erfgoedobject

De Zegge

landschappelijk geheel
ID
135371
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135371

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als erfgoedlandschap De Zegge
    Deze aanduiding is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld landschapsatlasrelict De Zegge
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap De Zegge
    Deze bescherming is geldig sinds

Beschrijving

‘De Zegge’ bestaat uit twee grote delen. Het noordelijk deel langs de Roerdompstraat is een erkend natuurreservaat dat oorspronkelijk bestond uit trilveen, rietvelden, open turfkuilen en elzenbroekbossen. Het is het enige restant van het ‘Geels Gebroekt’, een laagveengebied van meer dan 500 hectare dat zich uitstrekte ten noorden van de dorpscentra van Ten Aard en Sint-Jozef-Olen en ten zuiden van de Kleine Nete. Door een bijzonder harde actie kon ‘De Zegge’ bewaard blijven van een grootschalige ontginning van het Geels Gebroekt, waarbij kanalisatie, verbreding en uitdieping van de Kleine Nete en de omlegging en het afsluiten van een aantal bijriviertjes van de Kleine Nete een onomkeerbare verstoring van de waterhuishouding veroorzaakte in het laagveengebied.

Het zuidelijk deel van het gebied, tussen de perimeter van het natuurreservaat en het kanaal Bocholt-Herentals bleef in vergelijking met de onmiddellijke omgeving relatief gespaard van grootschalige landbouwontginning. De traditionele kleinschaligheid bleef er min of meer behouden. Houtkanten, bomenrijen, graslanden en typische kleine Kempische hoeves bepalen het beeld.

De oorspronkelijke structuur van het gebied wordt gevormd door de wisselwerking tussen de ondergrond, de bodem, het reliëf en de waterhuishouding. Deze ‘natuurlijke structuur’ is de vertrekbasis van alle latere ontwikkelingen van het gebied. De belangrijkste elementen van de oorspronkelijke structuur zijn: de zeer brede alluviale vlakte van de Kleine Nete; het stelsel van kleine waterlopen die alle in de Kleine Nete uitmonden; de veenvorming in de depressies met een uitzonderlijk dikke veenbodem als resultaat; de glauconiethoudende zanden in de ondergrond en de natte tot uiterst natte lemig zandgronden.

Fysische geografie

Geologie, geomorfogie en reliëf

Het geologische substraat in de provincie Antwerpen bestaat uit losse sedimenten van zand en klei. Door het proces van differentiële erosie werden de zandlagen afgevoerd en bleven de kleilagen als een heuvel in het landschap achter. Zo ontstonden binnen de provincie Antwerpen twee zogenaamde cuesta’s, de cuesta van de Klei van Boom in het zuiden van de provincie en een kleinere cuesta van de Kleien van de Kempen in het noorden. De beide cuesta’s verlopen oost-west en min of meer evenwijdig aan elkaar. Tussen de cuesta’s komt een zeer uitgestrekte depressie voor. Het middengedeelte van de provincie Antwerpen behoort hoofdzakelijke tot deze depressie. Geomorfologisch behoort De Zegge tot de depressie van de Schijn-Nete en is een laaggelegen gebied waar de topografie zich beneden de 20 meter situeert. Het laagste punt binnen het gebied bevindt zich op ongeveer 13 meter TAW (Tweede Algemene Waterpassing) en is gelegen langs de Roerdompstraat (noordelijk). In zuidelijke richting neemt het reliëf langzaam toe tot net geen 18 meter TAW in de nabijheid van het kanaal.

De alluviale vlakte van de Kleine Nete, waarin de Zegge gelegen is, heeft ter hoogte van het gebied een uitzonderlijke breedte van meer dan 2 kilometer, waarin de Nete en haar bijbeken in het Holoceen een pakket zandig materiaal (zand, lemig zand en in mindere mate zandleem) afzette. In de lager gelegen kommen van de Netevallei vond veenvorming plaats.

De diepe ondergrond bestaat uit bleekgroene, grijsbruine en licht glauconiethoudende fijne zanden met paarse klei-horizonten en schelpen aan de basis van de Formatie van Kasterlee. Naast glauconiet bevatten deze zanden ook limoniet (een ijzerhydroxide) waardoor zich ter hoogte van De Zegge ijzeroer vormde. Het dikke veenpakket en de aanwezigheid van dit ijzererts werden later door de mens ontgonnen, waardoor kuilen, poelen en plassen werden gevormd.

Bodem

Een zeer groot deel van het actuele natuurreservaat (noordelijk deel) bestaat uit veengronden. Dit zijn bodems met een (diep)bruine tot zwarte kleur, die meer dan 30 procent organische stof bevatten en dikker zijn dan 30 centimeter. Het overige gedeelte van het natuurreservaat wordt gekenmerkt door natte tot uiterst natte zand- en lemig zandgronden die plaatselijk bedekt zijn met venig materiaal. De dikte van het veenpakket wisselt sterk binnen het gebied. Op sommige plaatsen heeft het veenpakket een dikte van nagenoeg 3 meter.

De bodems in het zuiden zijn hoofdzakelijk natte zand- en lemig zandgronden. Op bepaalde plaatsen hebben de beken nat zandleem afgezet. Ter hoogte van de verkaveling Mosselgoren in het westen van het gebied bestaat de bodem uit vochtige zandgronden.

Hydrografie en hydrologie

Zowel de oost- als westgrens van het gebied wordt gevormd door waterlopen: respectievelijk de Zeggenloop en de Larumse Loop. Beide waterlopen stromen van zuid naar noord en monden uit in de Kleine Nete. In het zuiden bevinden zich de Korte Goorloop en de Kleine Zeggenloop die in de Aardbeemdenloop uitmonden. Nog twee andere waterlopen, Strikbemdenloop en Sasloop zijn als bijbeken van de Larumse Loop belangrijk voor de waterhuishouding.

Sinds de ontginning van het 'Geels Gebroekt' in de periode 1955-1962 is de waterhuishouding essentieel voor het functioneren van landbouw en natuur in het gebied. De draineringswerken ten behoeve van de landbouw zorgde er voor dat het waterpeil in het natuurreservaat in deze periode drastisch daalde. Door het plaatsen van stuwen en pompen werd de situatie min of meer hersteld.

Naast de waterlopen zijn er verschillende waterplassen aanwezig. Ze zijn ontstaan door het graven naar turf en ijzererts, de aanleg van dijken rond het natuurreservaat en de aanleg van de Roerdompstraat. Langs het kanaal komen een aantal kleinere waterplassen voor. Ze doen veelal dienst als visvijver.

De permanente hoge grondwatertafel in het noorden van het gebied is essentieel voor het behoud van het natuurreservaat en laagveengebied.

Cultuurhistorie

Bodemgebruik

De Zegge kan naar bodemgebruik opgedeeld worden in twee grote eenheden. Het noordelijke erkend natuurreservaat 'De Zegge' is in beheer van de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen vzw en aansluitend enkele percelen in beheer van de terreinbeherende natuurvereniging Natuurpunt vzw en percelen in beheer bij het Agentschap voor Natuur en Bos van de Vlaamse overheid, verder 'Deelgebied 1: Het natuurreservaat De Zegge' of kortweg 'Het natuurreservaat De Zegge' genoemd. Het zuidelijk deel is hoofdzakelijk in landbouwgebruik met enkele percelen in natuurbeheer van Natuurpunt vzw en het Agentschap voor Natuur en Bos, verder 'Deelgebied 2: Het traditionele landbouwlandschap in de Kleine Netevallei' of kortweg 'Het traditionele landbouwlandschap in de Kleine Netevallei' genoemd.

Het natuurreservaat De Zegge

Historiek

Op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Graaf de Ferraris (1771-1777) bestaat het gebied ten zuiden van de Kleine Nete uit moerassige graslanden dat ter hoogte van het huidige natuurreservaat overgaat in onbegaanbaar moeras. Opvallend zijn de grote stukken open water in een grillig patroon met houtopslag op de oevers. Waarschijnlijk zijn dit in gebruik genomen turfputten met opschietend hout op de uit turf gemaakte exploitatiedammetjes. De brede alluviale vlakte van de Kleine Nete ligt ingebed in een uitgestrekte heidevlakte, de Benen Heyde ten zuiden en de Hooge Heyde ten noorden van de Kleine Nete. Zoals de naam aangeeft is deze laatste hoger gelegen en wordt ze vooral gekenmerkt door opgestoven zandduinen met in de depressies grote waterplassen en vennen. Ten westen van de huidige Zeggendijk wordt Cse Segen vermeld, bestaande uit twee gebouwen. Op kaarten van latere datum is van deze pachthoeve niets meer terug te vinden.

De kaart van Vandermaelen (1854) zijn waterlopen en plassen (kuilen) zorgvuldiger ingetekend. Zichtbaar zijn de meanderende Larumseloop, de Strikbemdenloop, de Korten Loop (huidige Korte Goorloop), de Korte Legger Loop (huidige Korte Zeggeloop) en de Legger Loop (huidige Zeggeloop). Deze waterlopen doorkruisen het gebied van zuid naar noord, om verderop in de Kleine Nete uit te monden. De rechthoekige plassen en kuilen zijn op één uitzondering na geconcentreerd tussen de Korte Zeggeloop en de Zeggeloop. Een beperkt aantal exploitatiewegen naar de putten zijn ook te zien. Het kanaal Bocholt-Herentals (ook Kempisch kanaal of Maas-Scheldekanaal genoemd) staat op de kaart aangeduid. De aanleg ervan dateert van 1843 en was oorspronkelijk bedoeld om een verbinding te maken tussen de Maas en de Schelde. Ter hoogte van De Zegge maakt het een eigenaardige zuidwaartse knik, vermoedelijk omwille van de te drassige ondergrond ter hoogte van De Zegge.

De topografische kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (1869 en 1909) geven nagenoeg hetzelfde beeld. Een belangrijk nieuw element is het verschijnen van minstens twee gebouwen langs de huidige Zeggendijk met acht naast elkaar liggende vijvers ten westen ervan, op de kaart aangeduid als Etablissement pour l’éleve des Sangsues: een kwekerij van medicinale bloedzuigers. De meeste turfkuilen bevinden zich nog steeds in het oosten van het gebied met een uitbreiding van de exploitatie naar het westen. In plaats van de benaming (Korte (n)) Leggenloop wordt nu de benaming (Korte(n)) Seggenloop gehanteerd. Op de kaart van 1909 zijn de gebouwen langs de Zeggendijk geïntegreerd tot één langgerekt gebouw en de kweekvijvers verdwenen.

De topografische kaart van het Militair Geografisch Instituut uit 1966 geeft een ander beeld van het huidige natuurreservaat. Het grote aantal plassen van voorheen is gereduceerd tot een drietal plassen in het Vogelreservaat: een relatief grote plas ten oosten van het verlengde van de huidige Korte Goorloop en twee smalle plassen evenwijdig met de huidige Roerdompstraat, die nieuw is in het gebied. Waterlopen zijn rechtgetrokken en verlegd. De grootste veranderingen hebben plaatsgevonden buiten dit gebied: de Kleine Nete is rechtgetrokken, een netwerk van ontwaringssloten is aangelegd, nieuwe boerderijen verschijnen langs de Roerdompstraat,... Het orthofotoplan uit 1971 is nagenoeg gelijk aan de topografische kaart van 1966 met de bemerking dat meer langwerpige plassen (voormalige turfkuilen) zichtbaar zijn, voornamelijk in het noordwesten van het gebied. Er verschijnen ook meer open plekken in het ‘beboste’ gebied.

In het beschermingsdossier van De Zegge (M. De Borgher, 1983) wordt volgende beschrijving gegeven: “Het leven van de Kempense boer was volledig afgestemd op zijn omgeving, op de heivlakten en het laagveen in het dal van de rivier. Op de heide werden de schapen gehoed; een telling die in 1829 in Geel gehouden werd, kwam op een aantal van 1200 schapen. De moerassige hooilanden van het rivierdal werden twee maal per jaar gemaaid. Dit hooi van harde grassen en zeggen was natuurlijk geen al te best hooi, en werd al naar gelang de kwaliteit, gebruikt als veevoeder voor de op stal staande koeien, of als strooisellaag, samen met de afgeplagde hei in de potstallen. Dit maaien leverde echter niet alleen hooi, maar was tevens zeer belangrijk voor het in stand houden van de grote verscheidenheid in die hooilanden en van de hooilanden zelf. Jonge opslag werd immers steeds afgemaaid;, waardoor bosvorming verhinderd werd. Waar sporadisch toch een elzenbos de kans kreeg tot ontwikkeling te komen, werd het regelmatig gekapt en werd het hakhout gebruikt voor de verwarming van de Kempische boerderijtjes. Maar hout was er niet in voldoende mate aanwezig, om te kunnen voorzien in de energiebehoefte van de plaatselijke bevolking. Als alternatieve brandstof werd dan ook turf gebrand. Turf werd gestoken, of beter gezegd, werd geschept in de plassen gelegen in de depressies van de alluviale vlakte. Met speciaal daartoe vervaardigde cirkelvormige schraapijzers, voorzien van een net om de moer of klod op te vangen en bevestigd aan een lange stok (turfzak of baggerzak), werd naar turf gebaggerd tot op een diepte van 1 à 2 meter. De turf werd op de dijken (legakkers) te drogen gelegd en eens opgedroogd, werd hij in stukken gesneden en als blokken opgestapeld om nog droger te worden, totdat ze klaar waren voor gebruik. Eenmaal de kuil leeg gebaggerd, liet men hem aan zijn lot over en was hij onderworpen aan de verschillende stappen van de natuurlijke verlandingsreeks. [...] In tegenstelling met turf, wordt het zogenaamde 'gruis' of 'ijzersteen' wel met de spade gestoken. Deze limoniet- en glauconiethoudende zanden, werden in door paarden getrokken karren, van de delfplaats in het moeras over de smalle paden naar het kanaal gevoerd, om ingescheept te worden met bestemming voor het Ruhrgebied in Duitsland. Na het delven van de limoniet werden de ijzerputten, die doorgaans minder diep waren dan de turfputten, terug opgevuld met het niet-ijzerhoudend zand, dat eerder van boven de ijzersteen was afgegraven. Limoniet werd in het Zegge-gebied onder andere gedolven in het Kruysenbroek, in de 'Rosse Put' en in het Neer Goor. Het laatste schip, volgeladen met ijzersteen, vertrok in 1933. Het merendeel van de plassen en dijken, die we nu nog terugvinden in het natuurreservaat, danken hun ontstaan aan één of meerdere van bovenstaande activiteiten. Als we de kadastrale kaart bekijken zien we een ingewikkelde gebied met vele langgerekte percelen. Hierin zijn vele hooilandjes, legakkers, grachten, dammen en pet- of trekgaten aanwezig. Dit alles is het resultaat van het harde leven van de boerenbevolking, die dankzij bitter zwoegen in leven kon blijven. [...]

Het einde van de Tweede Wereldoorlog kondigde voor het Zegge-gebied grote veranderingen aan. Dit begon reeds in 1946, toen het Zegge-gebied door twee 'Heren' werd opgekocht als jachtgebied. Deze nieuwe eigenaars hadden helemaal geen directe behoefte aan de natte hooilanden of aan de rietvelden. Zo komt het, dat vanaf dit moment praktisch alle menselijke bedrijvigheden in het Zegge-gebied werden nagelaten. Het verzuimen van de traditionele beheersmaatregelen had als rechtstreeks gevolg, dat de zo typische laagveenvegetaties met hier en daar een eenzame struik, langzaam maar zeker vervangen werden door de climaxvegetatie van de veenserie, namelijk het elzenbroek. Factoren die ook een belangrijke rol speelden bij de afname van menselijk ingrijpen, waren de afvloeiing uit de landbouw en de opkomst van nieuwe producten en machines. In een grootschaliger maatschappij, met een steeds verdergaande mechanisering, was er geen plaats meer voor kleinschalige werkzaamheden, zoals deze in het Zegge-gebied hadden plaatsgevonden. Het gevolg hiervan was, dat de eens zo grote differentiatie steeds verder nivelleerde.

Verontrust door deze negatieve invloeden, besloot de K.M.D.A. in 1952 50 hectare van het Zegge-gebied aan te kopen. Dit gebied bestond toen uit een langwerpige strook, gelegen ten oosten van de Kleine (Korte) Zeggeloop. Van deze 50 hectare bestond 35 hectare uit met elzenbegroeid laag veengebied en 15 hectare was weiland; 15 hectare hiervan werd later opnieuw verkocht. In 1955 werd door de zogenaamde 'Kleine Landeigendom' (de 'Nationale Maatschappij voor den Kleine Landeigendom is de voorloper van de huidige Vlaamse Landmaatschappij (VLM)) bekend gemaakt dat het gehele Geels Gebroekt, inclusief het natuurreservaat, in cultuur zou worden gebracht. Er werd evenwel heftig geprotesteerd, met als gevolg dat de Kleine Landeigendom verplicht werd het reservaat te respecteren en het waterpeil daarin te garanderen. Positief waren de resultaten in 1957, toen 18 hectare ten noorden van de geplande Roerdompstraat, werden geruild tegen 25 hectare, die in het westen aan het reservaat werd toegevoegd. De ontginning van het Geels Gebroekt, uitgevoerd door de Kleine Landeigendom, was toen al in volle gang en zou tot 1962 duren. Een onderdeel hiervan was het kanaliseren (rechttrekken, uitdiepen en indijken) van de Kleine nete, hetgeen in 1960 was voltooid. De ontginning van het Geels Gebroekt wordt dan ook terecht gebrandmerkt, als een bijzonder zwarte bladzijde in de natuurgeschiedenis van de Kempen. Al deze werkzaamheden hadden natuurlijk grote invloed op de waterhuishouding in het reservaat. Zo werd de verlanding als gevolg van het gedaalde waterpeil sterk versneld. Tevens vond er een sterke eutrofiëring plaats, met als gevolg een sterke uitbreiding van het Liesgras (Glyceria maxima), hetgeen de verlanding eveneens stimuleerde. Een verdere uitbreiding van het reservaat vond plaats in 1973 door de aankoop van 42,17 hectare, gelegen in de Agterste en Voorste Strikbemden, het Neer Goor, de Kempen, het Kruysenbroek en de Kawaert. Dit was mogelijk omdat de Nationale Landmaatschappij had besloten het overige laagveengebied niet verder te ontginnen. Twee jaar later deden zich echter minder positieve ontwikkelingen voor. De waterhuishouding in De Zegge werd nogmaals verstoord, door een nieuwe verbreding van de Kleine Nete, tussen het Zegge-gebied en Herentals. Hierbij werd niet in het minst rekening gehouden met de zware gevolgen voor het reservaat. Om het laagveenmoeras nog te redden, moest het waterpeil worden verhoogd naar het vroegere peil. Uit een grondig onderzoek bleek, dat zonder de minste invloed op de omliggende landbouwgronden, het water in de afvoergracht kon worden gestuwd. Ter hoogte van de Rosse Put werd de stuw geplaatst, waardoor het herstel van De Zegge weer kon beginnen. In 1976 werd een elektrische waterpomp geplaatst van 2 kubieke meter per minuut, in 1981 werd een tweede van 3 kubieke meter per minuut in gebruik genomen. In 1970 werd het biologisch station gebouwd. Hiervan doet een gedeelte dienst als bezoekerscentrum. Sinds 1970 worden er, met name door vrijwilligers, vele beheerswerken uitgevoerd. Ze hebben als doel het herstel van het historisch landschap, waardoor ook fauna en flora terug de kans krijgen zich in gunstige voorwaarden te ontwikkelen.”

Na 1973 werden nog meerdere waardevolle percelen aangekocht door de K.M.D.A. In 1993 kwam een samenwerking tot stand met de Wielewaal v.z.w. (nu Natuurpunt v.z.w.) die de terreinen in eigendom rond De Zegge (3,88 hectare) ter beschikking stelde van het reservaat. Het eigendom van het Agentschap voor Natuur en Bos in de bufferzone rond De Zegge groeide, buiten de aankopen voor het nabijgelegen natuurreservaat De Mosselgoren, aan tot meer dan 10 hectare. Enkele eigenaars van percelen tegen De Zegge, die de redding van een deel van het Geels Gebroekt waarderen en een hart hebben voor de natuur, stelden het beheer van hun eigendom ter beschikking van De Zegge. De totale oppervlakte van het beschermd en beheerd natuurgebied bedraagt hierdoor bijna 110 hectare.

Voor zover bekend is er in dit gebied zelf nooit archeologisch onderzoek verricht. Zowel stroomop- (Kasterlee-Retie) als stroomafwaards (Nijlen) zijn er reeds heel wat vondsten aangetroffen in de vallei van de Kleine Nete. In Nijlen is gebleken dat de fluviatiele sedimenten de sites heel goed kunnen bewaren en voor afgedekte en goed dateerbare contexten kunnen zorgen. Mogelijk zou onderzoek heel wat steentijdsites kunnen opleveren.

Ook op het vlak van paleo-ecologie is er niets bekend over de Zegge. Wellicht is er een groot potentieel aan laatglaciale en holocene afzettingen. Voor de instandhouding van het bodemarchief is een heel hoge grondwatertafel nodig. Het continue pompen van water in het omliggende landbouwgebied geeft aanleiding tot verdroging en oxidatie van het veen.

Huidig bodemgebruik

Vandaag is het natuurreservaat, door zeer actief en intens dagelijks beheer sinds 1970, geworden tot één van de pareltjes van een laagveengebied in West-Europa. In het zuiden van het natuurgebied en van daaruit in hoefijzervorm rond het centrum bestaat het natuurreservaat uit struwelen en bosjes met eik, berk, wilg, zwarte els en sporkehout. Op plaatsen waar de bosontwikkeling (werd) wordt tegengehouden ontstaan soortenrijke hooilanden en heideterreintjes. Het centraal en noordelijk gedeelte van het reservaat is lager gelegen en daar bevinden zich natte graslanden, elzenbroekbossen, drijftillen, trilvenen en laagveenmoerassen. De Zegge bestaat uit een groot deel open water: enkele grote plassen en talrijke kleinere veelal langwerpige poelen. Het waterpeil wordt geregeld door het plaatsen van stuwen en het binnenpompen van oppervlaktewater om het waterpeil voldoende hoog te houden. De waterpartijen herbergen verschillende uiterst zeldzame planten en dieren. Zo komt het waterlepeltje en moerashertshooi er massaal voor. In de lente en zomer is de rijkdom aan verschillende soorten een lust voor het oog. Holpijp, egelskop, waterdrieblad, pijlkruid, grote boterbloem, wateraardbei, waterlelie, loos blaasjeskruid, pilvaren zijn maar enkele van de velen. Waterral, aalscholver, blauwe reiger, dodaars en ijsvogel zijn jaarlijkse broedvogels. In de herfst en winter maakt de grote zilverreiger gebruik van dit schitterend biotoop. De rietvelden zijn dan weer goed voor onder andere kleine karekiet en rietgors.

Aan de vele verschillende soorten zegge die hier voorkomen, heeft het natuurreservaat 'De Zegge' zijn naam te danken. Ook verschillende veenmossen zijn kenmerkend voor de laagveenmoerassen. Een greep uit de typische soorten van De Zegge: draadrus, blauwe knoop, gevlekte orchis, klimopklokje, tormentil, bosbies, grote ratelaar, koningsvaren en veenpluis. Op de drogere graslanden worden Konikpaarden ingezet bij het beheer. De vochtige graslanden in combinatie met de waterpartijen zijn een ideaal biotoop voor de ringslang, een uiterst zeldzaam reptiel.

Een belangrijke oppervlakte van het natuurgebied is bedekt met struwelen en bossen. Het eindstadium van de natuurlijke verlandingsreeks van een laagveengebied is het elzenbroekbos. Het elzenbos in De Zegge ontwikkelt zich zowel op vaste ondergrond als op zompige onbegaanbare gronden en op zompig veen en vlottend trilveen. De bossen vormen rust- en broedgebieden voor vier soorten spechten: zwarte specht, groene specht, grote bonte specht en kleine bonte specht. Ook grote roofvogels als buizerd, havik en wespendief vinden er een rustige nestelplaats.

Het traditionele landbouwlandschap in de Kleine Netevallei

Historiek

Op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Graaf de Ferraris (1771-1777) valt meteen het onderscheid op tussen de moerassige graslanden ter hoogte van het huidige natuurreservaat en de moerassige graslanden omzoomd door houtkanten (wellicht ook houtwallen) naast de waterlopen ten zuiden van het huidige natuurreservaat. Buiten de Worfthoeve, die zich ten oosten van de Zeggendijk bevindt, is er geen bebouwing aanwezig. Een volledig met hagen omzoomd akkercomplex bevindt zich ten zuiden van de Worfthoeve. Ten noorden van de hoeve bevindt zich een aangesloten complex van natte graslanden die door middel van houtkanten en/of hagen van elkaar gescheiden zijn. Als buffer naar het meer naar het oosten gelegen heidegebied fungeert een smalle bosgordel.

Op de meer gedetailleerde kaart van Vandermaelen (1854) zijn in het zuiden van het gebied een aantal wegen zichtbaar, die omgeven zijn door een aantal kleine heideveldjes. Er is nog steeds geen bebouwing aanwezig. Het kanaal Bocholt-Herentals (ook Kempisch kanaal of Maas-Scheldekanaal genoemd) staat op de kaart aangeduid. De aanleg ervan dateert van 1843 en was oorspronkelijk bedoeld om een verbinding te maken tussen de Maas en de Schelde. Ter hoogte van De Zegge maakt het een eigenaardige zuidwaartse knik, vermoedelijk omwille van de te drassige ondergrond ter hoogte van De Zegge.

Op de topografische kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (1869 en 1909) blijft het door houtkanten omgeven beemdenlandschap behouden. Op de kaart van 1869 verschijnt in het zuidoosten een eerste hoeve. In 1909 zijn het er al vijf.

De topografische kaart van het Militair Geografisch Instituut uit 1966 toont het nog steeds fraaie compartimentenlandschap in het zuidelijk deel van het gebied. Het aantal gebouwen (kleine hoeves en bijgebouwtjes) is toegenomen tot meer dan 20, waarvan een zevental langs het kanaal. De hoeves zijn meestal omgeven door een beperkte oppervlakte akkerland.

Het orthofotoplan uit 1971 geeft eenzelfde beeld. In aanvulling met de vorige kaart zijn een aantal vijvers te zien langsheen het kanaal. Deze luchtfoto toont ook een begin van schaalvergroting van de percelen door het verdwijnen van houtkanten, bomenrijen en/of hagen.

Op het orthofotoplan van 1990 valt de verdere kaalslag van de lineaire landschapselementen op. De ruilverkaveling Geel—Rundsvoort, goedgekeurd in 1986, laat zich opmerken: een verdere schaalvergroting van de percelen en de verdere ontsluiting van het gebied door typische betonnen ruilverkavelingswegen. De bouwverkaveling van Mosselgoren scheidt voortaan de open landschappen van De Zegge en De Mosselgoren.

Huidig bodemgebruik

Een vergelijking van de recente luchtfoto van 2007 met de luchtfoto uit 1990 toont geen grote verschillen meer in de structuur van het gebied. Naast de schaarse bebouwing vallen de kronkelige landelijke wegen en het (aangetaste) netwerk van kleine landschapselementen. Langs het kanaal komen enkele kleinere waterplassen voor. Van de in het verleden voorkomende noord-zuid georiënteerde percelen blijft niets meer over. Het deelgebied is hoofdzakelijk in (professioneel) landbouwgebruik.

  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven in 1845-1855, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven in 1846-1854, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Eerste editie, Krijgsdepot, uitgegeven in 1865-1880, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Tweede editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1880-1884, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1889-1900, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Herziening derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1900-1930, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1928-1950, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Geografisch Instituut, uitgegeven in 1949-1970, schaal 1:25.000.
  • Aero Survey. 1971: Orthofotoplan, schaal 1:10.000, kaartblad 16/b/7 (Lichtaart) en 16/b/8 (Geel).
  • Eurosense. 1990: Orthofotoplan, schaal 1:10.000, kaartbladen 16/4/3 (Kasterlee (Lichtaart)) en 16/4/4 (Geel(Geel)).
  • DE BORGHER M. 1983: Voorstel tot rangschikking als landschap “De Zegge”, s.l.
  • DECKX R. 1986: Kroniek van de ruilverkaveling: Geel-Rundsvoort, Landeigendom 1986.467; 388-389.
  • GROEP PLANNING/SUM RESEARCH. 2006: Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Stad Geel, Geel.
  • HERMY M. & DE BLUST G. 1997: Punten en lijnen in het landschap, Brugge.
  • HOFKENS E. & ROOSENS I. (eds.). 2001: Nieuwe impulsen voor de landschapszorg. De landschapsatlas, baken voor een verruimd beleid, Brussel.
  • KENNES H., STEYAERT R., DE MEERLEER R. & HOFLACK M. 2002: Inventaris van het cultuurbezit in België: architectuur. 16n5: Provincie Antwerpen, arrondissement Turnhout, kanton Mol, Bouwen door de eeuwen heen, Turnhout.
  • MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, AFDELING MONUMENTEN EN LANDSCHAPPEN. 2002: Landschapskenmerkenkaart. Digitale Vectoriële bestanden, cd-rom, Brussel.
  • MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, AFDELING MONUMENTEN EN LANDSCHAPPEN. 2001: Atlas van de relicten van traditionele landschappen in Vlaanderen (Landschapsatlas), cd-rom, Brussel.
  • Provinciale Landschapskaart Antwerpen: Digitale inventaris van landschapselementen in de Provincie Antwerpen op basis van bestaande landschapsstudies en kaarten, Provincie Antwerpen, toestand 2009, verschillende schaalniveaus.

Bron: Aanduidingsdossier ankerplaats 'De Zegge te Geel', definitieve aanduiding 01/12/2011. Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Auteurs: Timmers, Eddy
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: De Zegge [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135371 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.