aan de andere zijde. De kasteelhoeve werd in 1977 voor een groot deel door brand verwoest en gedeeltelijk gesloopt; ertegenover werden recente stallen gebouwd. Naast boomgaarden, weilanden met - rond de Melsterbeek - populierenrijen en enkele akkers wordt het bodemgebruik er bepaald door fruitplantages. Het landschap van bouw- en weilanden, boomgaarden en plantages van laagstamfruit strekt zich noordwestelijk langsheen de Melsterbeek verder uit tot de kastelen van Nonnen-Mielen en Spinneveld en de Metsterenmolen in het gehucht Metsteren, waar het bovendien een historisch stabiele percelering kent.

Het 18-19de eeuwse neoclassicistische kasteel van Nonnen-Mielen met zijn aanhorigheden (o.a. een wagenhuis) staat op de plaats van de voormalige benedictessenabdij Nonnen-Mielen, die in 1796 werd onteigend en verkocht. Van de vroegere abdijgebouwen blijft alleen de U-vormige hoeve met poortgebouw over. Achter de westelijke vleugel bevindt zich de ommuurde moestuin. Het monumentale geheel is deels omgracht en aan de westzijde door de Melsterbeek afgezoomd. Zowel kasteel als hoeve zijn vanaf de Diestersteenweg bereikbaar via een gekasseide platanendreef, aan de buitenzijde gedubbeld met een rij geknotte linden. Een tweede toegang loopt als kiezelweg parallel en ten oosten van de beek, naast de moestuinmuur en gaat over in de grote rondweg van het kasteelpark - in landschappelijke stijl uit begin 19de eeuw - met de tot vijver omgevormde gracht, bomengroepen en -singels op de grasvelden en weilanden, parkbos en boomgaarden. Op de percelen westelijk van de voormalige abdij werd later in de 19de eeuw een U-vormige boerderij gebouwd en, aan de oude weg van Sint-Truiden naar Rummen (Rummenweg), het nieuwe kasteel Spinneveld. Daarbij horen een ommuurde moestuin en pittoresk park, dat zich ten noorden en ten zuiden uitstrekt volgens drie zichtassen op het landschap, parallelel met het wegenpatroon. Ook hier bevindt zich verspreid over de hele omgeving klein historisch erfgoed zoals o.a. barriers, bruggen, hekwerk, muren, een fraai paviljoen.

Stroomafwaarts op de Melsterbeek ligt de watermolen met hoeve, een gesloten complex van bakstenen gebouwen met 17de eeuwse kern, gegroepeerd rondom een rechthoekig gekasseid erf, vroeger afhankelijkheid van de abdij van Nonnen-Mielen.

Ten zuiden wordt het geheel tenslotte begrensd door de boomgaarden en landerijen van De Nonnentap, een gesloten hoeve uit tweede helft 18de eeuw, gelegen in het aangrenzende gehucht Guvelingen.


Bron: Ankerplaats 'Valleien van Cicindria en Melsterbeek tussen Sint-Truiden en Metsteren'. Landschapsatlas, A70058, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Auteurs:  Van den Broeck, Myriam; Geyskens, Bart; Bats, Hubert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Van den Broeck M. & Geyskens B. & Bats H. 2001: Oud bos, kastelen en parken van Nieuwenhoven, Nonnemielen, Spinveld, Terkelen, Nieuwerkerken en Kortenbos [online], https://id.erfgoed.net/teksten/369648 (geraadpleegd op ).